
De vierde economie ter wereld: volgens nieuwe ramingen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) kan India zich op die status verheugen. Dit jaar zal de omvang van de economie van het Zuid-Aziatische land rond de 4.190 miljard dollar zijn, nagenoeg even groot als de economie van Japan. Zo klimt India één plek in de rangschikking van landen op basis van hun bruto binnenlands product.
Voor B. Subrahmanyam, de directeur van de Indiase overheidsdenktank NITI Aayog, was zelfs die vierde plaats niet genoeg: „We zijn nu, terwijl ik spreek, de vierde economie van de wereld. […] Die cijfers bedenk ik niet zomaar, die zijn van het IMF. […] Binnen tweeënhalf à drie jaar zullen we de derde zijn.”
De denktankbaas werd echter teruggefloten door meerdere grote media. Subrahmanyam had zich vergaloppeerd, zoals beschreven door de nationale krant The Indian Express. Hij heeft de update van het IMF verkeerd gelezen, aldus de krant. Het internationale instituut rekent vooruit: de projectie voor 2025 moet zich dus nog voltrekken; de vierde economie van de wereld is India nog niet.
Nummer vijf, vier of drie? Het lijkt een opgeklopte discussie, maar laat ook veel zien over de politieke focus van commentatoren. Een stuk waarin The Indian Express onderzoekt waar de gebruikte cijfers vandaan komen, begint met een rake omschrijving van het zo ontstane debat: klopt de claim van „zelfgenoegzame Indiërs die dit specifieke detail beschouwen als doorslaggevend bewijs voor de fundamentele verbetering die de huidige regering teweeg heeft gebracht in de economie”?
‘Dialoog tussen doven’
Volgens de krant ontstond door Subrahmanyam’s zelfverzekerde verklaring in het „gepolariseerde publieke debat” al snel een „dialoog tussen doven”. Economische prestaties worden snel toegeschreven aan de regering – aanhangers en tegenstanders van de huidige premier Narendra Modi staan dan vrijwel direct tegenover elkaar.
Het Express-artikel en andere media gaan verder diep in op de technische berekeningen die zowel het IMF als de Indiase overheid hanteren. De Indiase overheidsdata liggen vaker onder vuur van kritische columnisten, omdat de vergaring en vooral de publicatie ervan vaak politiek gemotiveerd zijn. Het IMF baseert zich weliswaar op nationale data – waardoor het eventuele positieve inschattingen zou overnemen – maar rekent daarna verder met het zogeheten ‘reële bbp’, waarin wordt gecorrigeerd voor inflatie en de bevolkingsgrootte, en maakt een vergelijking van de koopkracht in verschillende landen.
Laat daar nou de crux zitten, schrijven kritische columnisten. „Cijfers als het bruto binnenlandse product zijn handig om de totale grootte van een economie te vatten, maar daaruit wordt niet duidelijk hoe welvaart is verdeeld, hoe dat zich vertaalt in de ontwikkeling in een land, of hoe het de burgers daar vergaat”, stellen datajournalisten van de nationale krant The Hindu. En in een land als India – dat wél duidelijk al bovenaan staat als het gaat om het inwoneraantal – zijn dat zeer belangrijke variabelen. Online nieuwsplatform The Wire toont nauwgezet aan hoezeer het hoge bbp de ongelijkheid in de Indiase economie verbloemt: terwijl een tiende van de bevolking 72 procent van de nationale rijkdom bezit, bezit de helft van de Indiërs – circa 700 miljoen mensen – samen maar 3 procent. Dat betekent dat ook in de koopkracht grote verschillen zijn.
Als daarbij ook nog wordt meegerekend dat een enorm deel van de bevolking geen formeel inkomen heeft, dat dus ook niet omhoog gaat, rijst de vraag: Hoe zinvol is het om te kibbelen over India’s positie op een internationale ranglijst, als de meeste Indiërs zo onderaan bungelen?
