Israël geeft toe dat uitleg over gedode hulpverleners in Gaza ‘deels onjuist’ was na filmpje van een van de slachtoffers

Ja, ze waren wel zichtbaar als hulpverleners. En nee, dat maakt in feite niet uit: Israël had volgens het internationaal recht hoe dan ook niet op ze mogen schieten. Maar dit weekend is ook het excuus ontkracht dat de vijftien Palestijnse reddingswerkers die op zondag 23 maart door Israël werden doodgeschoten bij Rafah, een stad in het zuiden van de Gazastrook, niet als zodanig herkenbaar waren geweest.

Zaterdagochtend publiceerde The New York Times een filmpje dat door een van de slachtoffers, een paramedicus, gemaakt was. Hierop is te zien dat het ging om een konvooi van twee ambulances en een brandweerwagen, met koplampen en zwaailichten aan. Een functionaris van het Israëlische leger gaf zaterdagavond toe dat eerdere Israëlische berichtgeving over de gedode hulpverleners „deels onjuist” was.

Het filmpje werpt ook meer licht op de omstandigheden rond hun dood. Wanneer het konvooi een ambulance langs de kant van de weg ziet staan, stappen er twee mensen uit om poolshoogte te nemen. Op dat moment wordt er op hen geschoten. Het beeld stopt, maar het geluid gaat door.

Nog vijf minuten ligt het konvooi onder geweervuur. De paramedicus die filmde, herhaalt in die minuten telkens de shahada, een gebed dat moslims opzeggen wanneer ze de dood tegemoet zien. Het lichaam van de paramedicus werd later in een graf aangetroffen met een kogel in het hoofd.

De aanvankelijke uitleg

De Israëlische functionaris heeft niet toegelicht wat er precies onjuist was aan de aanvankelijke uitleg van de gebeurtenissen. Die uitleg was tweeledig: eerst zou er geschoten zijn omdat de voertuigen onzichtbaar waren en zich verdacht voortbewogen zouden hebben. Na een eerste onderzoek werd volgens het Israëlische leger vastgesteld dat enkele van de „verdachte” voertuigen ambulances en brandweerwagens waren.

Volgens Israël hoorden negen van de vijftien slachtoffers bij Hamas, hoewel het niet heeft gezegd welke negen dat zijn; alle vijftien namen zijn bekend. Tegenover The Times of Israel veroordeelde een legerwoordvoerder het „herhaaldelijk gebruik” door „terroristische organisaties in de Gazastrook van ambulances voor terroristische doeleinden”.

Politicoloog Nicola Perugini van de Universiteit van Edinburgh, auteur van het boek Human Shields: A History of People in the Line of Fire, wijst er op X op dat de Israëlische reactie zichzelf tegensprak: „Als je de vijand ervan beschuldigt dat het een ambulance als dekmantel gebruikt, is de aanname dat de vijand zich achter iets verschuilt wat duidelijk herkenbaar is als beschermd. Het heeft geen zin om je te verschuilen achter een ongemarkeerd voertuig.”

Critici wijzen op een patroon van Israëlische ontkenningen bij het doodschieten van Palestijnen. Een van de bekendste voorbeelden is de dood van de Palestijnse journalist Shireen Abu Akleh, in 2022 op de Westelijke Jordaanoever. Zij werd, terwijl ze verslag deed van een Israëlische inval in een Palestijns vluchtelingenkamp, in haar hoofd geschoten. Destijds zeiden Israëlische functionarissen in een eerste reactie dat het een Palestijnse kogel geweest was; later bleek de schutter een Israëlische soldaat.

Glashelder

Al snel na de vondst van de lichamen wezen deskundigen erop dat de zichtbaarheid van de hulpverleners niet relevant was voor de vraag of het een oorlogsmisdrijf betreft. Zo zei de Rotterdamse hoogleraar humanitaire studies Thea Hilhorst in NRC: „Volgens het internationaal humanitair recht is het glashelder dat je niet op hulpverleners mag schieten. Er zijn uitzonderingsgronden, maar dan moet je alsnog terughoudend, transparant en proportioneel handelen. Het is dus aan Israël om onomstotelijk te bewijzen dat het in werkelijkheid om strijders ging én dat er geen andere manier was om hen uit te schakelen.”


Lees ook

Waren de vijftien gedode hulpverleners in Gaza herkenbaar genoeg? ‘Dat is de verkeerde vraag, Israël had nooit mogen schieten’

Palestijnen rouwen om door Israël gedode hulpverleners van de Rode Halve Maan.

De dood van de hulpverleners werd wereldwijd veroordeeld, onder anderen door de Nederlandse minister Reinette Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, PVV). Volker Türk, de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties, zegt in een reactie dat de gebeurtenis „verdere zorgen” oproept „over het plegen van oorlogsmisdrijven door het Israëlische leger”.

Acht van de vijftien slachtoffers werkten voor de Palestijnse Rode Halve Maan. Het was wereldwijd de dodelijkste aanval op medewerkers van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan sinds 2017.