„We zijn ons bewust van de publieke discussies over spaarrentestanden”, zo wordt Steven van Rijswijk, de topman van ING, geciteerd in het persbericht over de kwartaalcijfers van de bank, die donderdag werden gepresenteerd. Al langer vragen veel consumenten zich af waarom hun spaarrente niet (veel) harder is gestegen, net als de rente van de Europese Centrale Bank, die wél fors is opgelopen, evenals de hypotheekrente. Die vragen spelen ook in politiek Den Haag.
Toch laat ING zich tot dusver niet te veel door deze „publieke discussies” leiden, zo bleek donderdag. Niet de spaarrente ging omhoog, maar de toekomstige beloning van aandeelhouders. De bank kondigde aan dat ze voor 2,5 miljard euro aan eigen aandelen zal gaan terugkopen. Omdat hierdoor het totale aantal aandelen in de markt krimpt, kunnen aandeelhouders rekenen op hogere koersen en winsten. In november vorig jaar kocht ING al voor 1,5 miljard euro aan eigen aandelen in.
Intussen blijft de spaarrente voor klanten van ING en andere banken achter. Op de eerste 15.000 euro op spaarrekeningen keert ING sinds medio oktober 1,5 procent rente uit. Dit tarief, vergelijkbaar met dat van andere grootbanken, is beter dan de nulrente die jarenlang gebruikelijk was. Maar de spaarrente is laag afgezet tegen de depositorente die banken bij de ECB ontvangen op overtollige tegoeden, namelijk 4 procent. Deze ECB-rente lag tot medio 2022 negatief en is dus veel scherper gestegen dan de spaarrente. In het kielzog van de ECB-rente liep ook de hypotheekrente, een traditionele inkomstenbron voor banken, fors op (naar rond de 4,5 procent voor een hypotheek met ‘10 jaar vast’ bij ING).
Van die opgelopen verschillen tussen rente-inkomsten enerzijds en rente-uitgaven anderzijds profiteerde ING fors, zo laten de kwartaalresultaten van donderdag zien. De bank maakte bijna 2 miljard euro winst in het derde kwartaal, een verdubbeling ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Dat is vooral dankzij de ‘rentemarge’. Ruwweg is dat het verschil tussen de rente die banken uitkeren op spaargeld en de rente die ze ontvangen op hypotheken en andere leningen, zoals leningen aan ondernemers.
Hoge rentemarges, hoge winsten, een hogere beloning van aandeelhouders, een lage beloning van spaarders – het is inmiddels een patroon geworden bij de banken, een patroon dat hun maatschappelijke reputatie weinig goed doet. De politieke onvrede over de scheefgroei is toegenomen.
ACM-onderzoek
Deze week kondigde de ACM aan dat ze de spaarrentes van de grote banken in Nederland onder de loep zal nemen. De mededingingswaakhond stelt een onderzoek in naar mogelijk gebrek aan concurrentie op de spaarmarkt, op verzoek van demissionair minister van Financiën Sigrid Kaag (D66). „Er zijn aanwijzingen dat Nederlandse consumenten slechts in beperkte mate profiteren van de gestegen rente op de Europese markt”, schrijft de toezichthouder. Kaag had eerder gezegd dat ze het „vanuit maatschappelijk perspectief” wenselijk vindt dat „er een moment komt dat de rentestijging voldoende wordt doorgevoerd richting spaarders”.
Tegelijkertijd ligt de inkoop van eigen aandelen in het vizier van de politiek. Op voorstel van GroenLinks-PvdA, D66 en de ChristenUnie nam de Tweede Kamer vorige week een wetswijziging aan om dit middel om beleggers te paaien te gaan belasten. Niet alleen bij banken, maar bij alle beursgenoteerde bedrijven. Tot dusver was de inkoop onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van dividendbelasting. De belasting op inkoop van eigen aandelen moet in 2025 ingaan. ING ontloopt de maatregel: de donderdag aangekondigde inkoopronde moet in april 2024 zijn afgerond.
Waarom is die politieke druk nodig en kiest een bank als ING er niet zelf voor om aandeelhouders wat minder, en spaarders wat meer te belonen? Van Rijswijk kreeg die vraag voorgeschoteld in een gesprek met RTL Z donderdagochtend. Zijn boodschap was, met zoveel woorden: ook de maatschappij als geheel profiteert van goede beursprestaties van ING. Beleggers willen „een goed rendement”, zei hij. „Daaronder zijn ook pensioenfondsen. En daarachter zitten weer mensen met een pensioen, voor wie een goed rendement ook belangrijk is.”
Daarnaast, zei Van Rijswijk, is het voor een bank niet goed om te veel kapitaal aan te houden. Ook daarom wordt het aantal aandelen (een vorm van kapitaal) in de markt verminderd. De kernkapitaalratio (‘CET1’) van ING, een belangrijke bufferindicator, ligt nu nog op ruim 15 procent, terwijl toezichthouders minimaal een ratio van krap 11 procent eisen. ING wil de eigen buffer laten zakken naar 12,5 procent. Want hoe hoger het overtollige kapitaal, hoe groter de „druk op de bedrijfsvoering”, zei Van Rijswijk. Bij veel overtollig kapitaal ontstaat ook druk om extra winst te maken, want aandeelhouders van de bank eisen rendement (doorgaans zo’n 10 procent). Om een te grote druk op de organisatie te voorkomen, „geven we kapitaal terug aan de aandeelhouder”.
En die spaarders? „Ik begrijp dat mensen een hogere rente willen, maar wij moeten de bank op de lange termijn veilig houden”, zei Van Rijswijk tegen RTL Z. „De winstgevendheid van banken is drie jaar lang heel laag geweest. Een sterke bank is in belang van alle stakeholders, ook van de spaarders.”
De keuzes van ING raken aan een breder debat over de rol van ondernemingen in de maatschappij. Staat daarin de winst van de aandeelhouder centraal? Of moeten maatschappelijke doelstellingen prevaleren, of ten minste een beetje meespelen? Het is niet altijd een eenvoudig debat, omdat bijvoorbeeld, zoals Van Rijswijk zegt, achter beleggers ook gewone burgers met pensioenen staan.
Shell koopt ook aandelen
Er waren donderdag ook kwartaalcijfers van een ander bedrijf dat onder vuur ligt vanwege zijn maatschappelijke rol: Shell. De Britse olie- en gasreus, genoteerd aan de Amsterdamse beurs, maakte in zijn kwartaalbericht bekend dat het voor 3,5 miljard dollar aan eigen aandelen gaat inkopen. De totale inkoop van aandelen in de tweede helft van het jaar komt uit op 6,5 miljard dollar. Dat getal ligt „veel hoger” dan de 5 miljard dollar die Shell in juni nog had beloofd. Een extra cadeautje voor de belegger dus.
De oliesector heeft gemeen met de bankensector dat er de laatste tijd goede winsten worden gemaakt, in het geval van de oliesector zelfs zeer goede winsten. Shell maakte in het derde kwartaal een winst van 6,2 miljard dollar. Mooi voor de aandeelhouders, maar zij kijken ook naar de concurrentie van Shell in de Verenigde Staten: daar wordt, door de oil majors Exxon en Chevron, nóg meer geld verdiend. Hun beurskoersen zijn ook relatief meer gestegen.
Shell zou zijn winsten kunnen inzetten om in hernieuwbare energie te investeren, maar de druk vanuit beleggershoek zwelt aan om juist het tegenovergestelde te doen: sterker inzetten op fossiele energie, en dus ingaan tegen het maatschappelijk breed gesteunde doel van reductie van CO2-emissies.
Dat is namelijk wat Exxon en Chevron ook doen. Zij deden onlangs grote overnames om fossiele activiteiten uit te breiden. Exxon legde 60 miljard dollar neer voor Pioneer, producent van schalie-olie en -gas. Chevron nam oliebedrijf Hess over voor 53 miljard, om zo toegang te krijgen tot een belangrijk olieveld voor de kust van Guyana. Door de acquisitie liggen „hogere uitkeringen aan aandeelhouders” in het verschiet, zo liet Chevron weten.
De Amerikaanse econoom Milton Friedman schreef in 1970 het veelgeciteerde stuk The Social Responsibility of Business is to Increase its Profits: de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven is het verhogen van de winsten.
Die focus op winstmaximalisatie voor aandeelhouders is nooit onomstreden geweest, niet in de VS, maar zeker niet in Europa. Een tegenhanger van het Angelsaksische aandeelhouderskapitalisme is het Rijnlandse model, waarin aan ondernemingen een grotere maatschappelijke rol wordt toegedicht.
De terugkoopprogramma’s van ING en Shell laten in elk geval zien dat er in de Europese directiekamers bijzonder goed naar de aandeelhouders wordt gekeken. Maatschappelijke wensen over de beloning van spaarders, of over het klimaat, zijn toch minder van belang.