Advocaat Victor Hissel sloeg zichzelf tot „witte ridder” in de strijd tegen kinderporno. Maar in 2011 werd hij zelf veroordeeld voor het bezit van kinderporno, nadat zijn zoon had geprobeerd hem dood te steken.
Zoals vele Belgen had regisseur Joachim Lafosse (1975) gevolgd hoe Hissel opkwam voor de nabestaanden van de slachtoffers van Marc Dutroux; en had hij betraand voor de televisie zitten kijken hoe Hissel een brief voorlas tijdens de begrafenis van Julie Lejeune en Mélissa Russo. Hij verwoordde een landelijk trauma.
Misschien juist daarom werd de val van Hissel snel vergeten, zegt Lafosse. Te zwaar, te zeer verbonden met de zaak-Dutroux. Met Un silence bracht Lafosse de herinnering weer even naar boven. Zijn film fictionaliseert de dagen rondom de steekpartij in huize Hissel. Raphaël Schaar (Matthieu Galoux) vindt kinderporno op de computer van zijn beroemde vader: advocaat François Schaar (Daniel Auteuil). Zijn moeder Astrid (Emmanuelle Devos) blijkt al jaren een broos stilzwijgen te koesteren.
Joachim Lafosse, gezeten in een chique hotelkamer in Parijs, heeft geen vragen nodig om geïnterviewd te worden. Met minimale aansporing begint hij een betoog dat staat als een blok basalt – zijn tolk maakt haastig aantekeningen.
Hij begon met het werk aan zijn „meest zenuwslopende” film tot nu toe in 2016. Hij was al jaren geobsedeerd door de zaak Hissel. „Ik las er heel veel over. Vooral over de jongen. Hij groeide op in het oog van de media, met een vader die als held gezien werd. Toen kwam hij erachter dat zijn hele leven een contradictie is: hij wist niet wat anders te doen.”
Bourgeois-opvoeding
Waarom greep het verhaal Lafosse zo aan? Was het omdat hij zélf een bourgeois-opvoeding genoot? Hij kent de stilte van de burgerij, zegt hij: hoe het naarstig hooghouden van een reputatie kan leiden tot kil zwijgen. Maar het was met name de schaamte die Lafosse interesseerde.
„Ik heb zelf veel schaamte gevoeld. In 2008 maakte ik Elève Libre, een autobiografische film over hoe ik mijn seksualiteit ontdekte [met een privéleraar en met vrienden van zijn ouders]. Toen de film uitkwam, waren mijn kennissen en vrienden geschokt. Als ze mij op straat zagen, staken ze over. Ik schaamde mij kapot. De schaamte van de familie van de advocaat werd de sleutel van het verhaal.”
Aanvankelijk wilde Lafosse het perspectief van de zoon kiezen. „Er zijn genoeg films over monsters. Dit was een interessant perspectief. Maar toen werd ik gebeld door een kennis. Zij had Elève Libre gezien, nadat ze door iedereen was geadviseerd ’m niet te kijken. Ze schaamde zich dood: ze had het gevoel dat ze mij had moeten beschermen. Toen wist ik dat ik mij op de moeder moest richten.”
Un silence is zowel een morele als een neutrale film. Hij toont hoe een geheim het gezin vergiftigt terwijl de personages niet als monsters afgeschilderd worden. Lafosse: „De regisseurs die mij inspireren, hebben altijd een eigen moraal. Jane Campion, de gebroeders Dardenne. Ik heb die ook: ik wilde de reis van deze man laten zien zonder te wachten op de uitkomst van een rechtszaak. Zo laat ik zien wat het échte gezicht van perversie is. Een vriendelijk gezicht: de manipulator kan verleiden.”
De druk van stilte
Eén hotelkamer verderop zit actrice Emmanuelle Devos. „Joachim [Lafosse] praat zó veel en zó lang… dus ik ben hier gaan zitten”, lacht ze. Zij speelt Astrid, de-vrouw-van, in Un silence: de lijm van een familie die gevierendeeld wordt. „De druk van die stilte is heel zwaar”, zegt ze. „Het is niet veilig voor je geest en lichaam. Ik kreeg er grijze haren van. Maanden na de rol voelde ik de spanning nog in mijn lichaam.”
Daniel Auteuil, die de dader speelt, leerde haar dat je zo’n rol moet brokkelen. „Je kan niet denken aan het geheel, dat is te zwaar. Je speelt moment na moment. Zodat je jezelf er niet in verliest.
„Ik heb natuurlijk wel onderzoek gedaan. Maar dat intellectuele proces laat je achter voor de rol. Joachim is al intellectueel genoeg, zoals je hebt gehoord!”
Maanden nadat dit interview had plaatsgevonden, afgelopen mei, werd Lafosse door tien vrouwen beschuldigd van seksueel wangedrag in de Franse krant Libération. De ‘methode Lafosse’, wordt het genoemd: giftig gedrag op de set, vernedering, psychologische druk, en, volgens regie-assistent Valérie Houdart, aanranding in 2006. Lafosse ontkent alle beschuldigingen. Hoewel hij erkent gestresst te zijn geweest en bot, met name in het begin van zijn carrière, zou hij nooit hebben geprobeerd „iemand te beledigen of opzettelijk te vernederen”. De kwestie heeft vooralsnog niet tot een rechtszaak geleid.
Ido Abram (55) heeft eigenlijk nog nooit een baan buiten de filmindustrie gehad. Goed, eentje dan, aan het begin van zijn carrière: tweeënhalve maand als redacteur voor Ischa Meijers talkshow Ischa. „Geweldige man, maar je moet er niet mee werken.” Daaromheen heeft hij op vrijwel alle belangrijke plekken in de (Nederlandse) filmindustrie gewerkt: Eye Filmmuseum, IFFR, distributeur Cinemien, en freelancete hij bij filmfestivals als Cannes en Berlijn. Nu is hij als artistiek-directeur van NFF terug waar hij in 1990 begon.
„Ik liep het NFF binnen toen ik student film- en televisiewetenschappen was, en ik ben vijf jaar gebleven”, zegt Abram in het NFF-kantoor in Utrecht. Achter hem kopjes koffie, filmposters en twee maatpakken, voor de openingsavond en het Gouden Kalveren-gala. „Ze hadden een coördinator voor de persbalie nodig. Ik zei: ‘Mijn vader is journalist. Ik weet álles van de pers.’ Totáál niet waar. Maar ik ben het geworden.”
Abram vertelt graag over zijn carrière in anekdotes, waarvan hijzelf vaak de punchline is. De eerste première die hij op het NFF presenteerde: „Uit pure paniek pakte ik onbewust de katheder op en liep naar de andere kant van de zaal!” Over zijn werk bij distributeur Cinemien: „Dat was toen een feministisch vrouwencollectief. Ik zei: ‘Jullie moeten ooit met een man gaan werken, begin dan met een homo’.” Of over zijn baan bij het Eye Filmmuseum: „Directeur Sandra den Hamer belde me op en zei: ‘Moet jij niet weer eens gaan werken?’”
Lees ook
Gemeente Utrecht zet subsidie voor het Nederlands Film Festival stop
En nu lijkt het alsof hij weer in zo’n anekdote terecht is gekomen. Vlak voordat Abram deze zomer Silvia van der Heiden zou opvolgen als artistiek-directeur van het NFF, adviseerde een commissie Utrecht om de gemeentesubsidie stop te zetten. De „artistiek-inhoudelijke kwaliteit” van de ingediende plannen werd gezien als „matig”. De gemeente nam het advies over. Dus moet het festival, dat al krap zat, het de komende vier jaar doen met zes ton minder.
Hoe was het om zo te beginnen?
„Thuis had ik verteld dat ik het rustiger zou krijgen bij het NFF, dan bij de twee banen die ik bij Eye deed. Tja, toen moest ik zeggen: ‘Ze belden net. Het wordt toch wat stressvoller dan verwacht…’”
Wat is het effect van het missen van die zes ton gemeentesubsidie?
„Als wij zes ton minder krijgen, dan moet het festival per 2025 krimpen. Hoe en hoeveel, dat gaan we na dit festival bekijken. Maar ik was heel blij met de vele steunbetuigingen die we uit de sector ontvingen. Sommigen hebben kritiek op het festival, en dat mag, maar je moet er wél met je klauwen vanaf blijven. ‘Want het is óns festival.’”
In het advies stond dat de waarde voor Utrecht „beperkt” is.
„Come on! Sorry hoor, zullen we daar even bij stil blijven staan? Dat is kolder. Kritiek mag. Maar dat wij niet bijdragen aan ‘het culturele ecosysteem van de stad Utrecht’, dat is totale bullshit. Er zijn elk jaar monitorgesprekken en er is nóóit iets over gezegd, nooit één waarschuwing. Het hele land dendert: ‘Gouden Kalf!’ Dat is de belangrijkste filmprijs van Nederland. Mensen gaan eerder naar een film als die van een Gouden Kalf-winnaar is. En iedereen weet dat die prijs uit Utrecht komt. Daarover ben ik écht verontwaardigd. En ze kunnen het ook niet uitleggen.”
Heeft u om uitleg gevraagd?
„Natuurlijk!”
En dan komt er niks?
„Nee. We zijn natuurlijk niet de enigen die geen geld meer krijgen. Er zijn gekke keuzes gemaakt. We zijn nog in gesprek.”
Wat als de gemeente Gouda zegt: wij hebben nog zes ton, kom maar hier?
„Dan hebben wij nu niet de luxe om dat gesprek niet aan te gaan. We willen in Utrecht blijven, we passen er. Maar we hebben nu een tekort.”
Niet alleen het adviesrapport was kritisch. Oprichter Jos Stelling vond dat de focus op film verwaterd zou zijn. Bent u het daarmee eens?
„Nee. Het moet over film in de volle breedte gaan. Daar horen series ook bij. En die worden steeds beter. Je doet een heel groot gedeelte van de filmindustrie en je publiek gewoon te kort als je geen series selecteert. We vinden echt wel een balans. Dus, Jos: vertrouw me maar.”
Wat gaat u als directeur veranderen?
„Ik zou graag meer structuur aanbrengen in het programma. Dat is niet zozeer cosmetisch bedoeld, maar om versnippering tegen te gaan. We hebben een geweldig programma met masterclasses, talks, paneldiscussies en themaprogramma’s. Maar het is heel veel, en het staat ook nog tegenover elkaar. Ik zou het graag onderbrengen in één overkoepelend thema.”
Openingsfilm
Als Abram je vaker dan twee keer heeft gezien, begroet hij je met een knuffel. Het illustreert wat collega’s over hem zeggen: hij is met iedereen bevriend, benaderbaar, een goede netwerker. En hij lijkt iedereen te kennen: „…en Rutger Hauer leerde ik later nog kennen via zijn Film Factory.”
Je ziet het ook als je hem observeert van een afstandje, op een filmfestival. Hij trekt filmprofessionals aan: iedereen komt op audiëntie. Dat zijn kwaliteiten die van pas zullen komen bij zijn voornaamste nieuwe taak: premièrefilms binnenhalen. „Het spel is zo”, legt hij uit. „Distributeurs willen dat hún film de openingsfilm wordt, dan krijgt-ie de meeste aandacht. Als wij weigeren, zeggen ze: ‘Dan gaan we even nadenken of we wel bij het festival in première willen’.”
Het is volgens Abram een voordeel dat hij overal heeft gewerkt. „Vanuit mijn verleden als distributeur kan ik namelijk goed inschatten of een film een betere plek kan krijgen op een ander festival. En we gaan ook heel veel ‘nee’ zeggen, natuurlijk. Dat is grappig: iedereen heeft kritiek op het NFF, maar als ze niet geselecteerd worden, zijn ze woedend!”
Hoe gaat u ze overhalen?
„Ik wil kijken, samen met makers en distributeur, of we méér kunnen bieden dan alleen een première met een rode loper als festival. Iets speciaals dat past bij het onderwerp van de film, zodat er dialoog ontstaat en de film nog meer kan resoneren. Dat zal heus niet altijd makkelijk of mogelijk zijn, maar het is wel een wens.”
Veel gehoorde kritiek is dat het NFF tweede keus is voor filmmakers. Nederlandse makers gaan liever in Berlijn, Cannes of Venetië in première. Levert dat NFF niet een B-selectie op?
Lees ook
Onze tips voor het Nederlands Film Festival: van euthanasie tot woke Kerst en van Rutger Hauer tot toeslagenaffaire
„Nee! Niet alle films hebben internationale potentie. Ik weet dat, want ik heb een groot deel van mijn carrière geprobeerd die films óp die festivals te krijgen. Nederland is goed in romantische komedies: heel populaire films, maar elk land heeft er eigen versies van. Dat betekent dat die films internationaal minder kansen hebben. Dat is oké. Het zijn nog steeds belangrijke films voor onze industrie en het publiek.”
„En ik zal natuurlijk altijd vechten voor de beste films, maar als een film wél kansen heeft op internationaal succes ga ik dat niet in de weg staan. Daarvoor houd ik te veel van de Nederlandse film.”
Waarom is het belangrijk, dat die films naar het buitenland gaan?
„Als we de verhalen willen vertellen die we willen vertellen, hebben we meer geld nodig dan er in Nederland te halen is. Dat geldt voor heel Europa. Daarnaast kunnen we ontzettend onaardig voor elkaar zijn in Nederland. Ook daarom heb je buitenlandse impulsen nodig: om je verhalen te scherpen, óf om in te zien dat het eigenlijk best wel goed is wat we doen.”
Is de Nederlandse film er slechter of beter aan toe dan toen u begon?
„Op onderdelen beter: digitale cultuur, immersieve installaties, animatie. Korte films, jeugdfilms. Documentaires misschien ook wel. Voor speelfilms is het op dit moment wat moeilijker. En vooral voor mijn grote liefde: de arthousefilm.”
Wat is er dan moeilijker?
„Het is moeilijker om er publiek voor te vinden in eigen land. Er zijn films die slechts 5000 bezoekers halen. En dat is een gotspe, want die films verdienen een veelvoud daarvan. Ik ben een waanzinnige Alex van Warmerdam-fan. Die haalt niet meer de bezoekers die hij haalde en zijn films zijn nog steeds goed. Maar er is zoveel moordende concurrentie van films uit de hele wereld. En ondertussen wordt het leven duurder.”
Hoe los je dat op?
„Een film, zéker een kunstzinnige, heeft tijd nodig om zijn publiek te vinden. Dat betekent dat je ‘m lang moet laten draaien in de bioscoop. Niet alleen om tien uur ’s ochtends, ook op primetime. Maar de hele keten moet meer risico’s nemen. Ik vind het initiatief van het Nederlands Filmfonds om in te zetten op minder projecten wel een stap in de goede richting.”
Hoe gaat u vanuit het NFF de Nederlandse film redden?
„Een van de belangrijkste taken van het NFF is om de Nederlandse film te vieren. We laten alle facetten zien. Ik wil nog meer gesprekken op gang proberen te brengen met voorgesprekken, nagesprekken, masterclasses, evenementen voor scholen, enzovoorts. Napraten over sport is verschrikkelijk. Over film is het heerlijk. En ik wil programmeren op gevoelige onderwerpen, om een dialoog op gang te brengen.”
U ziet het directeurschap ook een beetje als ‘voorvechter van de Nederlandse film’?
„Zeker! Ik denk dat dat ook steeds belangrijker wordt. De wereld verhardt. Homohaat neemt toe in Nederland. Er woeden nieuwe oorlogen. Er wordt politiek bedreven waar je vraagtekens bij kan zetten. Onze minister voor cultuur heeft gezegd dat hij cultuur heel belangrijk vindt. Dat vind ik heel fijn. Maar de aangekondigde btw-verhogingen zijn uiteindelijk weer bezuinigingslagen. Dus dat vind ik gevaarlijk.
„Je hebt cultuur nodig om te kunnen vluchten, of om er midden in te kunnen staan. Je kunt niet alleen naar talkshows kijken. Je hebt Nederlandse film nodig als blik, vanuit Nederland, op de wereld.”
Nederlands Film Festival, Utrecht. Van 20 tot en met 27 september. Kaartverkoop: filmfestival.nl
De Terugreis is het Nederlandse kanonnenvoer bij de Oscars dit jaar. De Nederlandse Oscar Selectie Commissieselecteerde de film deze week als Nederlandse inzending voor de filmprijzen. Veel kans lijkt hij niet te maken. Niet omdat het een slechte film is. Twee bejaarden – één met alzheimer – rijden voor één laatste keer naar Spanje. Onderweg ondervinden ze de ongemakken van de moderne tijd: elektronische deuren in hotelkamers! Cliché, maar grappig en ontroerend; ik gaf vier ballen. Maar bij de Oscars is-ie kansloos, want elk land maakt dit soort films. Het is als GTST naar de Emmy’s sturen. Geen slechte soap, knap gedaan, maar bepaald geen cultuurschok in Amerika.
Was er een betere keus? Niet echt: Hardcore Never Dies, Melk, Laatste Ronde… geen van de kanshebbers scoorde op een buitenlands festival. Vos en Haas redden het bos zou misschien nog de beste keuze zijn. Mascha Halberstadts vorige animatiefilm Knor haalde tenminste de shortlist van Beste Animatiefilm. Maar realistisch gezien heeft Nederland nu gewoon geen kanshebbers.
Het was weleens anders. Aan het eind van de 20ste eeuw won Nederland drie Oscars in elf jaar, met De Aanslag (1986), Antonia (1996) en Karakter (1997). Maar Buitenlandse Film was indertijd een ondergeschoven categorie waarin meestal niet de beste, maar de meest toegankelijke film won. In 2006 ging het stemsysteem op de schop, sindsdien wonnen vaker grensverleggende films – en werd Nederland niet meer genomineerd.
Het speelt mee dat de concurrentie groeit. Grote filmlanden als Frankrijk en Italië hebben veel meer traditie, geld en contacten, en dus een betere lobby: bij de Oscars draait het om het beïnvloeden van ruim 9.000 filminsiders. Nu Amerika, mede dankzij streaming, Azië en Zuid-Amerika beter in zicht krijgt, behoren ook landen als Japan en Zuid-Korea elk jaar tot de favorieten, zeker na doorbraakjaar 2018, toen het Zuid-Koreaanse Parasite zowel de Oscar voor Beste Buitenlandse Film als Beste Film won.
Daar hebben ook andere landen last van. Frankrijk won wonderlijk genoeg nog langer dan Nederland géén Oscar voor buitenlandse film. Al werden Franse films veel vaker genomineerd en wonnen ze wél andere Oscars.
Misschien is het overmoed te verwachten dat het kleine Nederland in aanmerking komt voor Oscars. Maar het lukt andere kleine landen wél: Denemarken won de Oscar voor buitenlandse film twee keer in de afgelopen twintig jaar (Hævnen en Druk). Nu gaat dat ‘Denemarken is beter’ al heel ver terug. In het archief van NRCvond ik een artikel uit 1938 met die strekking: „Wij vragen ons toch af hoe het mogelijk is dat in een land als Denemarken vijf maatschappijen […] winst maken, en in 1937 dertien hoofdfilms produceerden.” Maar de boodschap blijft: dat succes kan je maken. Minder en riskantere projecten produceren: Nederland maakt relatief heel veel films. En meer geld in film steken: dan behoud je talenten als Halina Reijn, die met het Amerikaanse Babygirl misschien wél kans maakt op een Oscar. Al ligt dat minder voor de hand met de huidige regering.
Voorlopig is niet een Oscar, maar ‘Nederlandse inzending van de Oscar’ de hoogst mogelijke eer. Die heeft De Terugreis best verdiend.
Correctie: in een eerdere versie van dit artikel stond dat Fellini geen Oscar voor Beste Buitenlandse Film won, dat is onjuist.
De Witte Flits opent het Nederlands Film Festival dit jaar. Na een mentale lijdensweg van twintig jaar krijgt de 42-jarige Rick eindelijk toestemming voor euthanasie. In een hevig symbolische vertelling volgt de film zijn ouders Aagje en Toon. Nu Rick na al die jaren eindelijk ‘dood mag’ worden zij gevierendeeld door emoties. Acceptatie, verdriet, opluchting. En ook een beetje de vraag: als het er eenmaal op aankomt, dóét hij het dan wel? Of is het tóch een schreeuw om aandacht? Het is een uitstekende openingsfilm. Niet per se omdat het een goede film is – voor sommigen zal de film te traag, symbolisch of sturend zijn – maar omdat-ie doet wat een goede openingsfilm moét doen: een discussie teweeg brengen. Over symboliek in de film, en vooral over dat actuele onderwerp: euthanasie bij psychisch lijden.
2Dit is geen kerstfilm – Michael Middelkoop
Dit is natuurlijk wél een kerstfilm, een vrij typische zelfs. Een publieksfilm bestaande uit een los ensemble van dolende zielen die elk op een eigen manier ‘een lesje te leren’ hebben in de aanloop naar Kerst: we moeten áárdig tegen elkaar zijn. In dit geval draaien alle lessen om politieke correctheid. In het slagveld rond ‘wokeheid’ heeft iedereen zich ingegraven in het eigen gelijk. Nu begint dat te wankelen. Een theaterdocent wordt (terecht) beschuldigd van (mild) racisme. En een getemde familieman probeert zich onder de duim van zijn vrouw uit te wurmen door zich bij een groepje Andrew Tate-achtige ‘oermannen’ aan te sluiten. De grappen werken en ook de boodschap verrast: je dénkt dat je een bepaalde richting ingeduwd wordt, maar dat blijkt toch mee te vallen. In de woorden van NFF-directeur Ido Abram: „Woke is nog nooit zó politiek incorrect en pijnlijk geweest.” En Paul de Leeuw is in jaren niet zo grappig geweest.
3De toeslagenaffaire – Joram Lürsen
Er gaan steeds meer series in première op het Nederlands Film Festival. De interessantste daarvan is dit jaar De Toeslagenaffaire. Ouders Kysia en Rayan belanden met één brief van de Belastingdienst in een bureaucratische, financiële helput. Schulden nemen toe, advocaten kunnen niet helpen. Het drama volgt verschillende perspectieven: natuurlijk de gedupeerden, maar ook journalisten, een klokkenluider en een advocaat. Los van de filmische merites is de serie interessant als voorzichtig antwoord op de vraag: hoe verwerken Nederlandse makers het nationale (en voortdurende) trauma van de toeslagenaffaire via film? Bezoek in die context ook het uitstekende De jacht op Meral Ö, dat, hoewel het al draait sinds begin september, ook te zien is op het festival en meedingt naar een Gouden Kalf. Een Ken Loach-achtig sociaalrealistisch verhaal, verpakt in een sluipende thriller. Het laat je nog dagenlang geëmotioneerd achter.
4Like tears in rain – Sanna Fabery de Jonge
De impact die Rutger Hauer op de filmwereld had zit al in de titel van deze documentaire. Hij verwijst naar de monoloog uit Blade Runner waarmee Hauers androïde afscheid van het leven neemt. De laatste zinnen daarvan schreef Hauer zelf: „All those moments will be lost in time, like tears in rain. Time to die.” Volgens velen is het een van de mooiste doodsmonologen uit de filmgeschiedenis. De documentaire Like tears in rain belicht uiteraard die kant van zijn leven: zijn ‘impact’, talent, ervaringen, beelden achter de schermen. Maar toont óók wat we zelden zagen: zijn privéleven. Hauer filmde talloze homemovies. Het is vertederend en boeiend „nog nooit vertoond” archiefmateriaal van Hauer op een boot of Hauer met grote liefde Ineke ten Cate.
5NFFX030
Eigenlijk niet in één tipje te vatten. NFFx030 is ‘Utrechtse programma’ van NFF, dat de stad het festivalgevoel in hoopt te sleuren. Dat betekent: film-aangrenzende activiteiten in lokale cafés, nachtclubs, kerken, Utrecht Centraal, zelfs een oude windmolen. Dit is het tweede jaar. Vorig jaar viel het voor veel bezoekers tussen de kieren in de programmering. Daarom dit jaar een paar hoogtepunten. De Stadstrapbioscoop vertoont op 26 en 27 september korte films bij het Jaarbeursplein, met stadstrap als tribune. Kunstcollectief ZENITH mixt experimentele clubmuziek met visuele kunst in club Basis. De Nederlandse Oscarinzending De Terugreis (ook kanshebber voor de Gouden Kalf) wordt vertoond onder een driegangenmenu, met achteraf een Q&A met de makers. En NFF organiseert vier exposities over digitale cultuur.
6Queer Day
Dinsdag 24 september staat in teken van lhbti+-filmmakers: korte films, speelfilms, docu’s en vraaggesprekken. Heb je geen hele dag tijd? Het hoogtepunt is documentaire Nomade in niemandslaad over kunstenaar Felix de Rooy. Misschien juist interessant als je hem niet kent. Hij is ongebonden door medium, kunstvorm, zelfs kunst zelf. Hij acteerde (en deed art direction) voor Spike Lee. Hij maakte documentaires en cureerde de spraakmakende tentoonstelling Wit over Zwart in het Tropenmuseum. De documentaire van Hester Jonkhout volgt hem tijdens een herstelperiode van een herserninfarcte. Én in de aanloop daar zijn solotentoonstelling in het Stedelijk Museum: een erkenning die hem als queer Caribische kunstenaar jarenlang ontglipte.
7Storyspace
De directeur van het filmfestival van Venetië sprak dit jaar over het einde van vaste filmformats. De toekomst is (tenminste deels) aan series, maar ook aan VR, ‘immersieve kunst’, digitale cultuur. Je ziet het ook in de Nederlandse bioscopen. Onder de noemer Nu:Reality kan je in enkele Nederlandse bioscopen sinds kort ook VR-installaties zien. Het NFF doet met Storyspace ook mee. Filmkunst in de breedste zin van het woord, van VR tot games. Ook wordt het resultaat van de NFF ‘fellows’ gepresenteerd; digitale kunstenaars die onder de hoede van het NFF onderzoek doen naar nieuwe, digitale verteltechnieken.