In ‘Tijd voor geluk’ van ITA is bijna ieder personage een karikatuur

Dat een persoon die is vertrokken toch zeer aanwezig kan zijn, door de smet die zijn vertrek naliet op dat wat achterbleef, daar weet ITA alles van. In 2023 volgde regisseur Eline Arbo Ivo van Hove als artistiek leider van het gezelschap op. Een jaar later verscheen er een rapport over grensoverschrijdend gedrag in de periode dat Van Hove het gezelschap leidde. Zo erfde Arbo, buiten haar weten om, een gezelschap met een schandvlek.

De voorstelling Tijd voor geluk is haar poging om een nieuwe start voor het gezelschap te markeren, en symbolisch weg te wissen wat daar geen plaats meer in mag hebben. Daartoe koos ze, naar eigen zeggen, een „ongekend prachtig” stuk van de Noorse theater- en romanschrijver Arne Lygre (1968), ter „viering van het samenzijn”. Idee en concept komen van Arbo, Bianca van der Schoot tekende voor de regie.


Lees ook

de reconstructie ‘ITA tolereerde grensoverschrijdend gedrag voor grensverleggend toneel’

Toenmalig artistiek directeur Ivo van Hove en spelers van ITA tijdens repetities van Age of Rage in 2021.  Alle foto's bij dit artikel zijn gemaakt tijdens repetities.

In Tijd voor geluk maak je kennis met een bonte verzameling personages, die toevallig allemaal bij hetzelfde bankje aan een rivier hebben afgesproken. Een moeder en haar dochter wachten op hun zoon/broer Aksle, die normaal nooit laat is. Een weduwe zoekt met haar twee stiefkinderen een plek om haar man te begraven. Een vrouw probeert haar ex-man voor zich terug te winnen. Ze raken met elkaar aan de praat over thema’s als liefde, ouderschap, vergeving en rouw.

Scharnierpunt in het stuk is het moment waarop zoon/broer Aksle (Minne Koole) toch nog verschijnt, zij het om meteen weer afscheid te nemen. Hij verlangt naar een plek waar hij niet zijn ‘oude zelf’ is, legt hij uit. Hij wil opnieuw beginnen, schone lei, los van het verhaal dat anderen in de loop der tijd van hem hebben gemaakt. Dit thema, het verlangen om niet door anderen gedefinieerd te worden, om überhaupt los van definities te kunnen bestaan, is wat Arbo en Van der Schoot lijkt te hebben aangesproken in het stuk. Maar de tekst die Lygre zijn personages in de mond legt heeft te weinig diepgang om dat thema recht te doen.

Het is alsof de makers er pas halverwege het repetitieproces achter kwamen dat ze met Tijd voor geluk een draak van een stuk in handen hadden. Van der Schoot maakte, wellicht om die reden, de nogal rigoureuze keuze de soms onbeschaamd pathetische, soms inhoudelijk verbluffend holle dialogen in zijn geheel ‘op de ironie’ te laten spelen. Het enige personage dat niet als karikatuur wordt neergezet is Aksle, maar die is hooguit 5 van de 160 minuten present.

Meteen vanaf de eerste opkomst kijken we naar stripfiguren; vreemde geëxalteerde wezens, gespeend van enige vorm van impulsonderdrukking. Om het minste geringste barsten ze in huilen uit of schieten ze uit hun slof. De acteurs storten zich er met volle overgave in, wat moedig is, en hier en daar best geestig. Maar, vraag je je steeds wanhopiger af: waar gáát het nou toch over?

Lygres zoetsappige stuk over verbinding, over het vieren van samenzijn (‘Ik hóúd van mensen!’ roepen personages opgewonden uit), is in Van der Schoots enscenering een onvervalste parodie op een verlangen naar verbinding geworden. Het hoogtepunt van de voorstelling, waarbij er plotsklaps een menigte van ITA-medewerkers het podium op stapt om gezamenlijk de popsong ‘Angels’ van Robbie Williams ten gehore te brengen, is zo volkomen absurd, dat het tafereel een camp-achtige charme krijgt. Redden doet het de voorstelling niet.

Als de vlek die Aksle in het toneelbeeld achterliet na tweeënhalf uur van die krankzinnige, richtingloze scènes, uiteindelijk met uiterste precisie is weggeveegd, voelt dat als een verademing. Laat dit verwarrende hoofdstuk inderdaad maar afgesloten zijn. Tijd voor een schone lei.