N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Beeldende kunst
Performancekunst Kunstenaar Jennifer Tee bouwde in de Rotterdamse kunstruimte Melly een fictieve kosmos vol keramische planetoïden en trage zeewezens. Het publiek komt vanzelf in meditatiestand.
Sinds een paar jaar lijkt de Rotterdamse Witte de Withstraat te bezwijken onder zijn populariteit: de stoepen zijn veranderd in terrassen, verkeer moet soms stapvoets, voetgangers zigzaggen langs de borrelende menigte om bij een kunstruimte te komen – want die zitten hier ook, al tijden. Maar als je dan eenmaal bij Melly binnen bent en er de trap oploopt naar de derde verdieping, sterven al die stadsgeluiden weg. Boven tref je een uitgestrekte ruimte waar alles stil is: dit is de solotentoonstelling van kunstenaar Jennifer Tee. Op de witte muren hangen collages en halve bollen, keramische planetoïden die de maanstanden van een fictieve kosmos aangeven. Op plateaus op de grond liggen geometrische patronen van doek, waaronder ogenschijnlijke visnetten naast planten en dunne keramische slangen, alsof ze allemaal samen zijn aangespoeld.
Dat gevoel is nog sterker op die tentoonstellingsdagen dat onder elk van die netten een mens ligt, een soort slapende zeewezens. Traag krult de een zijn benen op, de ander draait op haar zij, soms gaan de ogen even open. Elke beweging duurt vele minuten. Zo verstrijkt alle kortstondigheid, in lijn met de kosmische eeuwigheid waar de planetoïden aan de muren naar verwijzen. De zeven performers verkeren in een staat van zijn die niets te maken heeft met de alledaagse realiteit van ons, toeschouwers bij deze performance, die vanzelf ook maar vertragen en op de vloer gaan zitten, alsof we in een meditatiestand terechtkomen.
Ziel in limbo
Wie het werk van Tee een beetje kent, herkent hier haar thema van ‘de ziel in limbo’: een onbenoemde plek waar aardse en kosmische wezens elkaar ontmoeten – zoals deze performers en zoals de figuren in haar collages. Daarin vormt ze met haarscherp gekopieerde tulpenblaadjes levensbomen en schepen die zijn geïnspireerd op patronen van ceremoniële kleden uit Indonesië, die daar te voorschijn worden gehaald bij momenten zoals geboorte, trouwen en dood. Met zulke verwijzingen naar levensfases is Tee’s tentoonstelling een handleiding voor de dolende ziel, richtinggevend zoals mythische schepen tussen de boven- en onderwereld varen om zielen te transporteren.
Toen Tee ruim tien jaar geleden met haar tulpencollages begon, waren die vooral een onderzoek naar migratie en hadden ze een postkoloniale ondertoon. Nu doet haar tentoonstelling meer denken aan de spiritualiteit die je tegenwoordig vaker ziet in de kunsten, met het vaak bijbehorende ecofeminisme: waarin alle zeeën en planten en dieren en dus ook mensen verbonden zijn – zoals de acteurs van haar performance. Want die lijken meer thuis te horen in oerzeeën dan in bijvoorbeeld de horecadrukte van de Witte de Withstraat. Met wat fantasie kun je uit die performance dan ook de troost putten die hoort bij het oerverlangen van deze bewegingen: dus de mens sterft uit door klimaatverandering? Ach, dan vloeien onze lichamen toch gewoon terug in de natuur waaruit we ooit zijn voortgekomen. En waar het vredig is. Vooruit, er is ook geen happy hour, maar ook geen stress. Alles harmonie.
Zo draait de performance en de expositie om transitie in het licht van de eeuwigheid. In de zaal naast de performers lijken een soort keramische oerslakken op en onder een wollen vloersculptuur te zijn gekropen, precies zoals de performers onder de netvormige gewaden liggen. Zitten ze daarin gevangen of zijn het cocons waaruit deze figuren zich ontpoppen? Want als de performance na een uur voorbij is, hebben ze zich bevrijd, zijn ze opgestaan, en lopen ze weg uit de tentoonstellingsruimte, uiterst langzaam, op naar een volgende levensfase. En wij, het publiek, moeten de trap af, terug de hectiek van alledag in.
Lees ook: Naar een museum? Dit zijn de beste exposities die je nu kunt zien