Voor links Frankrijk is het nog altijd ‘het trauma van 21 april 2002’. Onverwacht bereikte die zondag Jean-Marie Le Pen de tweede ronde van de presidentsverkiezingen. Niet de socialist Lionel Jospin, maar de extreem-rechtse Algerije-veteraan Le Pen, dan al regelmatig in opspraak om vreemdelingenhaat en antisemitisme, zou twee weken later tegenover zittend president Jacques Chirac in de beslissende kiesronde uitkomen. Massaal stemde links Frankrijk deze 5 mei op de rechtse Chirac – alles om een presidentschap van Le Pen te voorkomen. Le Pen haalde nauwelijks meer kiezers binnen dan in de eerste ronde. Het zogenoemde ‘republikeinse front’, de bundeling van democratisch links en democratisch rechts om extreem-rechts de weg te versperren, werkte op dat moment nog in optima forma: Chirac kon door.
De dinsdag op 96-jarige leeftijd overleden Le Pen deed in totaal vijf keer mee aan Franse presidentsverkiezingen. De eerste keer in 1974, de laatste keer in 2007. In 2002 haalde hij niet alleen veruit zijn beste resultaat maar beleefde hij ook zijn finest hour.
Vriend en vijand zijn het erover eens dat hij decennialang een van de beste publieke sprekers van Frankrijk was. Hij wist een zaal op te zwepen met gezwollen taal bol van historische dubbelzinnigheden die je nu ‘hondenfluitjes’ zou noemen. In de toespraak waarmee hij die 21 april probeerde om ook in de tweede stemronde voor een verrassing te zorgen, kwamen al zijn thema’s samen: het volk (le peuple), tegen de elite die Frankrijk in verval had gebracht. „Wees niet bang om te dromen”, zei hij tegen „de kleinen, de machtelozen, de uitgeslotenen” die hij via de camera direct toesprak. Zij moesten niet vastlopen in „de oude tegenstellingen tussen links en rechts” en meedoen aan deze „historische kans voor nationaal herstel”. Immigratie en de veranderde aanblik van Frankrijk stipte hij alleen impliciet aan door de „slachtoffers van onveiligheid, in de banlieue, in steden en dorpen” te benoemen.
Keerpunt
2002 werd zowel voor Frankrijk als voor het Front National, de partij die mede door Le Pen dertig jaar eerder was opgericht, een keerpunt. Het besef dat een populist die zich bewust buiten de gekende politieke orde plaatste zo dicht bij de werkelijke macht kon komen, is vanaf dat moment een permanente obsessie in de Franse politiek. Links zinspeelt op morele gronden op het mogelijke democratische gevaar, rechts poogt eigenlijk meteen al vanaf 2002 de thema’s van Le Pen te kapen. Vooral Nicolas Sarkozy, kandidaat van centrum-rechts in 2007, was daar behendig in.
Lees ook
Marine Le Pen rukt op met radicaal-rechts programma onder ‘mantel van alledaagsheid’
Le Pen had daar geen enkele moeite mee. Hij wist: op de lange termijn kiest men toch liever voor het origineel. Zijn politieke strijd was zo ook een culturele strijd. Het succes in 2002 en, vooral, de reactie van de Franse politiek daarop, bereidde de weg voor het nog veel eclatantere succes van zijn dochter Marine Le Pen bij de laatste twee presidentsverkiezingen.
Want voor het Front National was de doorbraak in 2002 ook om andere redenen een keerpunt. Jean-Marie Le Pen had die partij, voortgekomen uit een baaierd aan uiterst rechtse bewegingen (en onder andere samen met een voormalige SS’er) mede opgericht en als onbetwist leider verder vormgegeven. Maar vanaf 2002 ontstonden twijfels over wat het einddoel moest zijn. Een jongere generatie, waar ook Marine deel van uitmaakte, zag dat daadwerkelijke macht binnen handbereik kwam en wilde een scenario als dat van 2002 voorkomen door Fransen duidelijk te maken dat het Front National een veilige keus was. Le Pen senior werd voor die strategie van ‘dediabolisering’ een sta-in-de-weg. Hij raakte steeds vaker in opspraak om uitspraken waarmee hij, vol woordspelingen en dubbelzinnigheden, de Jodenvervolging leek te relativeren of anderszins antisemitisch uit de hoek kwam.
Meest hardnekkig was zijn opmerking, voor het eerst in 1987 gedaan, dat de gaskamers „een detail” in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog waren. Hij werd daarvoor veroordeeld. Hoewel hij intern toegegeven zou hebben dat het een stommiteit was geweest om dit te zeggen, herhaalde hij de uitspraak later nog vele malen. Als het zo uitkwam, praatte Le Pen ook het collaborerende Vichy-regime goed. En meer dan eens werden van origine Joodse Fransen met ambigue uitspraken door hem op de korrel genomen.
Dit bagatelliseren of relativeren van de Holocaust en het bewust irriteren zat de groei van de partij in de weg. Le Pen had geen enkele behoefte aardig gevonden te worden. Hij wilde „polemiseren, ideologisch gelijk krijgen”, zei zijn voormalige rechterhand Carl Lang een paar jaar geleden tegen NRC. „Zijn dochter sluit inhoudelijke compromissen om daadwerkelijk macht te krijgen.”
Na een lange machtsstrijd nam Marine in 2011 de partijleiding over en werd uiteindelijk Jean-Marie na een nieuwe provocatie in 2018 zelfs afgezet als ‘erevoorzitter’ van de partij die hij als familiebedrijf geleid had. De laatste paar jaar had hij nog maar weinig persoonlijke volgers, maar tot vorig jaar liet hij zich nog meermalen per maand in zijn online videologboek uit over de toestand in de wereld. Meer dan zestig jaar was Le Pen een van de vaste gezichten van de Franse politiek geweest en wegbereider van radicaal- en extreem-rechts in heel Europa. Zijn levensverhaal, met alle sappige details over politieke conflicten, familieruzies en problemen in de liefde, bleef Fransen tot op het laatst fascineren.
Pleegkind van de natie
Dat verhaal begon in 1928, in het Bretonse La Trinité-sur-Mer, waar hij geboren werd. „Weet dat ik als man van het volk altijd de kant kies van hen die lijden, want ik heb kou gekend, honger en armoede”, zei Le Pen in zijn toespraak na de eerste kiesronde in 2002. Dat was zo. Hij groeide op in armoede, zonder stromend water, verwarming en andere modern comfort. Zijn vader, visser en oud-soldaat, verongelukte in 1942 toen zijn schip La Persévérance op een zeemijn terecht kwam. Zijn zoon, enig kind, kreeg de status ‘pleegkind van de natie’ (pupille de la nation) toegekend: zijn opleidingen zouden betaald worden door de staat.
Als student rechten ontpopte de jonge Jean, zoals hij toen nog heette, zich naar eigen zeggen als natuurlijk leider. Anderen herinneren zich hem ook als provocateur die vaak in opstootjes verzeild raakte. In zijn in 2018 verschenen memoires Fils de la nation (‘Zoon van de natie’) beschrijft hij uitgebreid hoe hij zich namens een rechtse studentenvereniging in 1953 tot toenmalig president Vincent Auriol wendde om een hulpactie voor de slachtoffers van de Watersnoodramp in Zeeland op touw te zetten. Vlak daarna diende hij vrijwillig als parachutist in de koloniale oorlog in Indochina.
Zijn talent als redenaar werd opgemerkt door Pierre Poujade, die in de jaren vijftig met een populistische agenda over vooral belastingdruk veel middenstanders wist te trekken. Namens Poujades partij werd Le Pen in 1956 parlementslid. Hij wist dit punt van de kleine man tegenover een machtige elite toen al ten volle uit te spelen – meer dan eens met antisemitische ondertonen.
Datzelfde jaar gaat hij er als lid van de Assemblée zes maanden op eigen initiatief tussenuit om te dienen in de koloniale oorlog in Algerije. Of hij daar wel of niet zelf gemarteld heeft, zoals veel andere Franse soldaten, is deel van een polemiek die eens in de zoveel jaar oplaait. Nostalgie naar het onder de door Le Pen gehate Charles de Gaulle afkalvende Franse wereldrijk werd hierna een van zijn centrale thema’s. Le Pen, die zich na de Tweede Wereldoorlog als anticommunist profileert (terwijl De Gaulle met de communisten samenwerkte), ziet in de dekolonisatie de hand van het bolsjewisme.
Erfenis
Om eind jaren zestig voor zichzelf en zijn politieke stroming enig inkomen te generen, stortte hij zich op een rol als uitgever van elpees met vooral militaire marsmuziek, waaronder overigens het Horst Wessellied van de NSDAP.
Het schrapen was definitief voorbij toen Le Pen in 1976 een erfenis kreeg van de industrieel Hubert Lambert, een ideologische geestverwant. Met omgerekend 20 miljoen euro en een stadspaleis even buiten Parijs was Le Pen financieel onafhankelijk en kon hij zich volledig op de politiek richten. De eerste grote campagne, die voor de presidentsverkiezingen in 1974, had tot weinig stemmen geleid. Latere campagnes werden professioneler. Met onder andere de slogan „1 miljoen werklozen, dat zijn 1 miljoen immigranten te veel” wist hij de toenemende onvrede aan het eind van de trente glorieuses, de economische succesjaren, te kanaliseren.
Maar dat de partij in de jaren tachtig en negentig gestaag groeide was ook te danken aan de felle strijd tussen de twee grote blokken die Frankrijk toen regeerden. Om traditioneel rechts te verzwakken en extreem-rechts de rol van primaire oppositiebeweging toe te bedelen, steunde de in 1981 verkozen president François Mitterrand een verzoek van Le Pen om met oog op de pluriformiteit media te verplichten hem vaker aan het woord te laten. Een (eenmalig) experiment van Mitterrand met evenredige vertegenwoordiging bij de parlementsverkiezingen leverde het Front National in 1986 vervolgens liefst 35 zetels op. Terwijl Le Pen in de jaren hiervoor én erna zijn geld in de eerste plaats verdiende als lid van het Europees Parlement, keerde hij toen voor twee jaar terug in de Assemblée. Van het Europarlement was hij uiteindelijk veel langer lid: ruim 33 jaar.
Critici vinden dat Mitterrand, net zoals Emmanuel Macron nu, door een tweestrijd te cultiveren extreem-rechts structureel in de kaart heeft gespeeld. Want kon Jean-Marie Le Pen met zijn provocerende petites phrases en geschiedenis van antisemitisme nog makkelijk als ‘duivel’ worden weggezet, Marine Le Pen slaagde er in grote mate in de partij na het vertrek van haar vader te normaliseren.
In interviews heeft Le Pen vaak gezegd dat die ‘vadermoord’ hem veel pijn heeft gedaan. Maar die viel in het niet bij het verlies van Frankrijk, „mijn langste liefde”, schrijft hij in zijn memoires. „Naarmate ik ouder werd en een zekere belangrijkheid kreeg, werd mijn land kleiner, het veranderde zelfs volledig, meer dan ooit in zijn tweeduizend jaar geschiedenis. Dit vreemde fenomeen was de drijvende kracht achter mijn politieke leven en het chagrin van mijn leven als geheel.”