N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Aanslag Nice 2016 Anti-islamitische discriminatie zorgt voor angst bij islamitische nabestaanden van de aanslag van Nice. „Er zijn hier veel mensen die de aanwezigheid van moslims niet tolereren.”
Seloua Mensi (35) kan de sms’jes zes jaar later nog uittekenen. „Het is jullie schuld.” „Ik hoop dat ze dood is.” „Het is goed dat jullie elkaar afmaken.” „Jullie zijn allemaal moordenaars.”
Ze ontving de berichten in de dagen na de door Islamitische Staat opgeëiste aanslag op de Promenade des Anglais in Nice op 14 juli 2016, waarbij 86 doden vielen. Uitzendbureaumedewerker Mensi was met haar familie op zoek naar haar oudste zus Aldjia (42), die sinds de avond van de aanslag vermist werd. In heel Nice had ze posters opgehangen met haar telefoonnummer en een foto van Aldjia. Daarop droeg haar zus, net als Mensi een devoot moslim, een hoofddoek. „Ik was gechoqueerd over de hoeveelheid háát die binnenkwam”, vertelt Mensi op een regenachtige dag in een café vlakbij de Promenade des Anglais. „Dat had ik nooit zien aankomen.”
De sms’jes bleken een voorbode voor wat Mensi in de periode na die zwarte 14 juli te wachten stond. Zoals op de vierde dag na de aanslag, toen aan de hand van DNA-materiaal werd geconstateerd dat haar zus Aldjia inderdaad was omgekomen. „Bij het mortuarium werd ons gevraagd buiten te wachten tot de naasten van andere slachtoffers weg waren zodat zij geen mensen van het islamitische geloof hoefden te zien.” Of bij een herdenking in Nice, toen werd gevraagd of Mensi’s moeder en zussen op de achterste rij konden plaatsnemen zodat hun hoofddoeken niet te zichtbaar zouden zijn. „Sinds ik slachtoffer ben van terrorisme maak ik meer racisme mee dan daarvoor.”
Lees ook dit stuk over de rechtszaak: Acht mensen veroordeeld voor terreuraanslag in Nice uit 2016
Mensi is een van de honderden islamitische overlevenden en nabestaanden van de aanslag in Nice, waarbij een derde van de 86 dodelijke slachtoffers moslim was. En ze is niet de enige die een opleving van discriminatie heeft ervaren na de aanslag. Bij de vorige week afgesloten rechtszaak over de aanslag getuigden meerdere islamitische slachtoffers over vergelijkbare ervaringen.
Zuid-Frankrijk
Zo ook de Tunesische ingenieur Insaf Arfaoui (34), die sinds tien jaar in Frankrijk woont en de aanslag op een haar na overleefde omdat ze wist weg te springen voor de vrachtwagen waarmee de terrorist de boulevard opreed. „Een paar dagen na de aanslag kwam mijn bazin naar me toe en zei: ‘Zo, dus de terrorist was een Tunesiër’”, vertelt Arfaoui in een cafeetje in Parijs waar ze was om de laatste dagen van de rechtszaak over de aanslag te volgen. Om haar nek draagt ze een ketting met een wassende maan en een sterretje; op haar pols heeft ze de datum 14-07-2016 getatoeëerd.
„Alsof ze wilde zeggen: alle Tunesiërs zijn moordenaars. Door de minachting in haar stem voelde ik me zó klein.” Terwijl ze vertelt, krimpt ze een beetje in elkaar. „Ik was gechoqueerd en durfde niets terug te zeggen, ook omdat mijn collega’s erom moesten lachen.” Ook door haar huisgenoten werd ze naar eigen zeggen ‘geplaagd’ omdat de terrorist een Tunesiër en moslim was.
Hoewel Mensi en Arfaoui zeggen dat ze schrokken van de beschuldigende en haatdragende reacties, kwamen ze niet uit het niets, zegt imam Mahmoud Benzamia in zijn moskee En-Nour in het westen van Nice. „Anti-islamitisch racisme bestaat in heel Frankrijk”, benadrukt hij. „Maar de situatie in Alpes-Maritimes is bovengemiddeld erg. Het departement staat erom bekend dat er veel extremisten wonen.”
Hij verwijst naar het succes van anti-immigratie en islamkritische partijen als het Rassemblement National en Réconquête in de regio en de aanwezigheid van honderdduizenden pieds-noirs (witte Fransen die in gekoloniseerd Algerije woonden), van wie velen van oudsher radicaal-rechts stemmen. „Er zijn hier veel mensen die de aanwezigheid van moslims niet tolereren.”
De aan de Universiteit van Nice gelieerde historicus Yvan Gastaut stelt dat de geschiedenis van de stad een rol speelt. „Nice was aanvankelijk een industriële havenstad die werd bevolkt door voornamelijk arme mensen”, zegt Gastaut telefonisch. Maar in de 19de en 20ste eeuw „is men zich gaan afzetten van de oude haven en zijn werkers om meer geld te stoppen in een nieuwe stad die draait om luxe en toerisme.” Het zwaartepunt van de stad verschoof van de haven naar de Promenade des Anglais.
In deze context kwamen in de 20ste eeuw grote groepen arbeidsmigranten uit onder meer Algerije en Tunesië, en die werden expres niet in het nieuwe centrum van de stad gehuisvest, maar aan de randen van Nice of net daarbuiten. „In de jaren vijftig, zestig en zeventig werd anti-Arabisch racisme breed gedeeld in Zuid-Frankrijk. Daarom werd in Nice gevonden dat hun aanwezigheid zou afdoen aan het luxe en toeristische imago van de stad. Dit heeft van immigranten en moslims een soort tweederangsburgers gemaakt.”
Lees ook: Nabestaanden van terreurdaad in Nice vrezen dat aanslag wordt vergeten
Voelbare scheiding
De scheiding echoot door in het Nice van 2022. De promenade langs de azuurblauwe Middellandse Zee is omringd met grote hotels, gouden casino’s en bijgeknipte palmbomen. Op de ‘prom’ maken toeristen het jaar rond selfies. In de chique winkelstraten lopen goedgeklede, vooral witte Niçois met hondjes in wollen truitjes. In de haven liggen jachten van honderden miljoenen euro’s die varen onder vlaggen van belastingparadijzen als Bermuda.
Maar hoe verder verwijderd van het centrum, hoe meer de identiteit van een multiculturele metropool zich opdringt. Zo maken rond het treinstation Italiaanse en Franse restaurants plaats voor Algerijnse en Tunesische. Hier worden geen dure tassen en horloges verkocht, maar glitterende trouwjurken en kleurrijke djellaba’s. In buitenwijken als l’Ariane en Les Moulins (waar Seloua Mensi opgroeide) staan slecht onderhouden en met televisieschotels behangen flatgebouwen. Op straat en in de winkels zijn beduidend meer mensen van kleur, vrouwen met hoofddoeken en mannen met baarden dan in het centrum.
Imam Benzamia merkte toen hij begin deze eeuw een moskee wilde openen hoe sterk de gemeente deze tweedeling wil behouden. De moskee bevindt zich op een bedrijventerrein aan de rand van Nice. „Een vergunning krijgen voor een moskee in het stadscentrum zou me nooit zijn gelukt. Zelfs hier heeft het vijftien jaar geduurd.” In de stad zelf is alleen een geïmproviseerde bidzaal in een souterrain.
Arfaoui stelt sinds haar aankomst in Nice in 2012 te hebben geprobeerd zo goed mogelijk te integreren, bijvoorbeeld door een kamer te zoeken in een huis met Niçois zonder migratieachtergrond. „Maar dat lukt simpelweg niet, misschien door mijn achternaam. Uiteindelijk woonde ik in een appartement met allemaal migranten uit verschillende landen. Ook de huisbaas was niet Frans.” Inmiddels heeft ze Nice verlaten omdat wonen in de buurt van de plek van de aanslag te confronterend voor haar was. „Weet je, als je vanuit Tunesië naar Frankrijk gaat, bereid je je voor op racisme. Maar zo erg had ik het niet verwacht.”
Angst
Zes jaar na de aanslag ontvangt Seloua Mensi geen haatsms’jes meer, maar anti-islamitische discriminatie komt ze nog geregeld tegen. Zij en haar gezin – ze heeft drie dochters en heeft de vier kinderen van haar overleden zus in huis genomen – worden erdoor belemmerd in dagelijkse dingen. „Mijn man wordt continu aangehouden door de politie en de ordediensten – als hij zegt dat hij slachtoffer is van de aanslag zijn ze verbaasd en laten ze hem gauw gaan. Toen we twee jaar geleden verhuisden naar Carros, net boven Nice, installeerde de buurman beveiligingscamera’s. En laatst heb ik aan mijn achtjarige dochter moeten uitleggen wat sale arabe (vieze arabier) betekent, omdat een moeder van een klasgenootje had gezegd dat hij niet te veel met Arabieren om moest gaan.”
„Tegen mij zeggen mensen vaak, als compliment, dat ik er niet uit zie als een Tunesiër”, zegt Arfaoui. De alledaagse opmerkingen over haar religie en achtergrond hebben Arfaoui, die na de aanslag met PTSS is gediagnosticeerd, nog angstiger gemaakt, zegt ze. „Ik ben niet alleen continu bang voor nog een aanslag, maar ook voor hoe mensen op mij reageren.” Zo was ze voor het interview met het voor haar onbekende NRC erg nerveus. „Ik hield er rekening mee dat een extreem-rechtse groepering me zou opwachten om zich te wreken op de Tunesiërs, de moslims”, zegt ze enigszins gegeneerd. „Je gaat allemaal enge scenario’s verzinnen.”
Lees ook deze reportage uit 2016: ‘Nu het echt is lijkt alles een droom’
Het maakt ook dat ze het gevoel heeft dat ze dubbel slachtoffer is geworden van de aanslag. „Ik worstelde al met schuldgevoelens omdat ik de aanslag had overleefd. En hiermee kreeg ik het gevoel dat ik me ook nog moet verantwoorden omdat het een Tunesiër was. En een moslim. „Ik voel me driedubbel geraakt.” Om confrontaties te vermijden, spreekt Arfaoui zo min mogelijk over haar religie. „Ik leef mijn leven op een discrete manier, ik probeer simpelweg te integreren en mijn ding te doen.”
Mensi kiest juist voor het offensief. Ze probeert als actief lid van slachtoffersorganisatie Promenade des Anges zichzelf en haar gesluierde zussen een zichtbare plaats te geven bij herdenkingen. Zo spoorde ze hen eind 2016 aan mee te gaan naar een bezoek aan de paus. Ook neemt ze iedere uitnodiging van de pers en politieke partijen aan „om te laten zien dat wij er zijn”. En een breder besef te creëren dat ook moslims slachtoffer van terrorisme kunnen zijn.