N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Mensenrechten De spijt van president Widodo over wandaden tegen eigen burgers komt te laat, meent Aboeprijadi Santoso. De geschiedenis is begraven.
De massamoorden en verdwijningen van midden jaren zestig in Indonesië blijven traumatisch voor de nabestaanden en overlevenden. Het is de vraag of de spijtbetuiging van president Joko Widodo vorige week voor mensenrechtenschendingen door de Indonesische staat, veel zal veranderen aan het lot van degenen die er door werden getroffen. De Indonesische president verklaarde in precies vier minuten dat de staat de tragedie van 1965-1966 officieel „ten zeerste betreurt”. Het waren dus geen excuses.
Een commissie, die dit proces heeft voorbereid, zal nu overal in de archipel onderzoek instellen. Bekeken wordt of zware mensenrechtenschendingen justitieel zullen worden vervolgd of aan een zogenaamd ‘niet-justitieel’ proces zullen worden onderworpen. Hoe dat laatste eruit zal zien, is niet duidelijk.
De treurnis van de president geldt twaalf zware mensenrechtenschendingen die plaatsvonden tijdens het bewind van Soeharto, maar ook daarna. Van de vervolging van (veronderstelde) communisten in 1965-1966, waarbij zeker vijfhonderdduizend mensen werden gedood, tot een moordcampagne op kleine criminelen in 1973-75 in opdracht van Soeharto.
Pogroms op Chinezen
Maar ook ontvoeringen van tientallen activisten vlak voor zijn val in 1998, het doodschieten van studenten en de pogroms op Chinezen in dat zelfde jaar. Gruweldaden tijdens het conflict in Atjeh en in Papoea staan ook op het lijstje.
Veelzeggend is dat de commissie die de lijst opstelde in oktober afgelopen jaar een bijeenkomst belegde met de vereniging van gepensioneerde officieren (Pepabri). Die maakten duidelijk dat ze zeer bezorgd zijn. De oud-officieren wilden weten of schuldigen met name zouden worden genoemd en of degenen die de staatseenheid (NKRI) verdedigden ook beschuldigd zullen worden. Dat laatste slaat op de militairen die betrokken waren bij gruweldaden tijdens de oorlog in Atjeh en Papoea. De vereniging wees excuses door de staat af en is tegen berechting van verdachten.
Widodo noemde de kwestie Oost-Timor helemaal niet en dat is opmerkelijk. Dat heeft er mogelijk mee te maken dat generaal Kiki Syahnakri lid is van de commissie. Nadat Soeharto’s opvolger, president Habibie, Timorezen zich per referendum liet uitspreken over autonomie, richtten Indonesische militairen eind 1999 een bloedbad aan. Generaal Syahnakri was verantwoordelijk voor het terugtrekkende Indonesische leger. Het geweld tijdens en na het referendum is nooit volledig berecht.
De kwestie werd in 2008 afgesloten met een vriendschappelijk verdrag tussen Jakarta en de nieuwe staat Timor-Leste. Daarbij werd voor het gemak de hele periode van invasie, oorlog (1975-1979) en de vele gevallen van bloedig geweld in één keer van de agenda geveegd.
Men kan ook de vraag stellen wat de regering Widodo gaat doen met de wandaden gepleegd in Atjeh en Papoea. Over wat er precies in die laatste provincie is gebeurd (en nog steeds gebeurt) is weinig bekend.
Widodo zei in precies vier minuten dat de staat de tragedie van 1965-1966 officieel „ten zeerste betreurt”
Het meest opvallend blijft natuurlijk de kwestie van moorden, verdwijningen en aanhoudingen in 1965-1966. Het is niet voor de eerste keer dat een Indonesisch staatshoofd aandacht schenkt aan de zaak. Van president Abdurrahman Wahid (1999-2001) is bekend dat hij het idee opperde om excuses aan te bieden aan allen die slachtoffers waren van staatsgeweld; hij stelde zelfs voor het staatsdecreet in te trekken dat marxisme en leninisme verbiedt. Zijn voorstellen verdwenen in de la.
Interessant en veelzeggend was de poging van president Susilo Bambang Yudhoyono (2004-2014) om excuses aan te bieden, in 2014, bij de viering van Onafhankelijkheidsdag op 17 augustus, aan de slachtoffers van de vervolgingen in 1965-1966. Het idee mislukte totaal.
Moordcampagne
Naar verluidt zou ook ‘SBY’ onder druk zijn gezet door een groep generaals. De president zelf zou de Mensenrechtencommissie daar later begrip voor vragen. In verband daarmee wordt er op gewezen dat generaal Sarwo Edhie, die de moordcampagne tegen mogelijke communisten op Java leidde, Yudhoyono’s schoonvader was.
Lees ook: Bloedbad dat de wereld niets kon schelen
Yudhoyono’s opvolger Widodo, in 2014, bood nieuwe hoop op een onderzoek. Een gewone man, voormalig meubelondernemer, ver van de netwerken van de militaire elite, die bovendien nooit met de kwestie 1965 te maken had. Hij beloofde inderdaad dat hij de mensenrechtenkwesties zou afsluiten.
Naar nu blijkt was alle hoop dat hij dit zou doen waarschijnlijk tevergeefs. De president is bezig met zijn laatste regeringstermijn. Deskundigen en activisten hebben al bijna tien jaar gewacht op een commissie die de kwestie 1965-1966 zou onderzoeken en afsluiten.
Nu zijn veel van de slachtoffers inmiddels vergeten, overleden of niet meer te traceren. Historici wijzen er op dat het bij veel van de massamoorden eigenlijk gaat om verdwijningen; zie het onderzoek van de Canadese historicus John Roosa getiteld Buried Histories, The Anticommunist Massacres of 1965-1966 in Indonesia uit 2020.
Of en in hoeverre berechting en compensaties zullen plaatsvinden en of de staat zich houdt aan beloftes dat dergelijke tragedies niet meer zullen plaatsvinden, valt te betwijfelen. Ook is het de vraag of de waarheid bekend wordt over wat er werkelijk is gebeurd: wie deden wat, waar, waarom en hoe. Waarschijnlijk wordt dat niet bekend. Dan blijft 1965-1966 een genocide zonder daders. Het is allemaal te laat en te weinig ambitieus.