Inzoomen op het raadsel dat David Bailly schilderde

Recensie

Beeldende kunst

Inzoomen op ijdelheid Op een voorbeeldige tentoonstelling over de populaire portretschilder David Bailly in Leiden staat zijn beste en meest raadselachtige schilderij centraal. Maar wat betekenen die zeepbellen daarop, wie is die jonge schilder links, waarom ligt die pijp op tafel? Alles is ijdelheid.

David Bailly, Vanitasstilleven met portret van een jonge schilder (1651, olieverf op paneel, 89,5 × 122 cm).
David Bailly, Vanitasstilleven met portret van een jonge schilder (1651, olieverf op paneel, 89,5 × 122 cm).

Collectie Museum De Lakenhal, Leiden

David Bailly (1584-1657) was een van de twee meest gevraagde portretschilders in het Leiden van zijn tijd. Hij lijkt ook een enthousiast zelfportrettist te zijn geweest: tussen de vele portretten op een tentoonstelling van zijn werk in Museum De Lakenhal duikt regelmatig zijn eigen hoofd op. Een paar keer getekend, een paar keer geschilderd en – het meest opmerkelijk – een paar keer in portretten die eigenlijk om iemand anders draaien. Dan staat er ineens een zelfportretje van hem naast iemand op tafel, of zijn eigen portret hangt aan de muur waarvoor iemand staat te poseren. Als een soort wethouder Hekking heeft Bailly zichzelf de portretten van anderen in geschoven.

In een schutterstuk door de ándere veelgevraagde Leidse portrettist, Joris van Schooten, schilderde Bailly in 1626 zijn eigen hoofd: hij was vaandeldrager in de schutterij. Allemaal leuk en aardig wat Van Schooten in dat groepsportret deed, maar Bailly liet zichzelf toch liever niet aan zijn collega over.

Is dan alles ijdelheid in dit oeuvre? Bailly had „een fascinatie met zijn eigen zelfbeeld”, heet het in de catalogus. Conservator Janneke van Asperen beschrijft hem als een „zelfbewuste, modieuze man voor wie zelfrepresentatie blijkbaar belangrijk was”. Dat veelvuldig weergeven van het eigen voorkomen was begin zeventiende eeuw nog tamelijk ongewoon. Rembrandt zou het een heel leven gaan doen, maar die was twintig jaar jonger dan Bailly en stond nog aan het begin van zijn carrière toen ze allebei in Leiden werkzaam waren.

IJdelheid der ijdelheden

Ondertussen is de oudtestamentische betekenis van het woord ijdelheid in Bailly’s werk minstens zo aanwezig als zijn ijdelheid in hedendaagse zin. „IJdelheid der ijdelheden [vanitas vanitatum] en alles is ijdelheid”, citeert hij de Prediker op een stuk papier dat in zijn bekendste schilderij rechtsonder over een tafelrand hangt. Op de tafel staat een vanitasstilleven uitgestald, dat behalve attributen die met dood en vergankelijkheid te maken hebben ook een paar geschilderde en getekende portretten bevat – waaronder een zelfportret. Maak je geen illusies, is natuurlijk de boodschap, we gaan er allemaal aan.

Maar misschien ook: wat een wonder dat de schilder in staat is illusies te maken, en dat mensen in de vorm van die geschilderde illusies tóch een beetje blijven voortbestaan na hun dood.

Dit schilderij van David Bailly is zo tweeslachtig als het leven zelf

Vier eeuwen later kunnen wij Bailly’s werk nog steeds bekijken – op een voorbeeldige tentoonstelling, die na drie zaaltjes met getekende en geschilderde portretten (zeer verdienstelijk, maar geen buitencategorie) culmineert in het vanitasstilleven-met-portretten uit 1651 dat zijn laatst gedateerde, misschien wel beste en sowieso meest raadselachtige schilderij is. Om het sluitstuk heen hangen schilderijen, prenten en tekeningen met vanitasmotieven door hemzelf, tijdgenoten en voorgangers. Het is een tentoonstellingszaal als een aantrekkelijk geïllustreerd kunstgeschiedeniscollege, met onder meer vijftien grandioze gravures van prentmeesters als Albrecht Dürer, Lucas van Leyden, Hendrick Goltzius en Bailly’s leraar Jacques de Geyn II. Bailly’s sleutelwerk, dat tot de topstukken in de vaste collectie van De Lakenhal behoort, wordt nu dus zowel in de context van de vanitastraditie als in de context van Bailly’s portrettenoeuvre getoond.

Afbeelding met meerdere focuspunten die samen een verhaal vormenZoom in op het Vanitasstilleven van David BaillyKlik op de punten voor uitleg over de details

Jong en levend

Behalve een stilleven met portretten is het pièce de résistance zelf ook een portret: links van de tafel met de schedel, de gedoofde kaars, de zandloper, de verdorde bloemen en nog wat vanitasattributen zit een jonge schilder, een ‘echte’ schilder dus naast de geschilderde en getekende mensen. Over de identiteit en de rol van deze figuur wordt door kunsthistorici al decennialang gespeculeerd. Zelfs de auteurs van de catalogus zijn het niet eens. Christiaan Vogelaar meent dat de schilder zichzelf als jongeman heeft voorgesteld, gezeten naast een portret van zichzelf op latere leeftijd – als een soort tijdreis in olieverf dus, een reflectie op het eigen voorbije leven. Volgens Rudi Ekkart is het „een veel te rechtstreeks portret om te kunnen doorgaan voor een verjongde zelfprojectie van de kunstenaar” en daarom waarschijnlijk een portret van een jonge vakbroeder. Zo zijn er nog veel meer onduidelijkheden, onder meer over de identiteit van de vrouw op het ovale portretje achter de kaars.

Wat intussen wél duidelijk is: hier zit iemand zelfbewust en netjes aangekleed jong en levend te wezen naast een tafel vol rekwisieten die voor een deel naar ouderdom en aftakeling verwijzen. En ja, we zien ze wel hoor, die schedel en die zandloper en die gedoofde kaars. Maar we kijken ook naar alle mooie en begerenswaardige spullen op tafel. Geld, zilver, glas en parels. Boeken, schilderijen en tekeningen. Het schilderij is zo tweeslachtig als het leven zelf: enerzijds weten we dat we het moeten relativeren en loslaten, anderzijds nemen we het serieus en houden ons er, zolang het duurt, hartstochtelijk aan vast. Het bestaan wordt hier door David Bailly getoond en doorzien tegelijk.