Het Litouwse tweedehandskledingplatform Vinted maakte vorig jaar voor het eerst winst, blijkt uit de jaarcijfers die het deze week presenteerde. Het bedrijf boekte een nettowinst van 17,8 miljoen euro, terwijl het een jaar eerder nog 20,4 miljoen euro verlies leed. De omzet steeg met 61 procent tot 596 miljoen euro. De app is wereldwijd populair: honderd miljoen mensen in 21 landen gebruiken het, in Nederland heeft Vinted 4,5 miljoen geregistreerde leden.
En Vinted staat daar niet alleen in. De tweedehandsmarkt groeit: in 2023 werd die wereldwijd geschat op 193,7 miljard dollar door adviesbureau GlobalData. Dat bureau voorspelt tevens een jaarlijkse groei van 12 procent tot 2027. Navraag van NRC leerde eerder dat op 1 januari 2023 ongeveer 2.200 bedrijven tweedehandskleding verkochten, tegenover 1.300 tien jaar eerder. Volgens de Amerikaanse tweedehandskledingverkoper Thredup groeit de branche in Europa twee keer zo snel als de algemene kledingindustrie. De groei is volgens GlobalData deels te danken aan traditionele verkopers die hun eigen tweedehandsplatformen beginnen – zoals H&M (Sellpy) en G-Star (Rewear) bijvoorbeeld deden – en daarmee bijdragen aan een beter imago van tweedehandskleding.
Zulke initiatieven van traditionele merken zijn een ontwikkeling die gunstig kunnen zijn voor een duurzamere kledingindustrie, zegt klimaat- en sociaal psycholoog Anna Bosshard, die aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek doet naar de psychologie achter consumptiegedrag. Tegelijkertijd is zij „sceptisch” tegenover dit soort initiatieven als die van fastfashionbedrijven komen die eerder berispt zijn voor misleidende duurzaamheidsclaims.
Dat Vinted nu voor het eerst sinds de oprichting door studenten Milda Mitkute en Justas Janauskas in 2008 winst maakt, past bij de toenemende populariteit van tweedehands. De app verdient voornamelijk aan advertenties en commissies op transacties. Daarbij komt een deel van de groei ook uit overnames, zo nam het eerder al het Nederlandse platform United Wardrobe en recenter, in maart, het Deense platform Trendsales over.
‘Democratisering’ van doorverkoop
Ook de ‘democratisering’ van online doorverkoopplatformen, waarbij consumenten zelf hun kleding verkopen, is een belangrijke aanjager van de groei. GlobalData noemt specifiek Vinted als een van de platformen die de tweedehandsverkoop door individuen in de markt heeft gezet, met name vanwege hun sterke marketing en verschillende overnames. Vinted is zich bijvoorbeeld gaan richten op meer luxueuze merken met de overname van het Duitse tweedehandsplatform Rebelle, dat alleen designerkleding aanbood. Ook lanceerde het vorig jaar de mogelijkheid de echtheid van producten van duurdere merken te laten verifiëren door het op te sturen naar Duitsland. Ook dat draagt bij aan een ‘hipper’ imago voor tweedehands.
Uitbreiding van assortiment
Platformen als Vinted breiden het assortiment van tweedehandskleding inderdaad uit, zegt Bosshard. „Je kunt tegenwoordig stukken van hoge kwaliteit vinden voor een lage prijs. Daarmee is het ook een ervaring geworden, iets wat mensen graag doen, in plaats van slechts een aankoop.” Doorverkoopapps stellen mensen in staat hun kledingkast regelmatig te updaten, zonder telkens iets nieuws te hoeven kopen. „Het is veel toegankelijker geworden, omdat het makkelijker is iets te vinden in je maat of van jouw stijl.”
Maar ondertussen zijn ook goedkope Chinese webwinkels zoals Temu en Shein – dat een beursgang in voorbereiding heeft – razend populair. Die webshops haken door middel van data-analyse snel in op de nieuwste modetrends en produceren continu nieuwe kleding. Kledingstukken worden verkocht voor een paar euro per stuk en zijn vaak van slechte kwaliteit en gemaakt onder slechte werkomstandigheden. Maar ook die ‘ultrafastfashionbedrijven’ proberen hun imago met betrekking tot duurzaamheid op te krikken en stappen op de tweedehandstrein: Shein heeft bijvoorbeeld een eigen doorverkoopplatform.
Keerzijde van tweedehands
Dat laat meteen de keerzijde van tweedehands zien: het kan nog steeds méér consumptie stimuleren en geeft mensen het idee duurzaam bezig te zijn, terwijl dat niet altijd zo is. Uiteindelijk is het van belang dat mensen minder kopen en weggooien en een item vaker dragen, zegt Bosshard. Het is maar de vraag of dat bij tweedehandskleding zo is. „Het heeft die potentie, maar tegelijkertijd kan het – gechargeerd – zo zijn dat iemand iets één keer draagt en het tien keer doorverkocht wordt. Dat is dan niet per se beter dan wanneer één iemand iets tien keer draagt. Het is nog onduidelijk welk effect tweedehandsaankopen hebben op het meer of minder kopen van nieuwe items.”
Dat zowel de populariteit van tweedehandskleding als die van goedkope Chinese webwinkels groeit, is op zichzelf niet gek: zo’n 14 procent van de mensen is qua consumentengedrag ‘voorloper’ op het gebied van klimaat en duurzame kleding, de groep die daar onverschillig tegenover staat is even groot, bleek eerder uit onderzoek van hoofddocent bij de Hogeschool van Rotterdam Mirella Soyer.
Tevens bleek uit haar onderzoek dat animo voor tweedehandskleding inderdaad groeit, maar er nog geen sprake is van een daadwerkelijke kentering: slechts 4 procent van de kledingstukken die in Nederland gekocht worden, zou tweedehands zijn. En inderdaad: fast fashion blijft groeien, vermoedelijk omdat mensen alleen maar meer kleding zijn gaan kopen. Volgens het rapport ‘Weg van de Wegwerpmaatschappij’ van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur wordt er wereldwijd nog steeds enkel meer geconsumeerd en worden aangeschafte kledingstukken eerder weggegooid. De hoeveelheid afgedankte kleding in Nederland verdubbelde de afgelopen 25 jaar volgens dat rapport.
„Tweedehands is een goed alternatief voor nieuwe kleding”, zegt Bosshard, „maar daarnaast moet verminderde consumptie gestimuleerd worden door fast fashion aan te pakken. Want in een duurzame kledingindustrie is geen plek voor fast fashion.”