Jan van Gijn (1942-2025) was neuroloog, maar ook een ‘verdwaalde alfa’

Jan van Gijn, op 3 april gestorven, was hoogleraar neurologie en afdelingshoofd in het UMC Utrecht. Bij zijn afscheid, een week later in de tot de laatste plaats bezette Geertekerk in Utrecht, werden zijn verdiensten breed uitgemeten. Als arts en opleider was hij geliefd om zijn aandacht en geduld, zijn scherpe diagnoses, zijn hoorcolleges, altijd met een patiënt erbij. Als beoefenaar van de wetenschap werd hij hogelijk gewaardeerd om zijn vernieuwende en compromisloos wetenschappelijke onderzoeksmethoden. Wereldwijd maakte hij naam met zijn studie naar het gebruik van bloedverdunners bij de behandeling van beroertes. Patiënten bleken met veel minder toe te kunnen dan voorheen werd aangenomen.

Jan van Gijn was lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en hoofdredacteur van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. In juli 2023, twee maanden voordat hij ernstig ziek bleek te zijn, publiceerde Cambridge University Press zijn magnum opus Stroke. A history of ideas, waarin hij de geschiedenis van de beroerte vanaf de zestiende eeuw beschrijft. Hij had er alles, echt álles wat hij aan Europese literatuur over beroertes kon vinden voor gelezen. In een interview in NRC, kort voor zijn diagnose en operatie, vertelde hij hoeveel voldoening het hem had gegeven: het zoeken naar bronnen in bibliotheken en antiquariaten, het vertalen en bestuderen ervan. Hij was er, op zijn zeventigste, Latijn voor gaan studeren. Hij deed ook een master geschiedenis en wetenschapsfilosofie.

Hij wilde niet in de valkuil trappen van wat Engelse historici presentism noemen: vanuit het heden naar het verleden kijken en één rechte weg zien naar steeds meer kennis, zonder aandacht voor toeval en dwalingen. Hij zei dat hij een „verdwaalde alfa” was en eiste van zichzelf dat Stroke aan de maatstaven voor historisch-wetenschappelijk onderzoek zou voldoen. En kijk, tot en met The Lancet Neurology: alleen maar positieve recensies.

Grootvader Hendrik Pieter

Zijn vrouw, Carien van Gijn, voorheen huisarts, zegt dat haar man bovenal de kleinzoon was van zijn grootvader Hendrik Pieter van Gijn, die in 1882 werd geboren in Weesp. „Zijn grootvader”, zegt ze, „is voor Jan zo belangrijk geweest. Jan zal het heel leuk vinden” – dit gesprek is drie weken na de begrafenis en soms praat ze over hem alsof hij er nog is – „als ik over zijn grootvader vertel.”

Op tafel, in de tuin achter haar huis in Utrecht, ligt een notitieblok met aantekeningen. Ze heeft haar verhaal goed voorbereid. „Hendrik Pieter”, zegt ze, „was de zoon van een timmerman, heel slim, hij mocht naar het gymnasium, wat ongebruikelijk was voor een jongen als hij in die tijd. Na twee jaar is hij er vanaf gegaan. Hij durfde niet verder. En toen is hij op het postkantoor gaan werken, in Dordrecht. Tot zijn pensioen heeft hij postzegels verkocht achter het loket. Als het rustig was, ging hij zitten lezen, Nederlandse literatuur, Franse, Duitse en Engelse literatuur, talen waarin hij zichzelf bekwaamd had. Later verhuisde hij met zijn vrouw Mensje – zij was voor haar huwelijk vroedvrouw geweest – naar Soest en Jan vertelde altijd hoe ontzettend fijn hij het vond om bij zijn grootouders in Soest te logeren. Grootvader nam hem mee naar Utrecht, en dan werd er altijd een wel een boekje gekocht, dat in de binnenzak van de jas ging. ‘Beter misschien maar even niet tegen grootmoeder zeggen, Jan.’ Alles wat hij in de krant over een boek las knipte hij uit en legde hij tussen de bladzijden. Die gewoonte” – ze glimlacht bij de herinnering – „had Jan overgenomen. Door zijn grootvader is Jan een lezer geworden. Hij was niet zo’n prater. Vroeger was hij een beetje verlegen. Lezen was het medium waardoor hij in de wereld stond. Jan hield van lezen en van taal, van talen leren. Fietsten we in Spanje” – jarenlang fietsten ze ’s zomers een deel van de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella – „dan sprak hij ’s avonds aan tafel Spaans met de ober. Waren we in Italië, dan sprak hij Italiaans. Hij las De graaf van Monte Cristo, een van zijn lievelingsboeken, in het Italiaans. En wat is het laatste boek dat hij gelezen heeft? Le Comte de Monte Cristo, in het Frans. Hij vertelde erover aan het zoontje van onze dochter Laura, fluisterend, zijn stembanden waren aangedaan. Die was helemaal in trance.”

De grootouders van Jan van Gijn
Foto privéarchief

Ze is even stil en zegt dan: „Jan wilde altijd nog een keer naar het graf van zijn grootvader in Soest en een jaar geleden, toen hij was hersteld van de operatie, zei hij: nu ga ik. Hij had lang niet gefietst en kon niet goed achterom kijken, dus ik vond het eng en zei dat hij een achteruitkijkspiegel moest hebben. Onbespreekbaar. Toen zei onze zoon Willem” – oncologisch chirurg – „dat hij mee zou gaan. En daar gingen ze, op de racefiets, een tocht van 50 kilometer. Willem dacht ook: als dit maar goed gaat. Maar het is heel goed gegaan. En wat ook zo leuk is: alle boeken van grootvader die Jan had geërfd zijn het afgelopen jaar hier opgehaald door studenten Engels, Duits en Frans van de Universiteit Utrecht. De boeken staan nu hier op de Drift, waar de talenstudies zitten. In ieder boek heeft Jan een ex libris geplakt met de geboorte- en sterfdatum van H.P. van Gijn.”

Sint Barbara

Carien van Gijn, toen Carien Roeterink, studeerde net geneeskunde in Leiden toen ze de kamer van Jan van Gijn binnenging op Rapenburg 110 en „als een blok” voor hem viel. Jan – zoon van een natuurkundig ingenieur en, tot haar huwelijk, een lerares huishoudkunde – was al bijna arts en werkte als repetitor voor fysiologie, een berucht vak. Hij stuurde haar een kaart van zijn hondje Pielemans in jacquet toen hij bij zijn ouders logeerde. Zij nodigde hem uit voor een bal. „Ik was 22 toen we trouwden”, zegt Carien van Gijn. „Een huwelijk van vijfenvijftig jaar. Ik hield zo zielsveel van hem.” Ze is weer even stil. „Willem en Laura, en ook onze kleindochter Emma en Jans zusje Jetje, waren erbij toen hij stierf. We hielden hem allemaal vast. ‘Ik ga niet weg’, zei hij. ‘Ik blijf bij jullie, in jullie.’ Toen hij er niet meer was, zei Willem: ‘Maar pap, je bent er nog’.”

Jan van Gijn is begraven op Sint Barbara in Utrecht, bij hun zoon Maarten, die in 2012 overleed door een val in de bergen, de tragedie van hun leven. Carien van Gijn: „Emma, Maartens dochter, kreeg op 20 maart haar bachelor geneeskunde. Jan had niet gedacht dat hij dat nog zou meemaken. Maar hij was er.”