In ‘Second Life’ is de camera beurtelings bondgenoot en vijand

Recensie

Theater

Dans In de ‘Second Life’ laat Jasper van Luijk, met Hans van Manens videoballet ‘Live’ als inspiratiebron, zien wat de invloed van de camera is op een relatie én op de huidige maatschappij.

Sjoerd Derine en Jeroen Janssen in de voorstelling ‘Second Life’ van choreograaf Jasper van Luijk.
Sjoerd Derine en Jeroen Janssen in de voorstelling ‘Second Life’ van choreograaf Jasper van Luijk.

Foto Annemieke van der Togt

Altijd interessant, altijd riskant. Een beroemd kunstwerk van een ander benoemen als uitgangspunt voor een nieuwe creatie leidt onvermijdelijk tot een vergelijking. Choreograaf Jasper van Luijk nam het risico en verwijst met Second Life naar het ‘videoballet’ Live, een topstuk uit het oeuvre van Hans van Manen die al in 1979 een vrijwel definitieve demonstratie gaf van het mogelijke gebruik van live videoprojectie in een voorstelling. Met tot slot dat onvergetelijke beeld van Coleen Davis die Theater Carré verlaat en langs de Amstel wegloopt.

Van Luijk begint met projecties van de zoektocht van een man en een vrouw op verschillende filmgenieke buitenlocaties: een fraaie houtwal, stalen constructies, een oude begraafplaats. Zoekend, naar zichzelf, elkaar. De overgang naar de voorstelling op de vloer is hard. In het eerste deel houdt de cameraman zich op de achtergrond; de dansers (Carolina Mancuso in een los, okergeel kostuum, Jeroen Janssen in het blauw) vinden elkaar op een vanzelfsprekende manier, als een stel dat vertrouwd is met elkaar. Hun lichamen maken mooi grootgetrokken lijnen, onderbroken door abrupte impulsen en zwenkingen.

Sjoerd Derine en Carolina Mancuso in de voorstelling Second Life van choreograaf Jasper van Luijk.
Foto Annemieke van der Togt

Concurrentie

Als de cameraman (Sjoerd Derine) zich nadrukkelijk op de vloer meldt, verandert hun relatie en hun focus. De vanzelfsprekendheid is verstoord, er ontstaat concurrentie om de aandacht van de derde partij. Ieder speelt een spel voor het oog van de camera en creëert een gewenst digitaal beeld van zichzelf, dat op een projectiescherm in gemonteerde versie wordt herhaald. In close-upbeelden wordt onthuld dat achter het welbewust geconstrueerde beeld duisterder emoties schuilen, angst en verdriet.

Soms zoeken de dansers privacy achter het projectiescherm, waar de camera hen toch weet te vinden. Zo ontstaat een wisselwerking tussen dansers en camera. Over en weer gebruiken en belagen zij elkaar, de machtsbalans verschuift telkens opnieuw.

In vergelijking met de kraakheldere dramaturgische samenhang van Van Manens meesterwerk blijft Second Life echter ergens halverwege in de eigen intenties steken. De functie van de herhalingen is zwak uitgewerkt, de buitenopnamen volgen niet logisch uit de actie op de vloer en de Spaanse tekst (over het einde van een relatie) is in wezen overbodig. Het machtsspel tussen dansers en cameraman komt wel goed over en toont hoe de camera in het digitale tijdperk beurtelings bondgenoot en vijand kan zijn. Wat dat betreft is de slotscène goed gekozen, met Janssen die alleen op het toneel is achtergebleven, zoekend naar het oog van de ander – zonder bestaat hij niet.

https://www.youtube.com/watch?v=HO46WO4ht3k