Jakarta is passé: hier verrijstde hoofdstad van de toekomst

Dorpsoudste Pandi Jonadi (51) loopt voorop. Met zijn hakmes baant hij zich een weg over een dichtbegroeid paadje aan de rand van zijn dorp Sepaku. Hij werpt een blik op de kreek, waar een halfgezonken vissersboot in ligt. „Geen krokodillen vandaag”, mompelt hij. Een geruststelling, want in dit deel van Indonesië kunnen ze wel vijf meter lang worden.

Bij een paaltje houdt hij halt. De stenen markering verscheen enkele maanden geleden zonder waarschuwing op zijn akker. „Hier komt IKN.” Ofwel: Ibu Kota Negara Nusantara, wat letterlijk ‘moederstad van de archipel’ betekent.

In 2019 besloot president Joko Widodo dat Indonesië op Borneo, een van de meest biodiverse eilanden ter wereld, een nieuwe hoofdstad gaat bouwen. Want Jakarta, op Java, zinkt. Door een stijgende zeespiegel, een slecht afwateringssysteem en een gebrekkig wegenplan wordt de hoofdstad met 10 miljoen inwoners langzaam maar zeker onleefbaar. Volgens onderzoekers zal in 2050 een kwart van de stad onder water zijn gelopen.

Nusantara, zoals de nieuwe hoofdstad zal heten, moet de tegenhanger worden van het vervuilde, overvolle Jakarta. De stad van de toekomst, dat is het plan. Innovatief, groen en duurzaam. Stadsdelen moeten zoveel mogelijk met elkaar zijn verbonden via openbaar vervoer, de reis mag maximaal tien minuten duren. Ook beloofde Widodo dat voetgangers en fietsers in de nieuwe stad prioriteit zullen krijgen. Iedereen die gezond wil leven, veel wil wandelen of fietsen, kan zijn hart ophalen in de nieuwe stad, zo schetste hij in toespraken.

Bosrijke, levendige hoofdstad

De bouw is inmiddels begonnen. Midden in de tropische bossen van Kalimantan, het Indonesische deel van Borneo, dertig kilometer ten noorden van Balikpapan Baai, werken zo’n zevenduizend arbeiders in een gele stofwolk om de droom te verwezenlijken. Als het aan de regering ligt, zullen de eerste 17.000 ambtenaren volgend jaar augustus naar Nusantara verhuizen. In 2045 moet het een bosrijke, levendige hoofdstad van zo’n twee miljoen mensen zijn.

Bouwverkeer in de tropische bossen van Kalimantan.
Foto Satwika Satria

De bouwplaats ligt op tweeënhalf uur rijden van Balikpapan, een bescheiden kuststad aan de mond van de gelijknamige mangrovebaai. Na een rit van vijftig kilometer over een recent aangelegde snelweg, dwars door tropisch oerwoud, slingert een smallere weg langs rijen eucalyptusbomen, geplant voor de houtindustrie. Bij het dorp Sepaku neemt vrachtverkeer toe. Dikke, opstuivende stoflagen vertroebelen het zicht. Langs de weg verschijnt een supermarkt, wat fruitstalletjes. Dan doemt een geeloranje maanlandschap op. Op een zandheuvel: drie villa’s. „Dit worden de woningen van de ministers”, vertelt Marchall Hutagalung (28), medewerker van het Nusantara Bosbouw en Watermanagement Departement.

Vijf minuten verderop, de auto ploegt door mul zand, is in het hart van de bouwplaats het nieuwe regeringspaleis in een vergevorderd stadium. Een pronkstuk. Het ontwerp is in de vorm van de mythische vogel Garuda. Het grotendeels glazen gebouw zal worden bedekt met groene planten. Een netwerk van loopbruggen moet de verschillende ministeries, allen volop in aanbouw, met elkaar verbinden.

Bouwactiviteit en kolentransport in Balikpapan Baai.

Foto’s: Satwika Satria

Bij Punt Nul, het symbolische middelpunt van de stad, stappen zakenmannen uit de auto voor een fotomoment. Een houten trap leidt naar borden met tekeningen van de toekomstige stad. Ze tonen zonnepanelen, en waterreservoirs verbonden met rivieren, en een modern afvalsysteem. Het is niet duidelijk waar woonhuizen zijn gepland, ziekenhuizen en scholen staan ook niet op de kaart. Eén bord toont het wegenplan. Een opvallend onderdeel is de brede vierbaansweg die vanaf het Garuda-regeringsgebouw dwars door het centrum zal lopen.

„Helemaal niet raar”, reageert Pungky Widiaryanto (40), directeur van het Nusantara Bosbouw en Watermanagement Departement in zijn kantoor in Balikpapan. „In tijden van oorlog kunnen we de weg gebruiken als landingsbaan voor vliegtuigen. En een brede weg voorkomt files.” Dat er nog geen concrete plannen zijn voor de woongebieden, scholen en ziekenhuizen vindt hij niet zorgelijk; de regering gaat ervan uit dat commerciële investeerders deze bouwprojecten op zich zullen nemen. Binnen de gewenste groene kaders van de overheid, benadrukt Widiaryanto. Zo is de bedoeling dat de stad in 2045 klimaatneutraal zal zijn.

Is er een energieplan voor een stad met twee miljoen inwoners? „Volop in ontwikkeling”, verzekert Widiaryanto. Hij zegt dat een zonnepanelenpark van 50 megawatt in de maak is. „De rest willen we opwekken door waterkracht. Daarnaast denken we aan biodiesel en geothermische energie.”

Bouwplaats in de geplande hoofdstad.
Foto Satwika Satria

In Oost-Kalimantan wordt meer dan de helft van alle Indonesische steenkool uit de grond gehaald, zo’n 60 procent van de nationale energievoorziening – die ondanks de ambities nog altijd voor zo’n 80 tot 90 procent leunt op fossiele brandstof. Critici vrezen dat de nieuwe hoofdstad de steenkoolindustrie zal intensiveren. Milieuorganisaties wijzen op belangenverstrengeling. Een groot deel van de grondrechten van Nusantara is in handen van machtige politici die een flinke vinger in de pap hebben in de mijnbouw- en palmolie-industrie. Neem de minister voor Maritieme Zaken en Investeringen, Luhut Panjaitan: hij is grootaandeelhouder in de steenkoolindustrie. Net als Hashim Djojohadikusumo – broer van presidentskandidaat en huidig minister van Defensie Prabowo Subianto – heeft Panjaitan exploitatierechten in het Nusantara-gebied op zijn naam staan. Het is niet ondenkbaar dat ze hun invloed vooral zullen aanwenden om zoveel mogelijk te verdienen aan hun industriële belangen.

Steenkoolenergie in Indonesië is, onder andere vanwege staatssubsidie, goedkoop. Zal de verleiding niet groot zijn om die te blijven gebruiken? Stellig wuift Widiaryanto dat weg. „We verstrekken binnen de grenzen van Nusantara geen nieuwe licenties.” Hij vindt de zorgen overdreven. „Wij gaan het gebied juist groener maken. We bouwen de stad in reeds ontbost gebied, hè?”


Lees ook
Deze reportage uit 2019, toen net bekend was dat er een nieuwe hoofdstad zou komen

Het noorden van Kalimantan.

De stad wordt gebouwd op de plek van eucalyptusplantages. Oorspronkelijk tropisch woud is in dit gebied al verdwenen; vanaf de jaren tachtig zijn grote delen oerbos gekapt voor palmplantages. Widiaryanto wijst op de overheidskwekerij tussen Balikpapan en Nusantara, waar nu duizenden bomen en planten worden geteeld om de nieuwe hoofdstad de komende jaren van groen te voorzien. „Driekwart van de stad zal worden beplant met bossen en parken.”

Midden in precair ecosysteem

Voormalig visser en milieubeschermer Mapaselle (51) balanceert op de punt van de houten boot van een lokale visser. Achter hem drijven vrachtschepen vol steenkool. Hij wijst naar een industrieel complex dat midden in een mangrovebos is gebouwd. „Kijk, een nikkelsmelter. Ze hebben dat hele stuk mangrove vernietigd.” Volgens de activist zijn alle mangrovebossen in de baai beschermd natuurgebied en had de fabriek geen toestemming voor het kappen. „Maar niemand legt ze een strobreed in de weg.”

Voormalig visser en milieubeschermer Mapaselle.
Foto Satwika Satria

Mapaselle maakt zich zorgen over het precaire ecosysteem van de baai. Zo’n twintig jaar geleden merkte hij voor het eerst dat er minder vissen zwommen. Om plaats te maken voor hout- en mijnbouwindustrie werd ten noorden van Balikpapan oorspronkelijk bos gekapt. Sindsdien stromen vanuit die (hoger gelegen) bouw- en mijngebieden via de rivieren zand- en stofdeeltjes naar de baai. Het verstoort de balans van het bodemleven, en dat heeft effect op de hele keten: de zandlaag beschadigt het zeegras, terwijl daar het voedsel voor de vissen zit. „En als je dolfijnen wil zien, dan moet je naar het zeegras waar de vissen eten.” Zoals veel activisten vreest Mapaselle dat met de komst van de nieuwe hoofdstad de opslag- en havenactiviteit in de baai zal toenemen.

De nieuwe snelweg snijdt honingberen, luipaarden en orang-oetans de pas afMapaselle voormalig visser en milieubeschermer

Naast een aanlegsteiger zwiepen jonge neusapen in een stuk mangrovebos van de ene tak naar de andere. De dieren staan op de internationale lijst van bedreigde diersoorten. „Hierachter ligt de snelweg van Balikpapan naar Nusantara”, zegt Mapaselle. De snelweg snijdt allerlei zeldzame dieren, onderweg tussen mangrove en oerwoud, de pas af, zoals honingberen, luipaarden, herten en orang-oetans. Die zitten nu in het nauw, stelt Mapaselle. En als diersoorten in een te klein gebied leven, zijn ze vatbaar voor ziekten. Milieubeschermers roepen al een tijd om een corridor. „Die is er nog steeds niet.”

Neusapen die in het mangrovebos leven, staan op de internationale lijst van bedreigde diersoorten.
Foto Satwika Satria

In zijn kantoor in Balikpapan slaakt Widiaryanto een diepe zucht. Wéér die corridor. „We zijn ermee bezig!” Hij toont een tekening van de geplande dierentunnel. Van overheidsgeld, voegt hij eraan toe. Want de financiering van de hoofdstad is een heikel punt. Minder dan 20 procent (zo’n 5,5 miljard euro) van de investeringen komt uit de Indonesische staatskas. De rest van het geld (28 miljard euro) moet door externe financiers op tafel worden gelegd. De meeste experts vrezen dat de afhankelijkheid van commerciële partijen de voorgenomen duurzaamheid gaat doorkruisen.

Volgens Widiaryanto wordt verdere aantasting van de biodiversiteit door de komst van de hoofdstad juist tegengehouden. „De baai stond al onder druk. Door de komst van Nusantara kunnen we betere milieuregels opstellen.” Maar lokale activisten zoals Mapaselle merken dat regels worden gebroken en hebben weinig vertrouwen in handhaving. Widiaryanto geeft toe dat er corruptie is. „We doen wat we kunnen.”

Experts, zoals de Nederlandse zeebioloog Danielle Kreb (52), vragen zich af of er wel is nagedacht over de infrastructuur die de transport-stromen in goede banen moet leiden. Het ziet er niet naar uit dat Nusantara zelfvoorzienend zal zijn. Een stad van twee miljoen mensen zal moeten worden voorzien van goederen en diensten en de meest logische aanvoerroute is via de Balikpapanbaai. En het zal op zijn zachtst gezegd een hele uitdaging worden om het bestaande natuurgebied te ontzien. Kreb bestudeert al twintig jaar de Irrawaddy- rivierdolfijn in de baai – ook dit dier wordt met uitsterven bedreigd en heeft het steeds moeilijker. „De mangrove bij de nikkelsmelter was nou net hun favoriet plek om vis te vangen. Het leefgebied wordt almaar kleiner.” De dieren hebben veel last van de scheepvaart en van bouwgeluiden zoals heipalen, zegt ze. „Sommigen hebben van de stress wratten gekregen.”

Kreb heeft in opdracht van de overheid een rapport met aanbevelingen opgesteld. Zo zou de scheepvaart meer rekening kunnen houden met de migratieroute van de dolfijnen. Kreb hoopt dat haar adviezen worden opgevolgd, maar is er niet gerust op. Leidt de verkeerstunnel die onder de baai is gepland bijvoorbeeld niet tot schade? Ook maakt ze zich zorgen over de dammen die Nusantara van water en energie moeten voorzien. „We weten helemaal niet wat de impact daarvan gaat zijn. We hebben bijvoorbeeld geen idee wat er met de vissen gebeurt als de instroom van zoet water opeens afneemt.”

Karnila Willard (51) is gepromoveerd op een duurzaamheidsstudie van het Balikpapan- gebied. Met haar man, kunstenaar Kushardianto (48), runt ze aan het strand een koffietentje gebouwd van zwerfhout en petflessen. De muren zijn beschilderd met vrolijke bloemen. Willard is niet per se tegen de komst van de nieuwe hoofdstad. Maar: „Je moet de baai zien als een handgeschilderd batikdoek. Je kunt zo’n doek niet in stukken knippen en lukraak weer aan elkaar naaien. Je moet eerst goed kijken hoe de schilderingen lopen.” Zo is ook het ecosysteem van de Balikpapanbaai uniek. „In de baai leven zeldzame soorten, dieren die alleen hier leven, zoals de dugong [een soort zeekoe, red.], de honingbeer, bijzondere schildpadden.” Perfect voor duurzaam toerisme, stelt ze. „We moeten geen Singapore willen worden. Allemaal nep. Hier in Kalimantan is oorspronkelijke natuur te zien. Dát moet het uitgangspunt worden.” Ze heeft haar visie aan de overheid voorgelegd, maar nog geen respons gehad.

Samsia (49) en Chi-chi (2), de vrouw en kleindochter van Pandi (51) uit het dorp Sepaku, Kalimantan,  Pandi, bij een oude grafsteen, vreest te moeten verhuizen door het bouwplan.

Foto’s: Satwika Satria

Ze ziet meer kansen die niet worden benut. Als je lokale bewoners met kennis van de omgeving bij de plannen betrekt, dan is dat je startpunt voor een duurzame lokale economie, stelt ze. Lokale vissers willen, alleen al uit economische noodzaak, de biodiversiteit behouden. „Denk aan traditionele krabvisserij. Een ongeschonden krab is goud waard. Haal jij maar eens een krab zonder zijn poot te breken uit de mangrove. Vissers als Mapaselle kennen de baai op hun duimpje. Ze weten waar de krab zit, welke ze kunnen pakken en hoe ze hem moeten vastpakken zonder hem te beschadigen.”

Aan de rand van het dorp Pemaluan pompt Zakaria (32) voor het huis van zijn vader water uit de kreek. De bewoners, van wie de meeste horen bij de inheemse Paser-gemeenschap, vrezen dat ze binnenkort niet meer kunnen vissen. Ze weten sinds enige tijd dat er een stuwdam komt. Een deel van het dorp wil best verhuizen, maar weigert te vertrekken totdat ze een goede prijs hebben voor hun land. Zakaria’s ouderlijk huis is al wel verkocht. Maar omdat zijn vader geen eigendomsbewijs had van het land, kreeg hij alleen een vergoeding voor het gammele houten huis. Terwijl de grond heel snel in prijs zal stijgen, stellen de dorpelingen.

Bewoners zonder bewijs

Ook Jonadi en zijn dorpsgenoten in het naburige Sepaku vrezen dat ze moeten verhuizen. Net als in Pemaluan zijn de meeste dorpelingen inheems. Ze hebben van oudsher geen papieren bewijs van eigendom van het land, waarop ze vaak al generaties wonen. Landrechten zijn een lang bestaand probleem in Indonesië; het komt geregeld voor dat de overheid land claimt en verpandt aan grote semi-commerciële ondernemingen, zoals mijnbouwbedrijven of plantages. Bewoners hebben doorgaans weinig middelen om hun gelijk te halen.

Op de houten vloer van zijn huis rommelt Jonadi door een doos met papieren en wijst op landkaarten zijn akkers aan. Hij wil niet weg. „Ik bang dat we dan onze Balik-cultuur verliezen.” Verhuizen naar de nieuwe hoofdstad ziet hij niet zitten. „We kennen het oerwoud. Niet de stad. Je haalt een vis toch ook niet uit de rivier? Op het land gaat hij dood. Nusantara is een plan voor mensen van Jakarta, niet voor ons.”

Jainudin (31), de zoon van Sibukdin, dorpshoofd van Sepaku.
Foto Satwika Satria

Tegenover Jonadi woont dorpshoofd Sibukdin (60) – die net als Zakaria en Mapaselle één naam heeft. Ook zijn gezin woont in een eenvoudig houten huis op palen. Ze hebben weinig bezittingen, maar ze zijn gehecht aan hun plek. „Ons volk woont hier al sinds de negentiende eeuw”, zegt hij. „Onze familiegraven zijn hier.” Hij is het zat om opgejaagd te worden. Sinds de jaren van het Soeharto-regime verliezen inheemse gemeenschappen van Kalimantan door de komst van palmolie-plantages veel land. Ook moesten ze plaatsmaken voor migranten in het kader van het transmigratieprogramma, bedoeld om bevolkingsdruk in andere delen van de archipel te verlichten. Hij vreest ook nu aan het kortste eind te trekken. „We willen erkenning van ons landeigendom. Pas daarna gaan we in gesprek over een eerlijke compensatie.”

Hoewel zijn dochter werkt op de administratieafdeling van een lokaal Nusantara-kantoor, heeft Sibukdin geen vertrouwen in de economische kansen die de stad aan de Balik-gemeenschap zou kunnen bieden. „Wij zijn van oudsher jagers. We weten hoe we voedsel uit het bos halen.” Het liefst wil hij hulp van de overheid om in de landbouw te blijven.

Op een heuvel boven Nusantara heeft president Joko Widodo een ‘glamping site’ laten bouwen, vanwaar hij de bouw kan inspecteren. Om de zoveel maanden bivakkeert hij met enkele gasten in luxe hutten rondom een kampvuurplek. In februari zijn er presidentsverkiezingen. Widodo kan niet herkozen worden en probeert zijn nalatenschap veilig te stellen. De werkdruk is hoog. Er staat prestige op het spel.

Nusantara-medewerker Marchall loopt naar de bomenrij aan de rand van de heuvel. Voor hem strekken honderden kilometers golvende tropische bossen zich uit. In een kale plek, onder oranje stofpluimen, glinsteren hoogwerkers. Marchall is een van de 17.000 ambtenaren die volgend jaar naar hier zal verhuizen. Ziet hij daarnaar uit? De twintiger weet even niet hoe moet reageren. „Nee, nog niet echt”, besluit hij toe te geven. „Sommigen willen wel graag verhuizen. Anderen niet. De meeste jonge mensen willen uitgaan. Naar restaurants. Ze houden van het stadsleven in Jakarta.”