Het eerste dat opvalt in de schatkamer van het Nationaal Historisch Museum van Roemenië is de kleur. De vloer en de wanden van de kelderruimte zijn allesoverheersend paars, een erfenis uit de jaren 90. De jonge conservator Andrei Grumeza verontschuldigt zich voor het interieur. „Dat willen we veranderen, maar de renovatie van het museum laat al jaren op zich wachten. Het is geen prioriteit voor de regering.”
In de vitrine van de helm van Cotofenesti ligt nu een andere helm. De helm van Peretu komt ook uit de tijd van de Daciërs en heeft ook ogen-boven-de-ogen, maar hij is van zilver en minder indrukwekkend dan de gouden helm die hij vervangt. In een andere vitrine liggen tien spiraalvormige gouden armbanden met drakenkoppen aan het uiteinde. Eerder lagen er dertien van zulke armbanden in de vitrine.
Deze paarse kelder is het thuis van de vier Dacische kunstschatten die in de nacht van 25 januari werden gestolen uit het Drents Museum in Assen. Het was een gewelddadige en geruchtmakende diefstal die nog niet is opgelost. Vrijdag begint de strafzaak tegen drie van de vijf verdachten, alledrie uit Heerhugowaard, met een pro-formazitting in de rechtbank in Assen. De schatten zijn nog niet teruggevonden.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131843073-214957.jpg|https://images.nrc.nl/uUjdMbHYRycqK8M0AlQnVtqEROQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131843073-214957.jpg|https://images.nrc.nl/aJ5P5q9oYa8o2ozU6VyXFKxloJc=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131843073-214957.jpg)
Foto: Mark Duursma
Grumeza was als conservator en onderzoeker betrokken bij de expositie ‘Dacia – Rijk van goud en zilver’ in het Drents Museum. Er waren in Assen bijna zevenhonderd objecten te zien uit de periode 2100 v. Chr. tot 271 na Chr., afkomstig uit Roemeense musea. De expositie zou op de dag na de diefstal sowieso sluiten. Grumeza kwam op 26 januari naar Nederland en bleef er een week.
Hij is vol lof over de samenwerking met zijn Nederlandse collega’s. Een schuldige aanwijzen wil hij niet. „Het was een trieste gebeurtenis, niemand heeft iets verkeerds gedaan.” En als er al sprake is van schuld, dan toch in gelijke mate bij beide musea, vindt Grumeza. „Misschien was bij ons de uitleen niet helemaal goed geregeld, en was in Assen de beveiliging niet helemaal goed geregeld.”
Schadevergoeding
Roemeense politici waren minder terughoudend om een schuldige aan te wijzen. Meteen na de roof liet premier Marcel Ciolacu weten dat de Nederlandse autoriteiten verantwoordelijk waren en dat hij liet onderzoeken of Roemenië een flinke schadevergoeding van Nederland kon eisen. Binnen Roemenië vlogen de verwijten heen en weer, partijen beschuldigden elkaar van slordige omgang met de nationale kunstschatten. De extreem-rechtse partij AUR zag een falende regering en „een directe aanval op onze nationale geschiedenis en identiteit”.
Drie dagen na de diefstal ontsloeg cultuurminister Natalia Intotero van de sociaal-democratische partij de directeur van het historisch museum. Hij wilde niet uit zichzelf opstappen. Ernest Oberländer Tarnoveanu, directeur sinds 2010, was de zondebok, zegt Grumeza. „De week na de diefstal was het een nationale chaos, met veel aandacht in de media en veel verwijten aan het museum. Onze directeur was een goede manager en goede wetenschapper. De politieke druk was oneerlijk.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131843070-af6b30.jpg|https://images.nrc.nl/fk8WE0COlagiD9Ctb1r0ZE6sDyI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131843070-af6b30.jpg|https://images.nrc.nl/tpz2C71qdmRXBLt9Vz5isRwaSdQ=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131843070-af6b30.jpg)
Foto: Mark Duursma
Oberländer Tarnoveanu zelf spreekt niet over ontslag maar over een „versnelde pensionering die niet helemaal mijn beslissing was”, blijkt tijdens een telefoongesprek met de oud-directeur. Hij heeft geen contact met Nederlandse of Roemeense autoriteiten over de zaak. „Ik heb veel vragen, maar ik wacht het officiële rapport af.” De expositie was een „persoonlijk project”, hij heeft er veel aan gedaan. „Het is vreselijk wat er is gebeurd, maar het heeft mijn liefde voor Nederland niet geschaad.”
De opwinding over de diefstal is inmiddels geluwd, zegt Grumeza. Bij het publiek resteert nog wel het idee dat het museum steken heeft laten vallen. Grumeza: „Er was ook een debat of zulke nationale schatten wel mogen worden uitgeleend. Ik vind dat zulke objecten moeten blijven reizen. Dit is culturele diplomatie.”
Zuil van Trajanus
Het Nationaal Historisch Museum van Roemenië oogt verwaarloosd. Het monumentale gebouw uit 1899, aan de rand van het oude centrum van Boekarest, diende eerst als postkantoor en sinds 1972 als museum. Grote delen van het gebouw zijn onbruikbaar omdat het onveilig is. De entreehal wordt noodgedwongen gebruikt als expositieruimte.
In Roemenië was verbazing en boosheid over het ontbreken van bewakers in het Drents Museum. Bij de hoofdingang van het museum in Boekarest staat één agent van de Jandarmeria. De kelder met de kunstschatten wordt niet apart bewaakt en heeft één toegang, met een kluisachtige deur die overdag open staat. De beveiliging lijkt bescheiden.
De blikvanger van het museum is een replica van een deel van de zuil van Trajanus, op de binnenplaats van het gebouw. De triomfzuil is gewijd aan de Dacische oorlogen, de twee veldtochten van keizer Trajanus in de jaren 101-102 en 105-106, waarbij hij Dacië veroverde. Dat rijk, ongeveer het huidige Roemenië, was in de anderhalve eeuw daarna een Romeinse provincie.
De Daciërs zijn een essentieel onderdeel van de Roemeense identiteit, vertelt Grumeza op een bankje naast de zuil van Trajanus. „Er zijn geen geschreven bronnen, alleen archeologische vondsten. Omdat er weinig bekend is over hun cultuur, lenen de Daciërs zich goed voor legendevorming. Ze hadden veel zilver en goud en waren dapper en krijgshaftig, dat spreekt tot de verbeelding.”
Helm op schoolboeken
Roemeense nationalisten, zowel fascisten als communisten, grijpen sinds de jaren 30 graag terug op de Daciërs. Ze koesteren de theorie dat Roemenen afstammen van Daciërs en Romeinen, en verklaren daarmee dat Roemenië qua taal een Latijns eiland is in een Slavische omgeving. De Roemeens-Nederlandse auteur Mira Feticu noemde de liefde voor de Daciërs in NRC een „nationale obsessie”, een ‘ziekte’ met een eigen naam: Dacopathie.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131842992-8b8d1e.jpg|https://images.nrc.nl/6idlqYlmY1_0PyLHmZF67tG3_gE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131842992-8b8d1e.jpg|https://images.nrc.nl/d7YIJILwAeTXgMAho3XaPiuORuY=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131842992-8b8d1e.jpg)
Foto: Paco Calvino
De helm van Cotofenesti, in 1928 gevonden door kinderen en aanvankelijk gebruikt als waterbak voor kippen, geldt in Roemenië als symbool van de gekoesterde Dacische cultuur. Grumeza: „In de communistische tijd stond de helm op de voorkant van schoolboeken. Het is een begrip.” Ook de armbanden genieten nationale faam. Na thriller-achtige omzwervingen kwamen ze in 2007 in bezit van de Roemeense staat. Het verklaart waarom de diefstal zoveel losmaakt in Roemenië.
Het verklaart ook waarom Roemenen zich afvragen waarom de dieven, ogenschijnlijk amateurs, juist deze vier beroemde objecten – en waarom niet meer? – uitkozen. Het voedt speculaties en hoop dat de schatten in opdracht zijn gestolen en niet meteen zijn omgesmolten.
Bentley uit 1928
De Nederlandse vastgoedondernemer Alex van Breemen woont en werkt al ruim dertig jaar in Roemenië. Hij ontvangt in zijn kantoor bovenin de door hem gebouwde Euro Tower, achttien verdiepingen hoog, met zicht op wedstrijden in het stadion van Dinamo Boekarest. Met zijn bedrijf Cascade Group heeft hij genoeg geld verdiend om leuke dingen te doen. Trots toont hij zijn Bentley uit 1928 in de kelder, waar hij mee door Boekarest rijdt.
Van Breemen noemt de kunstschatten „niets waard en tegelijk onschatbaar waardevol”. Hij is doordrongen van het nationale belang en wilde iets doen. Een paar dagen na de diefstal loofde hij 100.000 euro uit voor de gouden tip die leidt tot terugkeer van de gestolen kunstschatten. „Na drie weken werd het een beetje stil, toen heb ik het bedrag verhoogd naar 250.000 euro. Dat zou toch voldoende prikkel moeten zijn voor iemand uit de omgeving van de verdachten om naar buiten te treden, of misschien om enige druk op ze uit te oefenen.”
De avond na de diefstal belde Van Breemen al met kunstdetective Arthur Brand om te vragen of een beloning zinvol zou zijn. De politieliaison van de Nederlandse ambassade kwam controleren of het aanbod serieus was. Dat was het. Met de Roemeense autoriteiten heeft Van Breemen geen contact. „De verdachten zijn Nederlands. Het is aan de Nederlandse politie om te beoordelen wanneer er sprake is van de gouden tip, daar bemoei ik me niet mee. Ik heb twee voorwaarden: ik beloon geen criminelen en de schatten moeten intact zijn. Als ik dat geld kan uitbetalen trek ik een fles champagne open.”
