N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Alejandro Jodorowsky Drie cultfilms van de Chileense surrealist Alejandro Jodorowsky uit begin jaren 70 zijn weer in de bioscoop te zien. ‘El Topo’, de eerste acid western, stond aan de basis van de rage van ‘midnight movies’.
Het Parijse publiek had me het avondje wel op het Festival van de Vrije Expressie in mei 1965. De Chileense surrealist Alejandro Jodorowsky betrad in zwart leder een podium met auto’s en topless vrouwen. Sneed onder chaotische ketelmuziek twee geiten de keel door, plakte slangen aan zijn borstkas, kruisigde een kip. Vrouwen werden geschilderd, met honing overgoten, intiem geschoren. Ook werd nog een rabbi vermoord voordat Jodorowsky een enorme vagina inkroop voor zijn wedergeboorte. Ter afsluiting wierp hij babyschildpadjes in het publiek.
De beelden ogen nog steeds vrij schokkend, en de lijn van deze Parijse ‘happenings’ naar het trio cultfilms dat nu in 4K-versie terug is in de bioscoop is helder. Ook dat zijn freakhows vol seks, geweld, wreedheid jegens dieren, heiligschennis, amputatie en misvorming – met als bonus naakte jochies met groen geverfde plassers. Veel daarvan kan je nu problematisch noemen. Beschouw dit dus maar als uw ‘trigger warning’ mocht u ze gaan zien: Fando y Lis (1968), El Topo (1970), The Holy Mountain (1973).
Acid western
Jodorowsky’s doorbraak was het bloedige El Topo , een film waarvoor criticus Pauline Kael de term ‘acid western’ uitvond – net als de ‘revisionistische westerns’ kritisch over het vrije westen, maar met vertroebelde – of verlichte – blik door paddo’s of peyote. De film stond in 1971 aan de wieg van de ‘midnight movies’, waarbij een soort filmsekte ontstond rond een verguisde, verwarrende of schandalige film. Bij wijze van zwarte mis draaide die rond middernacht in een vaste zaal. Ware gelovigen keerden vele malen terug, liefst stoned. Verkleedpartijen en liedjes meezingen waren vaak een optie: zie The Rocky Horror Picture Show. Echte cultfilms dus.
El Topo was volgens het boek Midnight Movies het begin van die ‘beweging’. Eigenaar Ben Barenholz van bioscoop The Elgin, een verlopen zaal van 600 stoelen in Manhattan, zag hem in 1970 in het MoMA, noteerde dat het nette publiek boos fluisterend afdroop en boekte de film. Bij een avant-gardefestival in december 1970 kondigde hij aan ’s nachts El Topo te draaien, „a film too heavy to show in any other way”. De zaal zat al snel elke nacht vol. Andere bioscopen namen zijn idee over.
Levende legende
Alejandro Jodorowsky (94) is nog altijd in trek bij ‘edgy’ celebrities. In 2013 zegende hij het huwelijk van rockster Marilyn Manson en Dita von Teese in, Kanye West ging onlangs in Parijs op audiëntie. Jodorowsky was clown, regisseur, mimespeler, acteur, ‘psychomagisch’ therapeut, goeroe, tarotkaartlegger, schrijver van toneelstukken, scripts en strips zoals De Incal met Jean ‘Moebius’ Giraud. Maar voor alles is hij een energieke, humoristische fabulant. Als zoon van een joods-Russische handelaar uit Chili bekwaamde hij zich in 1953 in Parijs bij Marcel Marceau in pantonime; in 1962 was hij mede-oprichter van de ‘Panische beweging’, die het in zijn ogen kleinburgerlijk geworden surrealisme wilde oppeppen. Via een aan Antonin Artaud ontleend ‘theater van de wreedheid’ wilde Jodorowsky het publiek uit zijn zelfvoldane sluimer van de rede schudden met een shocktherapie van irrationele, bloeddorstige taferelen.
Op wereldtournee met Marcel Marceau bleef Jodorowsky in Mexico-Stad hangen, waar hij avant-gardetoneel en zenboeddhisme introduceerde. Film was de logische volgende stap: volgens surrealisten een wakende droom waarin plot of spanningsboog bijzaken waren. Daar kon je Jodorowsky’s film ook nauwelijks op betrappen. Het in zwart-wit opgenomen Fando Y Lis is eerder een mystieke queeste uit de rokende puinvelden van de bourgeoisie naar de mythische stad Tar; in de woestijn stuiten Fando en zijn halfverlamde geliefde Lis op een modderorgie, begraven vaders en moeders, bodybuilders, predikers, travestieten en boze dames met zwepen. Er is veel naakt, alsmede heiligschennis: bij de première in Acapulco ontsnapte Jodorowsky in 1968 verstopt in een auto ternauwernood aan een opgehitste menigte.
Panische pelgrimages
Opvolgers El Topo (1970) en The Holy Mountain (1973) zijn vergelijkbaar ‘Panische’ reizen door de woestenij van de ziel. El Topo plundert het visuele erfgoed van Dalí, Sergio Leone, Sam Peckingpah, Fellini en Russ Meyer naar hartelust. Jodorowsky rijdt als pistolero in zwart leder met zijn naakte zoontje Brontis voorop een uitgemoord Mexicaans dorp binnen, rekent af met drie moordenaars, castreert hun baas ‘de kolonel’, dumpt zijn zoontje bij een troep seksueel misbruikte monniken, vermoordt voor zijn maitresse vier verlichte meesters, sterft en wordt wedergeboren als zenmonnik in een grot vol freaks, vermaakt een Amerikaans westerndorp met pantomine.
Het is minder een plot dan een obstakelkoers naar spirituele groei, vol freudiaanse motieven, zelftherapie en willekeurige symboliek uit de grabbelton die later new age heette. Waarbij Jodorowsky de camera continu op zichzelf richt: hoewel hij het ego als obstakel ziet voor verlichting, is hij ook een onvermoeibaar zelfpromotor. Een contradictie, maar daar houdt hij van.
Opvolger The Holy Mountain was in 1973 weer zo’n pelgrimage: ditmaal nemen een dief en ‘De Architect’ (beide Jodorowsky) zeven machtshebbers op sleeptouw om het geheim van onsterfelijkheid te ontrafelen. De les: het draait om de reis, niet om de bestemming. Dat is niet heel diepzinning, maar Jodorowsky’s kracht schuilt niet in plot of diepgang maar in pakkende, schokkende en theatrale beelden. Die zijn altijd ‘far out’, zeker in nachtelijke wietdampen. Wat voor critici niet volstond: toen Vincent Canby van The New York Times in mei 1971 een kijkje nam bij El Topo in The Elgin zag hij slechts grove exploitatie van de tegencultuur. Pauline Kael van The New Yorker vond het een commerciële, nihilistische update van het surrealisme en constateerde een generatiekloof: de jeugd giechelde om het bloedige geweld dat ouderen de zaal uit joeg.
John Lennon
Je kan El Topo zien als doodsreutel van de hippiebeweging en als heraut van het Ik-tijdperk, met zijn individualistische verlichting en new age à la carte. Maar het verwijt van commercieel cynisme is onterecht. Ex-Beatle John Lennon, een habitué van The Elgin – hij woonde in 1971 om de hoek – tipte zijn manager Allen Klein om de rechten van El Topo te kopen en vroeg hem een miljoen dollar te steken in opvolger The Holy Mountain.
George Harrison zag af van een hoofdrol toen Jodorowsky weigerde een scène te schrappen waarin zijn anus ritueel wordt ingezeept. De dure, in Mexico met onbekende acteurs opgenomen film werd in Cannes kil ontvangen en verdween in het midnight-circuit, wat een verliespost betekende. Klein raakte met Jodorowsky gebrouilleerd toen die weigerde de potentieel lucratieve sm-pornofilm Histoire d’O op te nemen: hij nam zijn films serieuzer dan Klein dacht. De manisch ambitieuze poging om sf-roman Dune verfilmen liep evenwel uit op een miljoenenechec, zodat Jodorowsky’s ster in de filmwereld tijdelijk doofde: hij ging schrijven en tarotkaarten leggen. El Topo en The Holy Mountain kregen een legendarische status, al was het maar omdat ze door juridisch gesteggel tot begin 21ste eeuw nergens vertoond werden. Nu zijn ze weer te zien in al hun bizarre, afwisselend briljante en bloedsaaie glorie. U bent gewaarschuwd.