In zijn autobiografie laat paus Franciscus zich – voorzichtig – in zijn ziel kijken

Het persbericht over de autobiografie van paus Franciscus belooft een paus die „openhartig, onbevreesd en profetisch over de belangrijkste en meest controversiële kwestie van onze tijd” schrijft. En een boek dat rijk zou zijn aan onthullingen, anekdotes en verhelderende reflecties. Na het lezen van Hoop, dat deze dinsdag in tachtig landen tegelijkertijd verschijnt, beklijft echter één vraag – wat wilde de paus zijn lezers vertellen?

Het 384 pagina’s tellende boek met 25 hoofdstukken is in tweeën te delen. De eerste zestien hoofdstukken – toegankelijk en met vaart geschreven zonder moreel vingertje en met relatief weinig verwijzingen naar de Bijbel – gaan over zijn familie. Over zijn grootouders die het oorlogsgeweld en de armoede in Italië aan het begin van de twintigste eeuw ontvluchten en naar Argentinië migreren, over hoe het gezin daar een bestaan probeert op te bouwen, over hoe zijn vader het enige kind is dat zal overleven.

Ook gaat het over hoe Jorge Mario Bergoglio, de latere paus Franciscus, geboren op 17 december 1936, opgroeit als oudste in een gezin met twee broers en twee zussen. Zo plaatst hij zijn familiegeschiedenis in een bredere maatschappelijk context. Door de focus te leggen op zijn migratieachtergrond is het ineens begrijpelijker waarom hij als paus zijn eerste reis naar Lampadusa maakte.

Maar soms vergeet hij de minder geïnformeerde lezer mee te nemen. Het regent bijvoorbeeld namen van priesters, bisschoppen, dichters, presidenten, activisten, leerkrachten, acteurs, mensen die hem inspireerden en hem onderwezen. Soms zijn het historisch belangrijke figuren, soms zijn het mensen die enkel voor zijn vorming belangrijk waren. En niet iedere lezer is nu eenmaal op de hoogte van de geschiedenis van Argentië.

Veel diepe persoonlijke ontboezemingen bevat het boek niet. Ja, de jonge Franciscus haalt kattenkwaad uit met de andere kinderen uit de wijk. Ook voetbalt hij graag, al heeft hij twee linkerbenen, en is hij een grote fan van voetbalclub San Lorenzo. En natuurlijk zijn er kalverliefdes, maar details ontbreken veelal.

Alles is met gepaste distantie opgeschreven, maar toch schetst het boek niettemin een goed beeld van een opgroeide jongeman.

Wel is Franciscus enigszins gereserveerd over het moment van zijn roeping. Op weg om een klusje te doen voor zijn moeder, op 21 september 1953 loopt hij langs de kerk waar zijn familie kerkt, en „ik voelde iets wat me ertoe aanzette om naar binnen te gaan”. Hij gaat te biecht bij een voor hem nieuwe priester. „Het feit is dat ik niet als dezelfde persoon die kerk uit kwam, maar in de wetenschap dat ik priester zou worden. […] Er was iets groots gebeurd en dat kon ik niet negeren.”

Maar tot het eind van zijn middelbare school – twee jaar later – vertelt hij niemand van zijn besluit. Wat het was dat hem voor het priesterambt deed besluiten? Hoe voelde hij zich? Waarom vertelt hij niemand erover? Het blijft gokken voor de lezer. Want als je je roeping hebt gevonden, zou je dat dan niet van de daken willen schreeuwen?

Hevige verliefdheid

Hoe een zware periode van ziekte – als twintiger lag Franciscus lang in het ziekenhuis nadat een deel van zijn rechterlong was verwijderd waarin cystes zaten – hem gevormd heeft of zijn kijk op het leven heeft verandert, komt de lezer amper te weten. Noch hoe hij zijn relatie met zijn moeder herstelde toen ze er tot haar grote teleurstelling achter kwam dat hij geen arts zou worden maar „een geneesheer van de zielen”.

In die vormende jaren raakt Franciscus steeds meer overtuigd van zijn keuze, ondanks een hevige verliefdheid op een jonge vrouw. Het leven volgens de leer van de jezuïeten met hun strakke leefritme, het gevoel van gemeenschap en het missionaire werk past hem. „Ik begin ervan te genieten”, schrijft Franciscus. Bij de jezuïeten leert hij dat hij zijn leven „met anderen moet delen”. Later als paus zal hij dan ook niet in de pauselijke vertrekken gaan wonen, maar in het hotelgebouw van het Vaticaan, in gastenkamer 201.

Over de dag waarop Franciscus gewijd wordt als priester – 13 december 1969 – is hij relatief open. „Ik klap dicht, blijf vredig, kalm, en misschien is dat mijn verdediging. Emoties komen pas later los.” Een groots feest wordt er dan ook niet gevierd, ook niet nadat hij een dag later zijn eerste mis heeft opgedragen – dat wil hij niet. „Het was niet alsof ik iets had gewonnen, ik begon net met dienen.”

Dan volgt er een flinke breuk in de tijdlijn van zijn leven – over zijn jaren als priester, bisschop en kardinaal en met name welke rol hij en de kerk tijdens de militaire dictatuur in Argentinië speelden, vertelt Franciscus amper iets.

Paus Franciscus, wiens autobiografie deze dinsdag wereldwijd verschijnt, kust tijdens een wekelijkse audiëntie een kind.
Foto Alessandra Tarantino/AP

De overige negen hoofdstukken gaan vooral over het pontificaat en zijn zienswijze op de grotere thema’s van de tijd. Het hoofdstuk over zijn uitverkiezing tijdens het conclaaf in maart 2013 zal bezoekers van de recent uitgebracht film Conclave dat gebaseerd is op de roman van Robert Harris, heel herkenbaar voorkomen en is opvallend concreet. Franciscus beschouwt zichzelf voorafgaand aan het conclaaf als kingmaker – iemand die de andere kardinalen kan overtuigen op een kandidaat te stemmen. Maar zelf is hij helemaal geen kandidaat. „Ik deed er niet toe.”

Hij bleek het mis te hebben. Bij de vierde stemronde, als hij al bijna zeventig stemmen krijgt – er zijn minimaal 77 stemmen nodig voor de vereiste twee derde meerderheid – „begon er iets te dagen”, schrijft Franciscus met een groot gevoel van understatement. Bij de volgende stemronde wordt hij, op 13 maart 2013, als eerste jezuïet tot paus gekozen. „Ik kende het protocol niet. […] En toen ben ik het balkon op gestapt, dat uitkijkt op het plein. Ik wist nog niet wat ik ging zeggen. Ik ben er pas tijdens het gebed in de Paulinekapel [toen hij net gekozen was als paus] over gaan nadenken. Maar ik was rustig. Sereen. Een gevoel dat niet meer is weggegaan.” Hij vroeg het volk de paus te zegenen – een unicum.

Coronapandemie

In de hoofdstukken daarop, over thema’s als oorlog, vrede, coronapandemie, klimaatcrisis, maar ook hoop en humor, komt de paus veelal niet veel verder dan de al bekende standpunten. „We verwarren aanvaller en aangevallene niet met elkaar en ontkennen het recht op zelfverdediging niet; we stellen met overtuiging dat oorlog nooit onvermijdelijk is en vrede altijd mogelijk”, zo schrijft hij onder meer over de conflicten in Oekraïne en het Midden-Oosten. En hoewel hij aangeeft de Kerk te willen „ontmannen” – tijdens zijn pontificaat hebben vrouwen een prominentere rol gekregen, recentelijk volgde een eerste bestuurlijke benoeming – doet Franciscus in het boek geen verdere belofte. Over het grootste schandaal dat de Kerk afgelopen tijd het hoofd moest bieden – het misbruik van jonge gelovigen door geestelijken – betuigt de paus veel schaamte en berouw en vraagt om vergiffenis. Maar in het boek – en tot nu toe ook weinig in beleid – ontbeert het aan een ferme en concrete aanpak.


Lees ook

Paus Franciscus schept ruimte zonder de katholieke leer te veranderen

Paus Franciscus vorige week op het Sint-Pietersplein in Rome.

Oorspronkelijk was het de wens van de paus dat deze autobiografie na zijn overlijden zou verschijnen. Maar „de uitdagende tijden waarin we leven” en het Jubeljaar dat in Rome op kerstavond is begonnen, deden de paus overwegen het boek nu al uit te geven. Zijn broze gezondheid – „ik ben oud, zo simpel is het. Ik merk het”, schrijft hij – heeft wellicht ook meegespeeld. Zijn uitvaart heeft hij al geregeld en versoberd. Misschien wil hij juist nog bij leven zijn boodschap van humor en de (christelijke) hoop als remedie tegen narcisme en angst doorgeven. „Veel mensen geloven tegenwoordig om uiteenlopende redenen dat een gelukkige toekomst niet meer mogelijk is. Hun angsten zijn gegrond, maar ze niet onoverkomelijk. Ze kunnen overwonnen worden als we ons niet in onszelf opsluiten.” Volgens de paus is „hoop de deugd van een hart dat zich niet afsluit in duisternis, niet in het verleden blijft hangen, er niet op los leeft in het heden, maar morgen helder voor ogen heeft”.


Lees ook

Rome gooit zijn heilige deuren open voor de start van het jubeljaar

Paus Franciscus leidt de kerstnachtmis in de Sint-Pietersbasiliek in het Vaticaan, op 24 december 2024, bij de start van het jubeljaar 2025. Het jubeljaar vindt elke 25 jaar na Jezus’ geboorte plaats.