Joden zijn misschien uit de mode, maar blijf altijd herdenken

Dodenherdenking | Essay Wacht de Tweede Wereldoorlog hetzelfde lot als de Eerste? Dat je weet dat het is gebeurd, maar dat je er verder niets mee hebt? Laat dat niet gebeuren, schrijft Robert Vuijsje.


Illustratie Cyprian Koscielniak

Zelf was ik één keer eerder bij het Namenmonument aan de Weesperstraat in Amsterdam geweest, op de opening, toen alle Joodse aanwezigen direct na de plechtigheid naar het monument renden, op zoek naar hun eigen achternaam. Nu ging ik er eindelijk heen met mijn jongste zoon. Ook Samuel werd door mij gedirigeerd naar het einde van het alfabet, naar de V van Vuijsje.

Net als tijdens die eerste keer stond ik naar de namen te staren. De meeste waren bekend, ik wist wie de ouders van mijn opa waren en de andere familieleden die werden afgevoerd. En daar stond weer de verder voor mij onbekende Mietje Vuijsje-Van West vermeld, geboren in 1879 en 64 jaar oud geworden – ik herinnerde me wat er gebeurde toen mijn broertje en ik klein waren en die naam voor het eerst zagen. In Yad Vashem, te Jeruzalem, kon je in die tijd al je eigen achternaam opzoeken in de lange lijst van vermoorde Joden. Mietje Vuijsje, mochten we lachen om die naam?

Nu keek ik met een ernstig gezicht naar de naambordjes. Aan Samuel, die in het autismespectrum zit, probeerde ik duidelijk te maken dat deze mensen familie van ons waren. En dat de bakkerij van de ouders van mijn opa zich toevallig bevond op dezelfde plek waar wij nu stonden, in de Weesperstraat, voordat die totaal was verbouwd.

Voor zover je bij iemand zoals ik, geboren in 1970, zou kunnen spreken van een oorlogstrauma: ik hoop en vermoed dat mijn generatie Joden de laatste wordt die zo nadrukkelijk bezig is met de jaren 1940-1945. Wij groeiden nog op omringd door familieleden en anderen die de oorlog bewust meemaakten. Voor mijn kinderen is het meer iets uit een geschiedenisboek.

Waren dat tranen in mijn ogen? Goede vraag

En toen gebeurde het. Ineens riep Samuel, hij was 12, op vrolijke toon: „Hé, daar staat mijn naam.”

Hij wees naar een bordje met de naam Samuel Vuisje. Weliswaar gespeld met een i in plaats van een ij en dus waarschijnlijk geen directe familie, maar zoveel Vuisjes en Vuijsjes waren er niet – ook toen al niet. De theorie is dat de Vuisjes nog volkser waren dan de Vuijsjes en dus minder contact hadden met niet-Joden en een kleinere kans maakten op onderduik en overleving. Na de oorlog leefden er bijna geen Vuisjes meer.

Een paar seconden later vroeg Samuel: „Papa, waarom zeg je niks meer?” En waren dat tranen in mijn ogen? Goede vraag. Ik denk dat het kwam door de onschuldige, geen gevaar vermoedende wijze waarop Samuel vaststelde: hé, daar staat mijn naam. En door de jonge leeftijd van Samuel Vuisje.

Bij het Namenmonument wordt alleen de geboortedatum vermeld en de leeftijd waarop ze werden vermoord. Later zocht ik op dat Samuel Vuisje werd geboren op 5 februari 1941 in Amsterdam en vermoord op 6 juli 1943 in Sobibor. Ook Samuel Vuisje zal geen gevaar hebben gezien. Mijn gedachte was natuurlijk: als dit in Europa is gebeurd met Samuel Vuisje, wie geeft mij de garantie dat het Samuel Vuijsje niet zal overkomen?

En de volgende gedachte, bij het zien van al die namen, geboortedata en de leeftijden waarop ze om het leven werden gebracht, in mijn hoofd rekende ik uit dat het vooral 1942 en 1943 was geweest. Wat als je, net zoals Samuel Vuisje, niet verder bent gekomen dan 1943? Wat als, zoals geldt voor alle 102.000 namen die hier stonden vermeld, jouw kennis over de wereld niet verder reikt dan tot aan de Tweede Wereldoorlog, hoe zou je dan nu naar Nederland kijken?

Een ‘Joods-christelijke traditie’

Het gedachtenexperiment in mijn hoofd begon met: stel dat je in 1943 uit dit land bent gedeporteerd, met behulp van de gehele Nederlandse infrastructuur, om uiteindelijk vergast te worden, alleen omdat je Joods bent. Door een wonder zou je in staat worden gesteld een blik te werpen op dat zelfde land, tachtig jaar later. En je zou zien dat het hier tegenwoordig – vooral door politici, onder wie overigens nauwelijks Joden te bekennen zijn – volkomen vanzelfsprekend is om te beweren dat wij zogenaamd een ‘Joods-christelijke traditie’ hebben. Joodse feestdagen worden niet nationaal gevierd – in tegenstelling tot Hemelvaart en twee dagen voor respectievelijk Pasen, Pinksteren en Kerst – maar wij zijn een ‘Joods-christelijk’ land.

Wanneer je in 1943 op transport bent gezet en niet beter weet dan dat Joden hier wettelijk apart zijn gesteld van de rest van de bevolking, dan zou het toch een verbazingwekkende ontdekking zijn dat diezelfde Joden in Nederland tachtig jaar later niet alleen door het leven gaan als ‘gewoon wit’, maar ook nog breed worden gezien als ‘rijk’ en ‘machtig achter de schermen’.

Zelf kan ik al enige jaren een blik werpen op de redacties van kranten, tijdschriften, boekenuitgevers en radio- en tv-programma’s en daar tref ik zelden tot nooit een Jood aan, ook geen andere minderheden trouwens, maar toch zouden wij ‘de media controleren’.

Ik hoop en vermoed dat mijn generatie Joden de laatste wordt die zo nadrukkelijk bezig is met de jaren 1940-1945

Hoe zou ik aan zo’n vermoord familielid moeten uitleggen: oké, in 2023 hebben wij dus voetbalstadions en daar zitten aan de ene kant supporters met Israëlische vlaggen, dat is een land dat werd opgericht in 1948, en die noemen zichzelf ‘de Joden’, hoewel ze niet Joods zijn. Daadwerkelijke Joden vinden het erg onprettig dat deze fans zich ‘de Joden’ noemen, want ze weten dat het een tegenreactie oproept. Ondanks de ‘machtspositie achter de schermen’ luistert niemand naar de bezwaren van de daadwerkelijke Joden. Die zijn namelijk niet meer met zoveel. De tegenreactie bestaat eruit dat aan de andere kant van het stadion voetbalsupporters zitten die deze niet-Joodse ‘Joden’ wekelijks uitschelden met antisemitische krachttermen en scanderen dat ze ‘aan het gas’ moeten.

Nog even over die ‘Joods-christelijke’ traditie. Voor Samuel Vuisje of anderen die niet verder kwamen dan 1943: politici die deze term gebruiken, doen dat meestal om duidelijk te maken dat een derde godsdienst, de islam, dus níet bij de vaderlandse traditie hoort. In 1943 woonden er nog vrijwel geen moslims in Nederland en ook weinig andere moderne minderheden. Joden vormden het donkerste, meest exotische volk dat hier te vinden was. In Europa hadden we het rijk alleen, er bestonden nog geen andere buitenstaanders om de schuld aan te geven als het slecht ging.

Gediscrimineerde minderheid

Voor Joden die niet verder kwamen dan 1943 zou het een wonderlijke ontwikkeling zijn: in 2023 moeten wij onze positie als gediscrimineerde minderheid bevechten met bevolkingsgroepen die tachtig jaar geleden niet bestonden in Nederland, tenminste niet in dit deel van Nederland. Voor, tijdens en na de oorlog waren er hier niet meer smaken, die tijd is nu voorbij. Joden zijn uit de mode. Nu is het de beurt aan de verhalen van nieuwe slachtoffers. En wat nog het wonderlijkste is: het wordt ook echt beleefd als een strijd – om aandacht, prestige, subsidies wellicht.

Het is goed mogelijk dat Samuel Vuisje niet eens zo Joods werd opgevoed. Mijn eigen familieleden leefden niet religieus, woonden wel in een Jodenbuurt, maar werden pas echt Joods gemaakt door de nazi’s. Wat zou de identiteit van Nederlandse Joden zijn als er geen Holocaust had plaatsgevonden? Ik sluit niet uit dat het grootste deel, de niet-orthodox-religieuzen, zich een stuk minder Joods zou voelen.

In 2040, over zeventien jaar al, is het honderd jaar geleden dat de Duitsers hier binnenvielen. Tegen die tijd zal bijna niemand meer leven die het bewust heeft meegemaakt. Wordt de Tweede Wereldoorlog daarna een historisch feitje? Zoals de Eerste Wereldoorlog of de Tachtigjarige Oorlog: we weten dat het is gebeurd, maar niemand in Nederland voelt er een sterke persoonlijke verbinding mee? Of blijft in ieder geval mijn generatie nog vasthouden aan tradities zoals 4 mei, met daarin een voorname rol voor de Joodse slachtoffers, omdat we anders het gevoel hebben dat ons iets wordt ontnomen?

Voor alle Nederlanders die denken dat wij hier veilig zitten in West-Europa, misschien gebeurt het in Oekraïne, of een paar jaar daarvoor nog in wat toen Joegoslavië was, maar ons overkomt zoiets niet, voor hen zou ik alleen al als waarschuwend signaal zeggen: ja, altijd blijven doorgaan met 4 mei.