Israëls meest omstreden minister, Itamar Ben-Gvir, houdt ervan met open raampjes over de bezette Westelijke Jordaanoever te rijden. Zonder gevaar is dat niet, want veel Palestijnen kunnen het bloed wel drinken van de extreemrechtse Joodse politicus die elk Palestijns verzet het liefst zo hard mogelijk de kop indrukt. Maar die open raampjes moeten bewijzen dat Ben-Gvir niet bang is voor Palestijnen en onderstrepen dat de Joden er de dienst uitmaken.
Wie dat laatste nog niet begrepen had, kreeg het vorige maand ingepeperd. Voor een Israëlisch tv-station verklaarde Ben-Gvir: „Mijn recht en dat van mijn vrouw en kinderen om ons in Judea en Samaria te bewegen is belangrijker dan de bewegingsvrijheid van de Arabieren.” Met de Bijbelse termen Judea en Samaria duiden veel Joodse kolonisten de Westelijke Jordaanoever aan.
Zoals vaker leidden Ben-Gvirs uitlatingen tot een golf van protest. Van de Palestijnen, uit Israël zelf, de Arabische wereld, Europa en de Verenigde Staten. Een schrijnend staaltje apartheidsdenken, luidde de consensus. Onzin, reageerde Ben-Gvir. Niet de Palestijnen, maar de Joden hebben te kampen met apartheid en antisemitisme. In de Palestijnse stad Hebron, waar hij zelf in een zwaar bewaakte Joodse buitenwijk woont, „kunnen de Joden 97 procent van de plaatsen niet in”. Dat zijn wijk Kiryat Arba alleen toegankelijk is voor Joodse kolonisten en in bezet gebied ligt, waar Joden volgens internationaal recht helemaal niet mogen wonen, liet hij onvermeld.
Ook bij veel Joden is Ben-Gvir een gehate figuur. Bij massale demonstraties in Tel Aviv en andere Israëlische steden tegen de plannen van de regering om de rechterlijke macht deels haar bevoegdheden af te nemen, drong Ben-Gvir als minister van Nationale Veiligheid en chef van de politie steeds aan op hard ingrijpen. Tot ergernis van politiecommissarissen, die vreesden dat dit tot nodeloos bloedvergieten zou leiden. De commissaris van Tel Aviv nam begin juli demonstratief ontslag. Al twee keer drongen hoge voormalige politiefunctionarissen in open brieven aan premier Netanyahu aan op Ben-Gvirs ontslag. Hij zou de veiligheid in Israël bedreigen.
Afgelopen weekend raakte de politie wederom in opspraak na een uit de hand gelopen betoging bij de Eritrese ambassade in Tel Aviv, waarbij 170 mensen gewond raakten. Ben-Gvir opperde om illegale migranten massaal te deporteren, wat nu juridisch onmogelijk is. Bovendien had hij een plaagstoot in petto voor de door hem geminachte rechters. Afrikaanse migranten moesten voortaan maar naar welgestelde buurten in het noorden van Tel Aviv worden overgebracht. Daar wonen ook nogal wat rechters, suggereerde hij, die juridische obstakels snel uit de weg zouden ruimen als ze zelf worden geconfronteerd met migranten.
Wie is deze man met zijn uilenbrilletje en keppeltje, die al jaren geleden door de voormalige premier Ehud Olmert werd omschreven als een groter gevaar voor Israël dan nucleair bewapend Iran? Hoe heeft iemand die als jongeman te extreem in zijn opvattingen werd bevonden om zelfs maar zijn dienstplicht te kunnen uitoefenen, het kunnen schoppen tot minister van Nationale Veiligheid? En wat valt er van deze radicaal verder nog te verwachten?
Zijn aanhangers hoeven niet lang na te denken over de vraag waarom ze Ben-Gvir bewonderen. Zij wijzen op zijn enorme doorzettingsvermogen en zijn onverwoestbare zekerheid dat de zaak waarvoor hij zich sterk maakt – in het bijzonder die van de Joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever – rechtvaardig is.
„Angst kent hij volgens mij niet”, vertelt Raphael Morris, leider van een beweging die de Joden weer volledig toegang wil geven tot het voor moslims gereserveerde deel van de Tempelberg in Jeruzalem, door de telefoon. „Hoe meer de Arabieren (Palestijnen) hem bedreigen, hoe vastberadener hij wordt om de strijd voort te zetten.”
Met name de verhouding met de Palestijnen, door hem steevast Arabieren genoemd, houdt Ben-Gvir bezig. „We zijn in een lange oorlog gewikkeld met de Arabieren, die al voor de stichting van Israël is begonnen”, legt Morris uit, die Ben-Gvir al dertien jaar kent en vaak samen met hem actie heeft gevoerd. „Dagelijks betalen Joden daarbij met hun leven. De inzet is of er uiteindelijk een Joodse of een Arabische staat zal komen. Zo denkt ook Ben-Gvir er over.”
Ben-Gvirs radicale opvattingen verwierf hij al als puber, onder invloed van de toenmalige intifadah, de Palestijnse opstand die ook veel Joden het leven kostte. Niet zozeer van zijn ouders in Jeruzalem, die weliswaar religieus waren, maar niet extreem en die soms zelfs op de gematigde Arbeidspartij stemden. De jonge Itamar voelde zich echter aangesproken door het gedachtengoed van de extreme rabbijn Meir Kahane, die geweld aanmoedigde tegen alle vijanden van Israël. Als 16-jarige werd Ben-Gvir lid van Kahanes later verboden partij Kach.
Ook was Ben-Gvir een bewonderaar van Baruch Goldstein, de volgeling van Kahane die in 1994 29 moslims doodschoot in Hebron, op een steenworp van de plaats waar Ben-Gvir nu zelf met zijn gezin woont. Jarenlang prijkte er een foto van de massamoordenaar in de woonkamer van huize Ben-Gvir, tot hij die in 2020 op aanraden van politieke adviseurs van de muur haalde.
Zijn vrouw Ayala had geen enkele moeite met Goldsteins foto. Zij is uit zo mogelijk nog harder hout gesneden. Ze kon zich uitstekend vinden in de bestemming die Ben-Gvir had uitgekozen voor hun eerste date: het graf van haatprediker Meir Kahane. Ook nu haar man in de hoogste regeringskringen verkeert, blijft ze even onverzettelijk als altijd. Kort na de parlementsverkiezingen van vorig jaar, die haar man en diens partij Otza Yehudi (Joodse Kracht) aan de macht hielpen via een coalitie met Likud en anderen, werd ze uitgenodigd door de vrouw van Benjamin Netanyahu voor een etentje in een chique hotel.
Bij aankomst baarde ze opzien omdat in een riem over haar kleding duidelijk een pistool viel te zien. Zelf noemde ze dit naderhand op Twitter logisch: „Ik woon in Hebron, ben de moeder van zes lieve kinderen, reis langs wegen waar het terrorisme welig tiert, ben getrouwd met de meest bedreigde man in het land en, ja, ik heb een pistool. Wen er maar aan.” Raphael Morris, die veel met de Ben-Gvirs is omgegaan, bevestigt dat Ayala een sterke persoonlijkheid is. „Maar Ben-Gvir is geen marionet”, zegt hij. „Hij neemt zijn eigen beslissingen.”
Dat ook Ben-Gvir zelf geweld in principe niet schuwde liet hij als 19-jarige blijken, toen hij in 1995 in een later nog vaak gememoreerd interview voor een camera een Cadillac-embleem liet zien dat van de dienstauto van de toenmalige premier Yitzhak Rabin was gesloopt en verklaarde: „We zijn bij zijn auto gekomen. We zullen ook hem te pakken krijgen.” Enkele weken later werd Rabin, die het jaar daarvoor de door rechtse partijen verfoeide Oslo-akkoorden met de Palestijnen had gesloten, vermoord door Yigal Amir, een jonge religieuze fanaticus. Van enige betrokkenheid van Ben-Gvir bij de moord is overigens nooit iets gebleken, ondanks zijn profetie.
Lange tijd manifesteerde Ben-Gvir zich vooral als activist. Herhaaldelijk werd hij gearresteerd en 53 keer volgden er aanklachten. In 2007 werd hij veroordeeld wegens het aanwakkeren van racisme en voor lidmaatschap van een terroristische organisatie. Nog altijd is Ben-Gvir trots op zijn kerfstok.
Na verloop van tijd besloot hij zich via een rechtenstudie aan de Ono-universiteit beter tegen vervolging te wapenen. Dat ging niet zomaar. Aanvankelijk werd hij wegens zijn strafblad afgewezen door de advocatenorde. Op dat moment liepen er bovendien nog drie zaken tegen hem. Pas nadat hij daarin was vrijgesproken en met succes beroep had aangetekend tegen zijn afwijzing, kon hij aan de slag.
Zoals mocht worden verwacht, wierp Ben-Gvir zich vervolgens op als juridische steunpilaar van radicale Joodse kolonisten, die bij al dan niet dodelijk geweld tegen Palestijnen betrokken waren geweest en zich voor de rechter moesten verantwoorden. Hij wist velen van hen buiten de gevangenis te houden. Een van de organisaties die hij verdedigde was Lehava, een organisatie die campagne voert tegen huwelijken van Joden met niet-Joden.
Ook jonge extreemrechtse Joodse activisten profiteerden van Ben-Gvir’s juridische expertise. „Hij heeft mij vaak als advocaat bijgestaan”, zegt Morris, die ook een keer of vijftig is aangehouden. „Heel professioneel en slim. Hij wist mij en anderen voor moeilijkheden te behoeden door behendig gebruik te maken van de grijze zones in de wetgeving. Ben-Gvir wist precies hoever we konden gaan”, herinnert Morris zich.
Tegelijkertijd bleef Ben-Gvir ook zelf actief in de extreemrechtse hoek. Hij sloot zich aan bij het in 2012 opgerichte Otzma Yehudit en deed in 2019 een vergeefse gooi naar een zetel in de Knesset, het Israëlische parlement. Twee jaar later – inmiddels al partijleider – lukte dat alsnog. Net parlementslid, toog hij in mei 2021 naar de plaats Lod, toen daar hevige spanningen heersten tussen Joden en Moslims. Hij hielp er met het opzetten van bendes die moslims wilden lynchen. Volgens Kobi Shabtai, Israëls hoogste politiecommissaris, was Ben-Gvir destijds de grootste stokebrand achter die rellen.
Zijn grote doorbraak volgde afgelopen herfst. „Daarbij speelde Netanyahu een hoofdrol”, zegt Mairav Zonszein, Israël-analist van de denktank International Crisis Group. „Eerder had die altijd geweigerd met Ben-Gvir samen te werken maar toen andere partijen niet meer met Netanyahu wilden werken wegens de processen op verdenking van corruptie tegen hem, veranderde hij van mening.” Het was ook Netanyahu die erbij Ben-Gvir op aandrong een lijstverbinding aan te gaan met Religieus Zionisme, een andere extreemrechtse groepering onder leiding van Bezalel Smotrich. Daardoor kwam dat verbond met vijftien zetels in de Knesset en was Netanyahu in staat samen met orthodoxe partijen een nieuw kabinet te vormen, het meest rechtse uit zijn geschiedenis.
Ben-Gvir heeft zich intussen ontpopt als een populist die de media goed weet te bespelen. „Als er ergens een terroristische aanslag tegen Joden is geweest, bezoekt hij zo’n plaats direct en speelt hij voor de camera’s in op de rauwe emoties van zo’n moment”, aldus Zonszein.
Zijn optreden spreekt veel religieuze jongeren aan, vooral dienstplichtigen die zich soms zorgen maken over vervolging na schietpartijen met dodelijke afloop. Zonszein: „Ben-Gvir vertelt hen dat hij via een nieuwe wet straffeloosheid voor zulke acties wil garanderen.” Ook zei hij in juni bij een van zijn vele bezoeken aan illegale nederzettingen dat „niet twee, maar tientallen, honderden, zo nodig zelfs duizenden terroristen” moeten worden gedood. Met terroristen bedoelde hij vanzelfsprekend Palestijnen. ‘Dood aan de terroristen’, scanderen Ben-Gvirs aanhangers regelmatig. Iedereen weet wie worden bedoeld.
Volgens Morris stelt Ben-Gvir zich als minister iets gematigder op dan vroeger als activist. „Hij probeert nu het systeem van binnenuit te veranderen”, zegt Morris. „Maar dat is moeilijker dan wanneer je vanuit de oppositie van alles kunt roepen.”
Veel andere Israëliërs bespeuren weinig van zo’n matiging. Zij schrokken van de drie demonstratieve bezoeken die Ben-Gvir bracht aan de Tempelberg. Die zorgden voor extra onrust met de Palestijnen. En ze verwachten weinig goeds van de Nationale Garde, die versterkt zal worden en volgens de meeste politieke waarnemers vooral zal functioneren als Ben-Gvirs privé-militie. Sommigen denken dat ook Netanyahu hem die niet toevertrouwde en daarom besloot de opbouw ervan te vertragen.
Ook Netanyahu beseft dat Ben-Gvir zich aan geen enkele wet gebonden acht, als die hem niet uitkomt. Deze week lekte uit dat Ben-Gvir de chauffeur van zijn dienstauto soms opdraagt door rode stoplichten te rijden als hij haast heeft, of omdat hij zich niks wil aantrekken van de voorgeschreven maximumsnelheid. „Maar hij is vooral gevaarlijk doordat hij gelooft dat Israëliërs meer rechten op de Westelijke Jordaanoever hebben dan de Palestijnen”, zegt Zonszein. „En doordat hij ervan houdt de zaken verder te laten escaleren door bezoeken aan gevoelige plekken.”
En door moord op Palestijnen te vergoelijken. Toen media vorige maand meldden dat twee Joodse kolonisten werden verdacht van moord op een 19-jarige Palestijn, wees Ben-Gvir hen op X, het voormalige Twitter, meteen terecht. „Een Jood die zichzelf en anderen tegen moord door Palestijnen verdedigt is geen moordverdachte, maar een held die mijn volledige steun zal krijgen.”
Lees ook:Zesde kabinet-Netanyahu wordt het ‘meest extreme in de geschiedenis van Israël’