N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Interview Tienduizenden Iraanse ballingen hebben hun toevlucht gezocht in Istanbul. Ze worstelen met schuldgevoel en angst, want ‘de schaduw van de Iraanse geheime dienst is overal’. Portret van drie van hen.
Istanbul is een toevluchtsoord voor ballingen uit de hele regio. Voorheen waren het vooral Arabieren die hiernaartoe vluchtten nadat de ‘Arabische Lente’ uitmondde in oorlogen en nóg hardere vormen van dictatuur. Tegenwoordig zijn het steeds vaker Iraniërs die uitwijken naar de Turkse metropool nu hun opstand van vorig najaar voorlopig lijkt te zijn vastgelopen op een muur van repressie.
Turkije is een van de weinige landen waar Iraniërs zonder visum naartoe kunnen. Veel van hen gebruiken de drie maanden die ze hier als toerist mogen doorbrengen om een visum aan te vragen bij een westers consulaat. Anderen doen een aanvraag voor een Turkse verblijfsvergunning: momenteel wonen er bijna honderdduizend Iraniërs met zo’n vergunning in Turkije.
Maar Turkije is geen veilige haven. Met name Istanbul staat bekend als een spionnennest. De Iraanse geheime dienst infiltreert hier de netwerken van Iraanse activisten, houdt in de gaten wie er durft te demonstreren voor het Iraanse consulaat en ontvoerde zelfs meerdere Iraniërs om hen terug te brengen naar de Islamitische Republiek.
De Turkse autoriteiten bieden nauwelijks bescherming. De regering van president Erdogan gaat een confrontatie met Teheran liever uit de weg en leverde Iraanse activisten uit aan het Iraanse regime. Toch hebben Iraniërs in Turkije mogelijk nog meer te vrezen van de Turkse oppositie, mocht deze na de verkiezingen van mei aan de macht komen. De oppositie wil immers niet alleen alle 3,6 miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije terugsturen naar Syrië, maar ook de migratie vanuit Iran aan banden leggen.
Ondanks alle gevaren proberen de Iraanse ballingen in Istanbul de vlam van hun opstand levend te houden. NRC sprak drie van hen over hun vluchtverhalen, hun verhouding tot het thuisfront en hun activisme-op-afstand. Vanwege veiligheidsredenen willen ze alleen met hun voornaam of initialen in de krant. Hun volledige namen zijn bekend bij de redactie.
DIAKO (34)
‘Ik probeer niet paranoïde te worden’
In zijn nachtmerries zit Diako in een kelder. Buiten klinkt hondengeblaf. Hij loopt een trap op en staat ineens op een plein. Er komen drie auto’s aan van de Iraanse geheime dienst. ‘Ik moet weg, naar Istanbul!’, denkt Diako in zijn slaap. Op dat moment wordt hij wakker.
„Het duurt altijd even voordat ik besef dat ik al in Istanbul ben”, zegt de Koerdisch-Iraanse man in een rokerig café vlakbij het Taksimplein. Drie maanden geleden vluchtte hij naar Turkije, maar nog altijd voelt hij zich niet veilig. „Bijna elke nacht heb ik dit soort dromen.”
Diako komt uit Saqqez, de geboortestad van de 22-jarige Mahsa Amini, wier dood in detentie afgelopen september aanleiding was voor maandenlange massaprotesten tegen het Iraanse regime. Hij doceerde Engels aan een middelbare school in Saqqez en beheerde er een literair café dat tijdens de protesten veel betogers trok. Toch slaagde Diako er lange tijd in om uit handen van de politie te blijven. Na een kort bezoek aan vrienden in Istanbul afgelopen december keerde hij gewoon weer terug naar Iran om door te gaan met lesgeven.
Maar zijn bezoek aan Turkije was niet onopgemerkt gebleven. Bij terugkomst stond rond middernacht de Iraanse geheime dienst voor zijn deur. De agenten namen hem mee ter ondervraging. „Ze zeiden dat ik in Istanbul ‘getraind’ was”, zegt Diako. „Ze wilden alles weten over mijn buitenlandse contacten en kwamen met de wildste complottheorieën. Ze beweerden zelfs dat mijn café gesponsord werd door de Amerikanen en de Britten!”
Acht dagen lang werd Diako uitgehoord. „Ze probeerden me te rekruteren”, zegt Diako. „Ze zeiden dat ik moest rapporteren over activisten in het buitenland en televisiezenders zoals BBC Persian moest infiltreren. Ik weigerde en dreigde dat ik mezelf iets zou aandoen. Toen lieten ze me ineens vrij.”
Teheran ontvoert Iraniërs
Diako maakte dat hij wegkwam. Op weg naar het vliegveld belde één van zijn ondervragers hem voortdurend. Op griezelig aardige toon vroeg hij hoe de reis verliep. „En de laatste keer voegde hij toe: ‘Weet dat we je op ieder moment kunnen terughalen?’”
In Istanbul veranderde Diako van simkaart, maar de Iraanse geheime dienst ontfutselde zijn nieuwe nummer van zijn gehandicapte moeder. „Ik probeer niet paranoïde te worden”, zegt Diako. „Logischerwijs denk ik niet dat ik belangrijk genoeg ben voor de geheime dienst. Maar soms heb ik toch het gevoel dat ik gevolgd word.”
Diako heeft een visum aangevraagd bij een Europees land. Half april verloopt zijn verblijfsperiode als toerist in Turkije en kan hij in principe worden uitgezet. De enige plek waar hij zonder visum naartoe kan, is Iraaks Koerdistan, maar daar is het volgens hem nog veel gevaarlijker. „Teheran ontvoert en liquideert daar Iraniërs met het grootste gemak.”
Diako maakt zich zorgen om de achterblijvers. Zijn moeder raakte gehandicapt in een auto-ongeluk waarbij hij zijn vader en zus verloor. Ze woont alleen en heeft zorg nodig. Ook voelt hij zich verantwoordelijk voor zijn leerlingen. „Veel van hen zijn opgepakt en gemarteld. Ze vragen of ik hen kan helpen.”
Wanneer Diako even na middernacht de kroeg uit loopt, vraagt het Syrische barmeisje belangstellend waar hij vandaan komt. Diako schrikt en kijkt haar wantrouwend aan. „Uit Iran”, zegt hij zachtjes, waarna hij snel naar buiten loopt.
A. (31)
‘Het voelde alsof mijn huis in brand stond’
A. vluchtte afgelopen oktober naar Istanbul. Ze is een Iraanse internet-activiste die zich bezighoudt met desinformatie en de Twitter-trollen van het Iraanse regime in kaart brengt. De vrouw van in de dertig wil niet met haar naam in de krant en niet herkenbaar in beeld. De angst zit er goed in – en niet zonder reden.
In Iran kreeg ze afgelopen najaar steeds vaker anonieme telefoontjes. Een mannenstem zei dat hij haar Twitter-account in de gaten hield. Kort daarna werd ze door mannen in burgerkleding van straat geplukt en in een busje geduwd. De mannen trokken haar telefoon leeg en mishandelden haar, zegt A. Ze wil niet in detail treden over het soort mishandeling. Na afloop lieten de mannen haar gaan, maar met het bevel dat ze zich moest melden bij de rechtbank.
„Het voelde alsof mijn huis in brand stond”, zegt de vrouw in een café in Istanbul. „Je ruikt de rook en weet dat je moet vluchten.” Gelukkig kon ze rekenen op de hulp van andere activisten. „Ik belde een vriend en zei: ‘Vind een huis voor me in Istanbul.’ Ik hoefde niet uit te leggen waarom. Op zo’n moment snapt iedereen wat er aan de hand is en helpen we elkaar zonder vragen te stellen.”
Om de vele controles op het vliegveld van Teheran uit de weg te gaan, vloog de vrouw vanaf de stad waar haar ouders wonen. „Ik wilde hen ook heel graag nog even gedag zeggen, want ik was bang dat ik misschien nooit meer terug zou komen”, zegt ze. „Maar ik vertelde hen niet wat er aan de hand was, ik zei alleen dat ik even weg moest. Anders hadden ze het toch niet begrepen, ze willen altijd dat ik uit de problemen blijf.”
Eenmaal in Istanbul belandde A. in een depressie. Ze sliep slecht, voelde zich eenzaam en ging in therapie om te kunnen praten over haar mishandeling. Nu gaat het iets beter, maar zoals zoveel ballingen zegt de vrouw zich ‘schuldig’ te voelen over haar vertrek. „Het voelt alsof je het regime zijn zin geeft.”
Toch blijft ze zich ook in Istanbul tegen dat regime verzetten. Ze staat nog steeds in contact met activisten in Iran en zet haar online activisme gewoon voort. „We mogen de informatie-oorlog tegen het regime niet verliezen”, zegt ze.
„Voorheen zeiden mensen die vertrokken: ik kies voor mezelf en wil niets meer met Iran te maken hebben. Maar dat verandert als je de hele tijd ziet hoe je vrienden en familie worden neergeschoten en opgepakt. Zolang zij hun bloed geven voor vrijheid, kunnen wij niet stilzitten.”
PARIA (33)
‘Ik waarschuw mijn Turkse vrienden’
Ballingschap jeukt, vertelt Paria in haar woonkamer in Istanbul. De vrouw uit Teheran ontvluchtte Iran al drie jaar geleden, na de zogeheten novemberprotesten van 2019. Sindsdien voelt ze zich vaak rusteloos en nutteloos, zegt ze. Toen vorig najaar haar vrienden in Iran weer de straat op gingen, kocht ze een ticket terug naar het gevaar.
„Zodra ik in Teheran landde, begon het gevecht”, zegt Paria, een vrouw met golvende bruine haren. „Ik deed mijn hoofddoek af, ook bij de paspoortcontrole. De agent zei er niets van en ik kon gewoon doorlopen. Het was een fantastisch gevoel.”
Paria sloot zich meteen aan bij de demonstranten. „Ik zag verschrikkelijke voorbeelden van politiegeweld, maar voelde me eindelijk weer nuttig”, zegt ze. „En er waren magische momenten. Op een regenachtige dag voelde ik voor het eerst in mijn eigen land hoe de regen over mijn haar drupte. Ik kreeg er kippenvel van.”
Nu zit Paria weer in Istanbul. Na drie weken in Teheran werd het haar in november te heet onder de voeten en keerde ze terug. Gelukkig maar, zou je zeggen, want veel van haar vrienden zitten inmiddels in de gevangenis. Maar Paria voelt zich schuldig. „Iemand die ik ken heeft tien jaar gekregen omdat ze met haar hoofddoek in het rond zwaaide”, zegt ze. „Dat had ik net zo goed kunnen zijn. En ik kan niets voor haar betekenen.”
Uit de televisie in haar woonkamer in Istanbul klinkt schel een Iraanse oppositiezender. Paria volgt het nieuws uit Iran „iedere seconde”, zegt ze. „Ik kan er niet van slapen.” Ook ontwerpt ze logo’s voor betogers, werkt ze aan een documentaire over de protesten en demonstreert ze geregeld voor het Iraanse consulaat in Istanbul. Maar het schuldgevoel blijft.
Dat gevoel kan ze moeilijk delen met andere Iraanse ballingen, vertelt Paria. „Er zijn veel Iraniërs in Istanbul, maar we hebben moeite elkaar te vertrouwen. Want iedereen weet dat waar er Iraniërs zijn, er ook de schaduw van de geheime dienst is.”
De situatie in Turkije baart haar net zo goed zorgen. „Iran en Turkije beginnen steeds meer op elkaar te lijken”, zegt ze. „Van buitenaf denk je: Turkije heeft een goed systeem, je kunt er zowel naar de moskee als naar de kroeg. Maar als je hier woont, merk je dat hier ook geen vrijheid van meningsuiting is en religie steeds meer wordt opgelegd. Ik waarschuw mijn Turkse vrienden, want in Iran hebben we gezien hoe dit afloopt.”
Paria overweegt op den duur naar Berlijn te verhuizen, maar alles hangt af van de situatie in Iran. Dat de protesten al enkele maanden zijn gaan liggen, betekent volgens haar niet dat ze voorbij zijn. „Dit is een beweging van vallen en opstaan”, zegt ze. „Als de mensen weer de straten opgaan, stap ik weer op het vliegtuig. Ik wil erbij zijn wanneer de Islamitische Republiek ten val komt.”