Twee jaar lang voltrok een van de spannendste juridische gevechten van Nederland zich louter schriftelijk. Dikke pakken papier stuurden Shell en Milieudefensie naar het Gerechtshof in Den Haag. Een 220 pagina’s tellend ‘memorie van grieven’ van Shell opende het hoger beroep. Milieudefensie volgde met een 248 pagina tellend ‘memorie van antwoord’. Hun betogen zetten Shell en Milieudefensie kracht bij met ruim 16.000 pagina’s aan deskundigenverklaringen, rapporten en bewijsmateriaal uit binnen- en buitenland.
Deze week stonden de twee opposanten eindelijk in de rechtszaal om hun kant mondeling te bepleiten, in een hoger beroep dat opnieuw wereldwijde belangstelling zal wekken. Rolkoffers vol papier werden door advocaten de rechtszaal binnengereden. Drie dagen lang wisselden zeven mannen en twee vrouwen in toga technische verhandelingen af met diepgravende economische, juridische en wetenschappelijke vraagstukken.
Shell stond voor het driekoppige gerechtshof om duidelijk te maken dat het oorspronkelijke vonnis uit 2021 van de rechtbank in Den Haag een „verkeerde afslag” was. Het zou zelfs „desastreus zijn voor Nederland”. Milieudefensie stond er om vurig te betogen dat de rechtbank volkomen gelijk had om Shell een reductieplicht op te leggen van de uitstoot van broeikasgassen die het concern zelf en de klanten van Shell veroorzaken. Die uitstoot moet, bepaalde de rechtbank in 2021, met 45 procent zijn afgenomen in 2030.
Lees ook
Wie triomfeert in het gevecht tussen Shell en Milieudefensie?
In die drie dagen werden fundamentele maatschappelijke vragen op tafel gelegd over wie in een democratische rechtsstaat verantwoordelijk is voor het tegengaan van klimaatverandering: rechtbanken, regeringen of bedrijven? En in welke mate? Shell probeerde de rol en de reikwijdte van het gerechtshof klein te maken, Milieudefensie juist groot.
Het is één van de meest wezenlijke vragen die deze rechtszaak zal beantwoorden: is het wel aan rechters om een groot olie- en gasbedrijf als Shell een vermindering van zijn uitstoot op te leggen? Is dat niet aan de politiek? En als het gerechtshof Shell géén verplichting oplegt: wie doet dat dan wel? Want is een multinational en fossiele energiereus als Shell eigenlijk te groot om nog te kunnen reguleren?
Nul twijfel
Als de advocaten van Shell, Daan Lunsingh Scheurleer en Tiemen Drenth, dinsdag als eerste het woord nemen, kan er wat hen betreft nul twijfel over bestaan: de rechter heeft hier „geen rol”, betogen zij. Sterker, de rechtbank ging eerder „zijn rechtsvormende taak te buiten”, aldus de advocaten van Clifford Chance die Shell vertegenwoordigen, omdat het juist aan staten zou zijn om de klimaatregels te maken waaraan bedrijven zich dienen te houden.
Die kunnen namelijk het beste alle maatschappelijke belangen afwegen – naast bescherming tegen klimaatverandering bijvoorbeeld ook het belang van betaalbare en beschikbare energie – om tot specifieke eisen voor het bedrijfsleven te komen. Omdat energie zo’n „onmisbare rol” speelt in de samenleving. „Zonder energie geen drinkwater, geen voedsel, geen medicijnen, geen verwarming en geen vervoer. Onze welvaart én ons welzijn zijn er op gebaseerd.” Rechters zijn niet voldoende „toegerust” om alle benodigde afwegingen te maken en te zorgen voor een verantwoorde energietransitie.
Volgens de advocaten van Shell komt (bekrachtiging van) het vonnis erop neer dat rechters precies dat doen wat ze dus niet horen te doen: klimaatbeleid maken. Dit met name omdat Milieudefensie met een juridisch precedent in handen er op uit zou zijn om nog meer grote bedrijven een reductieplicht op te leggen. Milieudefensie heeft recentelijk aangekondigd ook een rechtszaak tegen ING te beginnen, brachten de advocaten in herinnering.
Op het ‘verlanglijstje’ van Milieudefensie zouden nog 28 andere grote ondernemingen staan. Shells advocaten toonden een poster van Milieudefensie om dit te onderbouwen. Daarop staan twee vakjes met een vinkje erin en daarachter de namen ‘Shell’ en ‘ING’. Een derde vakje daaronder is nog leeg. Daar staat de tekst: ‘Uw bedrijfsnaam hier?’ Op die manier gaan rechters met een uitspraak over één bedrijf algemeen klimaatbeleid maken, aldus de advocaten van Shell. „Maar het maken van klimaatbeleid is aan de wetgever.”
Eigen verantwoordelijkheid
Daarbovenop komt nog, aldus de advocaten van Shell, dat in het Nederlandse parlement een reductieplicht voor bedrijven sinds het vonnis al een paar keer verworpen zou zijn. „Een duidelijker aanwijzing dat een door de rechter opgelegde reductieverplichting het Nederlandse klimaatbeleid doorkruist, is moeilijk denkbaar”, aldus de Shell-advocaten.
Wat Milieudefensie van Shell vraagt – een vermindering van de uitstoot veroorzaakt door Shells klanten – kan Shell bovendien niet leveren. Alleen staten kunnen de vraag naar olie en gas drukken met wetten en sancties. Een reductieplicht voor één bedrijf heeft dat effect niet, want dan vullen andere olie- en gasbedrijven het gat.
De advocaat van Milieudefensie, Roger Cox, vindt juist dat de rechter álles te zeggen heeft over deze kwestie. Shell probeert zich „te verschuilen achter de politiek”, zegt hij. Maar die heeft helemaal niet het „monopolie” op het beschermen van mensen tegen gevaarlijke klimaatverandering. Ook van bedrijven mag op dat front veel worden verwacht. Temeer omdat staten zelf al jaren bedrijven oproepen ook hun eigen verantwoordelijkheid te nemen, zegt Cox. Want staten kunnen dit probleem niet alleen aan, zeggen ze zelf.
Belangrijker nog: Shell en andere olie- en gasbedrijven ondermijnen volgens hem tegelijkertijd juist wereldwijd de politieke besluitvorming over klimaatbeleid, door tientallen miljoenen uit te geven aan lobby’s of door te dreigen met een vertrek van haar hoofdkantoor, als bepaalde wetgeving hun niet zint. „Het is onbetwistbaar dat Shell een aandeel heeft gehad in het vertragen van de klimaataanpak”, aldus Cox. „Shell heeft daarmee decennialang de collectieve belangen van de mensheid ondergeschikt gemaakt aan haar eigen profijt en dat van haar management en aandeelhouders.”
Machtsvacuüm
Het grote probleem, volgens de advocaat van Milieudefensie, is dat Shell de afgelopen decennia zo groot en machtig is geworden, dat zowel nationale als internationale overheden het concern eigenlijk niet meer kunnen reguleren. Er is een „machtsvacuüm” ontstaan, aldus Cox. En dan blijft uiteindelijk alleen nog de rechter over om concerns zoals Shell toch te dwingen zich als een „goed huisvader” te gedragen. De rechter is volgens Cox nu „het laatste bastion ter verdediging van wat de ruggengraat van de beschaving is, te weten de mensenrechten en een leefbare leefomgeving”.
In Cox’ ogen hoort die ‘noodknop’ bij een goed functionerende democratische rechtsstaat. Bedrijven krijgen daarin veel vertrouwen van burgers en politici, maar als ze dat vertrouwen niet waarmaken, of zelfs „beschamen”, moet dat gecorrigeerd kunnen worden bij de rechtbank. „Het kunnen vragen om rechtsbescherming is cruciaal voor een behoorlijke en welvarende samenleving. Anders geldt het recht van de sterkste, de brutaalste, de rijkste, de machtigste.”
Lees ook
Volkomen krachteloos of een bepalende wereldspeler? In de rechtszaal is de vraag: hoe machtig is Shell?
Als ook de rechter Shell niet wil reguleren, vreest Cox, „dan moet de constatering zijn dat de democratische rechtsstaat faalt in het beschermen van de meest fundamentele waarden en rechten die burgers hebben”. En dat kan volgens hem tot gevolg hebben dat het vertrouwen van burgers in de democratische rechtsstaat „ernstig wordt aangetast”.
In het geval van Shell heeft het die dominante positie overigens verworven via allerlei perverse praktijken, aldus Cox, zoals kartelvorming begin vorige eeuw. In de laatste decennia, in het tijdperk van globalisering en deregulering, breidde Shell die machtspositie verder uit, volgens de advocaat van Milieudefensie, waardoor Shell een „zodanige juridische, economische en feitelijke macht over burgers en overheden” kreeg dat het bedrijf „in grote mate invloed heeft op het welzijn van de samenleving”. Met zo’n positie komt een zorgplicht om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan, en dus is rechtelijk ingrijpen noodzakelijk.
Energiezekerheid
Dat is des te meer zo omdat Shell volgens Cox de vraag naar fossiele brandstoffen via de markt én de politiek stelselmatig aanjaagt. En als het om energiezekerheid gaat, betoogt Shell twee zaken die niet samengaan, merkte Cox op. Aan de ene kant stelt Shell dat het vonnis niet effectief is omdat een ander olie- en gasbedrijf het gat vult dat Shell achterlaat. Maar aan de andere kant waarschuwt Shell dat het vonnis de energiezekerheid schaadt. „Als het vonnis volgens Shell geen enkel gevolg heeft in de wereld, dan kan Shell zich vervolgens natuurlijk niet beroepen op andere maatschappelijke belangen die door het vonnis in het gedrang zouden komen.”
„Grote veranderingen beginnen altijd met individuele stappen”, besloot Cox zijn betoog. Dat alleen Shell een reductieplicht krijgt opgelegd en andere olie- en gasbedrijven niet, staat niet gelijk aan het maken van klimaatbeleid door de rechtbank. In eerdere rechtszaken zoals de Urgenda-zaak tegen de Nederlandse Staat besloten hoge rechters dat niemand zijn verantwoordelijkheid kan ontlopen door te wijzen naar de uitstoot van anderen. Of zoals de rechtbank in het eerste vonnis zei: elke vermindering van de uitstoot telt.
Lees ook
Wat wil Shell nu echt met het klimaat?
Milieudefensie wilde deze week binnen en buiten de rechtszaal nog niet ingaan op het argument van Shell dat het parlement een reductieplicht voor individuele bedrijven al een paar keer zou hebben verworpen. Cox zei in de rechtszaal alleen dat „Shell een vertekend beeld geeft van wat deze uitlatingen inhouden en de context waarin ze zijn gedaan.” Milieudefensie komt er volgende week vrijdag op de laatste zittingsdag op terug.
Duidelijk is dat deze zaak nog lang niet is beslist. Het Gerechtshof kondigde aan nog veel vragen te hebben en nog volop na te denken over deze „moeilijke zaak”. Die laatste dag staat in het teken van vragen die het hof nog heeft aan beide partijen. En dan volgt de echte kluif: een oordeel vellen. Uit die duizenden pagina’s aan technische, economische, juridische, wetenschappelijke verhandelingen komt uiteindelijk een vonnis dat, hoe het ook uitvalt, niet alleen zal gaan over het klimaat, maar ook over de verhouding tussen rechters, staten en bedrijven.