Jane Stjeward-Schubert verzamelt koto’s. ‘Alsof ik mijn voorouders met me meedraag’

Tijdens haar opleiding tot maatschappelijk werker kreeg Jane Stjeward-Schubert, die op haar zestiende van Paramaribo naar Nederland verhuisde, een vraag die haar altijd is bijgebleven: wat is er zo bijzonder aan Suriname? „Ik wist niet wat ik moest antwoorden, dus ik besloot me in te lezen over de Surinaamse cultuur. Mijn cultuur. En zo raakte ik geobsedeerd door de koto” – een traditioneel Creools-Surinaams vrouwenkostuum bestaande uit een koto (rok), yaki (jasje) en angisa (hoofddoek). ‘Koto’ is ook de benaming voor het gehele ensemble.

Veertig koto’s heeft ze nu, waarvan vijftien gekocht of geërfd en vijfentwintig zelfgemaakt. Ze heeft ze in prints van bloemen, gevlochten mandjes, harten en Surinaamse teksten en versierd met brokaatlint. „Als ik een koto aanheb voel ik me verbonden met mijn voorouders. Alsof ik ze met mij meedraag.”

Het belangrijkste onderdeel van de koto is de angisa, de hoofddoek. Daar heeft ze er zeker honderd van. Met de angisa zendt de draagster een boodschap uit: kleurrijke, uitbundige hoofddoeken met borduursels zijn voor feestelijke gelegenheden, donkere kleuren en simpele dessins worden gedragen bij verdriet. „Zonder de angisa blijven de complimenten weg. Dan is de outfit niet compleet.”

Jarenlang reisde Stjeward-Schubert naar Suriname voor Keti Koti. „Tijdens de viering van de afschaffing van de slavernij veranderen de straten van Paramaribo in een openluchtmuseum. Vrouwen dragen dan hun kleurrijkste koto’s.”

Op een van haar reizen ontmoette ze de toen 90-jarige Sisi Slijngaard, die haar de perfecte angisa-vouwwijze leerde. „In het Wereldmuseum in Rotterdam werd ooit een door mij gevouwen angisa tentoongesteld. Mensen herkenden mijn scherpe, uitbundige vouwwijze. Sisi leerde mij die aan. Kort voor haar overlijden liet ze me een witte koto na, bedrukt met rode bogen. Die heeft voor mij de meest emotionele waarde.”

De duurste koto die ze bezit, gemaakt van zefir – een zachte, lichte katoenen stof – kostte 250 gulden. Het blauwe ensemble met geborduurde pauwen kocht ze in Suriname van een deftige dame die geld nodig had voor een operatie.

Ze draagt haar koto’s niet vaak. „Het zijn collector’s items. Maar deze maand word ik 70. Voor die gelegenheid heb ik een koto laten maken door modeontwerper Denzel Veerkamp, van een glanzende olijfgroene stof met rode en gouden bloemen.”

Tegenwoordig maakt Stjeward-Schubert deel uit van de stichting Tailors & Wearers, die zich inzet voor het behoud van Surinaamse klederdracht. In Rotterdam geeft ze workshops angisa-vouwen. „Steeds meer jongeren melden zich aan, en dat maakt me blij. De mensen die gespecialiseerd zijn in het maken van koto’s worden ouder. Jongeren moeten leren hoe een koto wordt gemaakt, zodat de kunstvorm blijft bestaan.”