Vóórdat de repetitie van popgroep Space Lightning echt begint, wil Susie Arnon nog even een stukje van haar zelfgeschreven lofzang op Amsterdam zingen: „Lopend door de stad/ Tijdelijk zonder huis/ Maar als een warme deken/ Biedt het mij toch een thuis”. De zangeres met de roze krullen is zenuwachtig. Normaal speelt de band covers van soul- en popnummers. Dit is een eigen lied. Na het zingen van het refrein schakelt ze snel over op het nummer dat ze woensdag in Paradiso zal zingen: ‘Always remember us this way’, een ballad van Lady Gaga.
We zitten in de kelder van het Amsterdamse muziekcentrum Q-Factory. Space Lightning oefent voor het festival Het Ritme van de Stad, woensdag in Paradiso. Op die dag treden tientallen musici op die „psychische of maatschappelijke kwetsbaarheden” hebben. Muziekcentrum Eiwerk heeft het festival opgericht, de zorginstellingen Leger des Heils en HVO Querido zijn ingehaakt. Susie Arnon: „Vanuit de onderlaag van de stad hoor je ons hart hevig kloppen. Vandaar: het ritme van de stad.”
HVO-Querido biedt hulp aan daklozen. Van de pakweg 33.000 daklozen in Nederland, verblijft ongeveer de helft in Amsterdam. Dat is inmiddels een zeer diverse groep die doorgaans niet voldoet aan het sterotype beeld van de dakloze. De cijfers zijn schattingen: slechts éénderde is in beeld bij de hulpverlening. Die bieden naast tijdelijk onderdak ook dagbesteding aan. Lies Schilp, muziekcoördinator van HVO-Querido: „Iedereen bij ons moet een vorm van participatie hebben. Werken, meedoen. En daar is het muziekprogramma een onderdeel van. Het belangrijkste is dat iemand weer geactiveerd wordt.” Het nut van muziek maken is evident, zegt Schilp: „Ik heb mensen als zombies binnen zien komen. Maar zodra ze samen muziek maken, lopen ze met stralende ogen en pratend weer naar buiten. Ze worden mensen die weer zin hebben om de dag te beginnen. Nou, dat scheelt een boel aan zorgkosten, kan ik je zeggen.”
Redding
Zangeres Susie Arnon woont in een van de tientallen opvanglocaties van HVO-Querido. Ze ontdekte haar zangstem tijdens de karaoke-avonden in de opvang. „Ja, ik zing. En ik ben vier jaar geleden dakloos geraakt. Ik was behoorlijk de weg kwijt en de kluts kwijt. In het begin wil je dat niemand het weet. Dat niemand je ziet. Als zoiets je overkomt, moet je jezelf helemaal opnieuw ontdekken. We zijn gewend om dingen een beetje te ontwijken of op te vangen. Maar als je in zo’n heftige situatie komt, dan kan je het niet meer ontwijken of opvangen. Je moet er doorheen.”
Toen ze eenmaal de weg naar de opvang had gevonden, werkte ze eerst in een wassalon en een boekbinderij. Het duurde even voor ze genoeg „rust en vertrouwen” had om voor kunst en muziek te kiezen: „Het was heel fijn om via muziek weer een doel te hebben. En vertrouwen te krijgen in mezelf. Anders was ik misschien nog verder weggezakt in een uitzichtloze situatie. In het begin van mijn dakloosheid hield ik me heel erg verborgen. Optreden met de band maakt juist dat ik mezelf laat zien aan de wereld, en aan mijn twee dochters die ik niet meer spreek. Ik kan je echt zeggen dat het mij geholpen heeft. En misschien zelfs gered heeft, ja.”
In de repetitieruimte komen de zangers langzaam binnendruppelen. In de hoek zit gitarist Joris onverstoorbaar te soleren – hij gaat er zo in op dat hij soms een afslag mist. Joris is over zijn gitaar heen gegroeid, hij draagt een tourshirt van Circle of Faith. Misschien christelijke metal. Zangeres Titia, oudere vrouw met kruk, zingt ‘I Will Survive’, de andere zangeressen haken in bij het la-lala-lala-gedeelte. John (66) fladdert binnen. Zonnebril, frisse pet met blauwe streepjes. Hij heeft er zin in vandaag. danst door de ruimte, maakt grappen met iedereen. John zingt een energieke versie van ‘Easy (Like Sunday Morning)’ van de Commodores.
Deze zanger blijkt trouwens geenszins dakloos te zijn. Kwam gewoon een keer binnenlopen bij een repetitie en maakte zich als multi-instrumentalist snel onmisbaar. Susie Arnon: „Space Lightning is niet alleen voor daklozen. Veel bandleden hebben inmiddels een woning, of ze zijn om een andere reden bij de band gekomen. Je kunt ook psychische problemen hebben, of je komt uit een scheiding. Gewoon, als je uit de maatschappij bent gevallen. Iedereen is welkom.”
„Het is ook zo opgezet dat er gewoon weer structuur komt in je leven”, zegt Arnon. „Wat ik zo mooi vind van onze band, we zijn een familie. Als er wel eens een tegenslag is, zoeken we steun bij elkaar. Als er ruzie is, leren we het uit te praten. En het leert ons om door te zetten.”
Repetitie van de band Space Lightning in de Q factory in Amsterdam.
Foto Simon Lenskens
Repetitie van de band Space Lightning in de Q factory in Amsterdam.
Foto Simon Lenskens
Het echte, het doorleefde
Verwacht geen verwarde of bedwelmde personen op het podium. Volgens Lies Schilp moet je op „een bepaald herstelniveau zitten” om überhaupt het ritme van de bandrepetities te volgen. De bezoekers van Paradiso krijgen volgens Arnon een groep mensen te zien „die zichzelf uit een problematische situatie heeft gewerkt”. Als je de groep voor het eerst ziet, zegt ze, denk je misschien ‘wat is dat voor een samengeraapt zootje?’ Maar als je ze dan hoort spelen: „Je voelt gewoon het echte, het doorleefde, de hoop en de trots”. Volgens Schilp is dat precies het idee van het festival, om de deelnemers op een positieve manier te laten zien: „Dit zijn mensen die ook bij de stad horen. Zo hebben ze een podium om te laten zien: kijk dit doe ik nu ook. Dit ben ik nu. Hier sta ik nu.”
Susie Arnon: „We verwerken zonder filter ons verhaal in muziek. We hebben allemaal best wel heftige dingen meegemaakt en we zijn allemaal bij een zorginstelling beland. Als het dan lukt om gezamenlijk iets te doen, dan geeft dat zo’n goed gevoel. Er staan mensen die hebben iets overwonnen.”
Festival Het Ritme van de Stad: 18/6, in Paradiso, Amsterdam. Zie hvoquerido.nl
Vóórdat de repetitie van popgroep Space Lightning echt begint, wil Susie Arnon nog even een stukje van haar zelfgeschreven lofzang op Amsterdam zingen: „Lopend door de stad/ Tijdelijk zonder huis/ Maar als een warme deken/ Biedt het mij toch een thuis”. De zangeres met de roze krullen is zenuwachtig. Normaal speelt de band covers van soul- en popnummers. Dit is een eigen lied. Na het zingen van het refrein schakelt ze snel over op het nummer dat ze woensdag in Paradiso zal zingen: ‘Always remember us this way’, een ballad van Lady Gaga.
We zitten in de kelder van het Amsterdamse muziekcentrum Q-Factory. Space Lightning oefent voor het festival Het Ritme van de Stad, woensdag in Paradiso. Op die dag treden tientallen musici op die „psychische of maatschappelijke kwetsbaarheden” hebben. Muziekcentrum Eiwerk heeft het festival opgericht, de zorginstellingen Leger des Heils en HVO Querido zijn ingehaakt. Susie Arnon: „Vanuit de onderlaag van de stad hoor je ons hart hevig kloppen. Vandaar: het ritme van de stad.”
HVO-Querido biedt hulp aan daklozen. Van de pakweg 33.000 daklozen in Nederland, verblijft ongeveer de helft in Amsterdam. Dat is inmiddels een zeer diverse groep die doorgaans niet voldoet aan het sterotype beeld van de dakloze. De cijfers zijn schattingen: slechts éénderde is in beeld bij de hulpverlening. Die bieden naast tijdelijk onderdak ook dagbesteding aan. Lies Schilp, muziekcoördinator van HVO-Querido: „Iedereen bij ons moet een vorm van participatie hebben. Werken, meedoen. En daar is het muziekprogramma een onderdeel van. Het belangrijkste is dat iemand weer geactiveerd wordt.” Het nut van muziek maken is evident, zegt Schilp: „Ik heb mensen als zombies binnen zien komen. Maar zodra ze samen muziek maken, lopen ze met stralende ogen en pratend weer naar buiten. Ze worden mensen die weer zin hebben om de dag te beginnen. Nou, dat scheelt een boel aan zorgkosten, kan ik je zeggen.”
Redding
Zangeres Susie Arnon woont in een van de tientallen opvanglocaties van HVO-Querido. Ze ontdekte haar zangstem tijdens de karaoke-avonden in de opvang. „Ja, ik zing. En ik ben vier jaar geleden dakloos geraakt. Ik was behoorlijk de weg kwijt en de kluts kwijt. In het begin wil je dat niemand het weet. Dat niemand je ziet. Als zoiets je overkomt, moet je jezelf helemaal opnieuw ontdekken. We zijn gewend om dingen een beetje te ontwijken of op te vangen. Maar als je in zo’n heftige situatie komt, dan kan je het niet meer ontwijken of opvangen. Je moet er doorheen.”
Toen ze eenmaal de weg naar de opvang had gevonden, werkte ze eerst in een wassalon en een boekbinderij. Het duurde even voor ze genoeg „rust en vertrouwen” had om voor kunst en muziek te kiezen: „Het was heel fijn om via muziek weer een doel te hebben. En vertrouwen te krijgen in mezelf. Anders was ik misschien nog verder weggezakt in een uitzichtloze situatie. In het begin van mijn dakloosheid hield ik me heel erg verborgen. Optreden met de band maakt juist dat ik mezelf laat zien aan de wereld, en aan mijn twee dochters die ik niet meer spreek. Ik kan je echt zeggen dat het mij geholpen heeft. En misschien zelfs gered heeft, ja.”
In de repetitieruimte komen de zangers langzaam binnendruppelen. In de hoek zit gitarist Joris onverstoorbaar te soleren – hij gaat er zo in op dat hij soms een afslag mist. Joris is over zijn gitaar heen gegroeid, hij draagt een tourshirt van Circle of Faith. Misschien christelijke metal. Zangeres Titia, oudere vrouw met kruk, zingt ‘I Will Survive’, de andere zangeressen haken in bij het la-lala-lala-gedeelte. John (66) fladdert binnen. Zonnebril, frisse pet met blauwe streepjes. Hij heeft er zin in vandaag. danst door de ruimte, maakt grappen met iedereen. John zingt een energieke versie van ‘Easy (Like Sunday Morning)’ van de Commodores.
Deze zanger blijkt trouwens geenszins dakloos te zijn. Kwam gewoon een keer binnenlopen bij een repetitie en maakte zich als multi-instrumentalist snel onmisbaar. Susie Arnon: „Space Lightning is niet alleen voor daklozen. Veel bandleden hebben inmiddels een woning, of ze zijn om een andere reden bij de band gekomen. Je kunt ook psychische problemen hebben, of je komt uit een scheiding. Gewoon, als je uit de maatschappij bent gevallen. Iedereen is welkom.”
„Het is ook zo opgezet dat er gewoon weer structuur komt in je leven”, zegt Arnon. „Wat ik zo mooi vind van onze band, we zijn een familie. Als er wel eens een tegenslag is, zoeken we steun bij elkaar. Als er ruzie is, leren we het uit te praten. En het leert ons om door te zetten.”
Repetitie van de band Space Lightning in de Q factory in Amsterdam.
Foto Simon Lenskens
Repetitie van de band Space Lightning in de Q factory in Amsterdam.
Foto Simon Lenskens
Het echte, het doorleefde
Verwacht geen verwarde of bedwelmde personen op het podium. Volgens Lies Schilp moet je op „een bepaald herstelniveau zitten” om überhaupt het ritme van de bandrepetities te volgen. De bezoekers van Paradiso krijgen volgens Arnon een groep mensen te zien „die zichzelf uit een problematische situatie heeft gewerkt”. Als je de groep voor het eerst ziet, zegt ze, denk je misschien ‘wat is dat voor een samengeraapt zootje?’ Maar als je ze dan hoort spelen: „Je voelt gewoon het echte, het doorleefde, de hoop en de trots”. Volgens Schilp is dat precies het idee van het festival, om de deelnemers op een positieve manier te laten zien: „Dit zijn mensen die ook bij de stad horen. Zo hebben ze een podium om te laten zien: kijk dit doe ik nu ook. Dit ben ik nu. Hier sta ik nu.”
Susie Arnon: „We verwerken zonder filter ons verhaal in muziek. We hebben allemaal best wel heftige dingen meegemaakt en we zijn allemaal bij een zorginstelling beland. Als het dan lukt om gezamenlijk iets te doen, dan geeft dat zo’n goed gevoel. Er staan mensen die hebben iets overwonnen.”
Festival Het Ritme van de Stad: 18/6, in Paradiso, Amsterdam. Zie hvoquerido.nl
De Brand in het Landshuis behoort tot de klassiekers in podcastland. De zesdelige podcast van Simon Heijmans gaat over het landhuis van grootgrondbezitter Ewald Marggraff in Vught. Het brandt in december 2003 af. Marggraff wordt na het blussen dood achter de voordeur aangetroffen. Al heel snel vermengen feit en fictie zich in de verhalen die rondgaan. De brandweer had hem kunnen redden, maar deed dat expres niet, omdat Marggraff een broertje dood had aan alles en iedereen die ook maar iets met de overheid van doen had. Marggraff’s vermogen, dat enkele tientallen miljoenen zou bedragen, was verdwenen. En hoe zat het met zijn grote kunstcollectie?
Simon Heijmans ontrafelt met een enorme precisie, met heel veel geduld en op theatrale wijze de kluwen van feit en fictie. Hij serveert de waarheden van zijn hoofdpersonen stap voor stap uit om uiteindelijk te belanden bij de onontkoombare conclusie. De opbouw van het verhaal, Heijmans’ stemgebruik in zijn voice-over, de muziek, alles spreekt in hoge mate tot de verbeelding van de luisteraar.
Dat doet hij ook weer zeer geraffineerd in Het Verhaal van de Schaal, zijn nieuwe zevendelige podcast voor NTR waarvan op 9 juni de eerste vier afleveringen verschenen.
Het medium podcast lijkt geknipt voor jou. Hoe kwam je ermee in aanraking?
„Ik luisterde al veel podcasts voordat ik ze zelf ging maken, voornamelijk uit Amerika, altijd waargebeurde verhalen. S-Town was en is mijn favoriet. Al die podcasts die ik luisterde hadden één overeenkomst: Ze legden de nadruk op hoe je een verhaal vertelt en hoe je iets in de oren van je luisteraar kunt krijgen.
In 2017 verscheen de podcast Bob van audiocollectief Schik die Heijmans inspireerde. Deze podcast gaat over de vierentachtigjarige Elisa die verliefd is op Bob. Haar drie dochters hebben nog nooit van hem gehoord, maar hun moeder wil niet meer ophouden met over hem te praten. Ze heeft een hele liefdesgeschiedenis met Bob die teruggaat tot 1948, maar ondertussen vragen de dochters zich af of Bob eigenlijk echt bestaan heeft. Heijmans: „Bob zette een luikje open. Ik dacht: Ja, een verhaal zo vertellen kan dus blijkbaar ook in het Nederlands.”
Heijmans (1989) komt uit het theater, eerst was hij acteur, later maakte hij zijn eigen voorstellingen. „Bij mijn theatervoorstelling Voor Altijd duurt een Jaar maakte ik een low-key podcast waarin ik liet horen hoe ik de research voor de voorstelling had gedaan. Ik sprak daar ook mijn eigen overdenkingen in uit, ik vroeg me bijvoorbeeld af waarom ik bepaalde vragen niet aan mensen durfde te stellen.” Die podcast kwam Marion Oskamp ter ore, researcher en eindredacteur bij de NTR. Heijmans had haar wel eens ontmoet in haar functie als ‘podcastsdokter’: „Je kan bij haar terecht met vragen als: Wat voor apparatuur heb je nodig en hoe en waar kun je podcasts publiceren? Nou, Marion had dus mijn podcast gehoord en er was net een heel klein potje met geld over voor een podcast-productie.”
Juiste moment
Voor zijn eerste podcast dacht Heijmans aan de brand in het landhuis, waar hij al heel lang mee rondliep: „Wij reden met het gezin altijd langs het landhuis, op weg naar een vriendin van mijn moeder, ik ken het uit mijn jeugd. Ik was gefascineerd door wat daar gebeurd kon zijn, en door de grootgrondbezitter Marggraff. Wat was dat voor man? Ik kon meteen beginnen met de research. Die podcast kwam, kan ik achteraf zeggen, precies op het moment dat Nederland klaar was om ernaar te luisteren.”
Foto Elvin Boer
Hij heeft vijf maanden lang fulltime gewerkt aan De brand in het landhuis. „Toen de podcast klaar was dacht ik: Dit doe ik nooit meer zo. Maar aan Het Verhaal van de Schaal ben ik een jaar bezig geweest, de laatste maanden meer dan fulltime.”
Het Verhaal van de Schaal gaat over verzamelaar Ton die zegt een Chinese porseleinen schaal uit de Ming-dynastie (1368-1645) in bezit te hebben die misschien wel tientallen miljoenen euro waard is. Aan het begin van de eerste aflevering treft Heijmans de schaal bij Ton op kantoor aan, hij staat op de grond, vlak naast de centrale verwarming. Het lijkt een raar en totaal ongeloofwaardig verhaal, toch heeft Heijmans redenen om aan te nemen dat er wel eens iets van waarheid in zou kunnen zitten. Als Ton dan ook nog eens een schilderij uit zijn verzameling opdiept „van één van de grootste schilders is die Nederland heeft voortgebracht”, kun je als luisteraar maar één ding doen: Verder luisteren.
Gelaagdheid
„De podcast zit precies in de vorm die bij mij past. Die vorm is gebouwd op mijn eigen intuïtie en mijn ervaring met theatervoorstellingen. Als ik de podcast zit te monteren ben ik al aan het eind van het verhaal, ik ken mijn materiaal, ik weet exact wat ik heb. Dan zet ik mezelf terug om gelijk te lopen met jou, de luisteraar. Wij maken samen de reis. Zo ontstaat er gelaagdheid, je hoort mensen tijdens het verhaal veranderen. Ik sla zijwegen in, waar mijn research me brengt. Dat kunnen ook zijwegen zijn die ogenschijnlijk nergens toe leiden, maar ze hebben altijd betekenis voor het vervolg van het verhaal.”
Het moet niet klinken als een hervertelling: „Ik heb een actieve rol in wat gaande is en ik doe de belofte aan jou die rol waar te maken. Ik maak jou nieuwsgierig naar waar ik nieuwsgierig naar ben. Want zeg nou zelf: De feiten kloppen. Ton laat zijn schaal drie keer testen, hij is echt oud, maar de historische porseleinkenners geloven hem niet. Dat kan niet allebei waar zijn. Wie heeft er gelijk?”
Hoe het afloopt? „Nee, dat zeg ik niet, ik ga niet spoilen. En al zou ik willen spoilen, dan doe ik het nog niet, maar ik weet inmiddels wel hoe het zit.”
Het Verhaal van de Schaal, zeven delen op NPO Luister. De eerste twee afleveringen via alle apps.
Nee, zegt Kees Momma: van de drie documentaires die regisseur Monique Nolte inmiddels over hem maakte heeft hij er nog nooit eentje gezien „Ik durf mezelf niet te zien en te horen”, aldus Momma. „Ik zou me dood generen. Dan zou ik flauwvallen van schaamte.”
Anderen kijken juist graag naar Kees, zo blijkt uit het succes van de films. 1,5 miljoen mensen zagen Het beste voor Kees (2014) – en dat is voor een documentaire héél veel. Hierna maakte Nolte het vervolg Kees vliegt uit (2023) en vanaf woensdag is deel 3 te zien bij Videoland: Kees vliegt écht uit Wat maakt hem zo populair?
„Wat grappig is aan Kees”, zegt Nolte (56), „is dat hij zich niet aan sociale conventies houdt. Dat levert aparte situaties op. Mensen denken: zou ik zelf wel willen reageren! Maar dat doen we niet vanwege conventies.”
Dat blijkt ook vandaag weer als Momma (59) na afloop van het interview thee wil drinken uit een stenen kopje, maar het café alleen thee in een glas serveert. Hij had ook graag een taartje gewild, maar er is alleen appeltaart. „Die is altijd zo koud”, aldus Momma. En dan hoort hij een krijsend kind even verderop. De maat is vol. Hij wil weg. We zetten de zoektocht voort totdat er een rustiger café is gevonden, dat thee serveert in ouderwets servies, en helaas ook alleen maar appeltaart heeft – Momma vraagt of ze die dan kunnen opwarmen, en zo geschiedt. Maar vijf minuten later is er alweer een nieuw ongerief: „Er zit daar buiten iemand te roken!” Momma, die binnen zit, verkast naar een andere plek waar hij minder last heeft van de rook, maar is zijn ergernis niet kwijt. „Daar zou de regering veel strenger in moeten zijn!”
Momma vindt het geen probleem over zijn autisme te praten. „Het is een constante strijd met mijn omgeving, de wereld om me heen”, vertelt hij tijdens het interview in een hotelkamer tegenover Artis – een café was te rumourig; vanwege zijn autisme is hij erg gevoelig voor geluiden. „Er komen veel prikkels op me af en alles komt veel heftiger bij mij binnen dan bij mensen die geen autisme hebben. Geluiden zijn het ergst, maar wat ik ook zie of ruik, hoge temperaturen, verwerk ik moeilijker. Ik ben zo perfectionistisch. Alles moet mooi zijn en in balans en harmonie. Maar er zijn ook momenten van verrukking. Ik kan heerlijk genieten van mijn klassieke muziek luisteren, lekker koken, van mijn koffieuurtje of een bezienswaardige plek.”
Welkom in Amsterdam
De laatste tijd komt Momma veel in Amsterdam, vertelt hij, vanwege de publiciteit rondom de film. Vorige week was de première in Tuschinski, nu is hij er weer voor een optreden bij de talkshow Humberto. „En volgende week ga ik naar een klant van mij in Amsterdam-Zuid voor een tekenopdracht. In Amsterdam heb ik het gevoel dat ik welkom ben. Ik vind het mooie bouwwerken, kijk mijn ogen uit en word ook herkend op straat. Het zijn altijd aardige reacties. Grachtenhuizen vind ik zo mooi, die teken ik ook.”
Is hij ook weleens in Parijs geweest? „Ja”, zegt Momma, „in 1983. Schitterend! De huizen daar. Zó indrukwekkend. Ik heb het graf van Napoleon bezocht. Maar het bezoek duurde kort. Ik had wel méér willen zien.”
In Kees vliegt écht uit zien we hoe Kees nu echt, zoals hij dat zelf steevast noemt, „geheel zelfstandig” gaat wonen – al is het dan op een steenworp afstand van het ouderlijk huis in Velp. Nog elke ochtend gaat hij thee zetten voor zijn ouders voordat ze wakker worden, maar zijn bed staat nu in zijn eigen woning – die er ook in Kees vliegt uit al was, maar waar hij toen nog niet sliep. In de documentaire zien we hoe Momma’s ouderwetse eenpersoonsbed, een stalen ledikant met stalen spiraal, verhuisd wordt naar de nieuwe woning.
Beeld Videoland
„Ik woon nu vijf jaar op mezelf en het bevalt me enorm, het is een feest”, aldus Momma. Hij was meteen al blijer dan hij verwacht had toen hij op zichzelf woonde. „Ik had opeens alle rust, geen last van geluiden die door huisgenoten werden gemaakt: harde geluiden komen agressief over, klinken harder in mijn hoofd. En ook psychisch doet ‘t me pijn. Dan denk ik: nou doen ze ‘t tóch weer, leren ze ‘t niet af, vergeten ze ‘t weer.”
Dat gaf steeds stress en spanning, vertelt Momma, en werd erger naarmate zijn „huisgenoten”, die de vijftiger in Kees vliegt écht uit nog steeds „pappie” en „mammie” noemt, ouder werden. „Ze moesten op hun tenen lopen en dat kon ze weleens te veel worden. De ouderdom eiste haar tol. Mijn moeder ging dementeren en mijn vader werd wat koppiger en chagrijniger.”
En zo besloot Momma de sprong te wagen. „Het was een pittige tijd, een hele omschakeling, maar ik voelde me ineens heel sterk worden en heb toen de knoop doorgehakt en besloten op mezelf te wonen. Ik kon niet meer bij mijn ouders blijven.”
Voortaan kon hij gelukkig wél bij zijn broers terecht voor steun. „Ik was zó blij toen ik geheel zelfstandig ging wonen. En als ik in paniek raakte omdat ik bijvoorbeeld een onverwacht hoge temperatuur op de thermometer aflas, kon ik mijn broer Jasper appen of bellen.” Niet langsgaan, want Jasper woont “helemaal in het Westen van het land.”
Ja, zegt Momma, hij heeft in zijn nieuwe huis weleens last van eenzaamheid. „Maar Jasper en zijn vriendin zijn fantastisch, het zijn gouden mensen. En ze hebben de rol van mijn ouders helemaal overgenomen.” Ook zijn er net leuke nieuwe mensen in de buurt komen wonen, vertelt hij. „Ja, er zijn heel veel lichtpunten.”
Dementie
Momma is een begaafd tekenaar, maar tekent het liefst in opdracht – niet puur voor de lol. „Ik heb liever opdrachten, dat is veel leuker. Wat moet je anders met zo’n tekening? Ik voel me sneller eenzaam als ik minder tekenopdrachten heb. Als ik er meer heb kan ik mijn dagen goed vullen en ben ik een gelukkig mens. Dagbesteding is onmisbaar voor mij. Twee wandelingen per dag. Tekenen. Huis schoonmaken.”
In de eerste jaren na zijn verhuizing deed hij nog aan „mantelzorg”, zegt hij. „Maar toen ze verder achteruitgingen lukte ‘t niet meer. Moeder was soms helemaal de kluts kwijt, achterdochtig, spullen kwijt. Na een valpartij moest ze naar het verzorgingstehuis en mijn vader is toen mee gegaan.”
De sterke band met zijn moeder verdween niet toen ze dementeerde, vertelt Momma. „We konden elkaar aankijken, ook zonder te praten. We voelden elkaar precies aan en dan zeiden we geen woord, maar die hechte moederzoonband bleef.”
Aanvankelijk ging hij nog langs in het verzorgingstehuis. „In ‘t begin heb ik ze twee keer per week opgezocht. En wat heel aandoenlijk was: moeder dacht dat ze nog thuis was. Ze wilde me iets lekkers te drinken of te eten geven, maar dat kon niet want ze zat in een appartement in ’t verzorgingstehuis. Dat besefte ze niet, ik moest alles uitleggen maar het drong niet tot haar door. Ze takelde steeds verder af maar wist nog wel wie ik was. Pas op ’t allerlaatst veranderde dat. Op haar negentigste verjaardag had ik wat voor haar meegebracht maar ze herkende me niet meer. Dat was een trieste ervaring. Daarna werd ‘t te moeilijk nog langs te gaan. Toen had ze nog 3,4 maanden te gaan. En toen sliep ze vredig in.”
Beeld Videoland
Toen zijn moeder stierf, in de zomer van 2024, was dat een „opluchting”, vertelt Momma: „Want ik wist dat mijn moeder uit haar lijden was verlost. We hadden geleidelijk aan al afscheid genomen van elkaar, gedurende drie, vier jaar. En de laatste maanden was het verschrikkelijk, mensonterend: de mentale en fysieke aftakeling. Dus de dood was een verlossing. Ze stierf in alle rust en vrede.”
Contact met zijn vader (94) heeft Momma niet meer, vertelt hij. „Ik heb zoveel van mijn ouders geleerd. Ook van mijn vader. Persoonlijke communicatie met mijn vader was moeizaam. En hij is nu zo broos en sentimenteel. Hij kan uitbarsten in vreselijke huilbuien. Het ging niet meer. Communiceren met hem ging niet meer.”
Ouders weg
Kees vliegt écht uit eindigt op het punt waar Kees twee jaar geleden was, zegt Nolte, toen zijn ouders net naar het verzorgingshuis waren vertrokken en het ouderlijk huis leeg achterbleef. Waarom lopen de Keesfilms eigenlijk achter op de werkelijkheid? „Normaal valt het niet op want elke film vertelt een eigen verhaal. Maar nu is het overlijden van Kees’ moeder in het nieuws geweest en verwacht je dat je dat in de film gaat zien. Deze film gaat over het oplossen van de symbiose tussen Kees en zijn moeder. Toen zij overleed was ik al bijna klaar met de montage. Ik kon het er niet in verwerken. Het einde van deze film moest voor mij zijn dat hij door dat huis loopt en zijn ouders niet kan vinden. Dat vond ik zo’n mooi einde. Je weet niet hoe de toekomst van Kees eruit gaat zien zonder ouders.”
„Het vinden van een nieuw evenwicht is waar de volgende film over gaat en daarin zie je ook wat de consequentie is van de keuze die zijn ouders gemaakt hebben om Kees altijd thuis te houden. Dat onderzoek ik in de volgende film en ik heb het gevoel dat dat echt de laatste zal zijn.”
Sommige mensen noemen het „lekker makkelijk”, zegt Nolte, om maar weer nieuwe Keesfilms te blijven maken, maar daar denkt ze zelf anders over. „Ik vind juist dat ik moet kijken of het iets toevoegt. Als ik er een maak die niks toevoegt gaat dat met terugwerkende kracht ten koste van de andere films. En juist omdat Kees heel populair is wordt er extra kritisch naar mij en mijn werk gekeken. Van mijn vorige film werd ook al van tevoren gezegd: dat is voortborduren op bestaand succes en het is niet per se gerechtvaardigd een nieuwe Keesfilm te maken. Maar ik kreeg goede kritieken en positieve reacties en die krijg ik nu ook weer van journalisten en andere mensen die de film al gezien hebben. Het losmaken van je ouders is een herkenbaar thema, net als het mantelzorgen voor ouders en dat ze niet meer die sterke mensen zijn waarop je als kind leunde. De liefde tussen ouders en kind is universeel.”
Een goede vriendin
Twee jaar geleden vertelde Nolte waarom ze de overstap maakte van de publieke omroep naar streamingdienst Videoland (RTL): dat had te maken met de in haar ogen tekortschietende betaling en behandeling van documentairemakers bij de publieke omroep. Die klacht bleek herkenbaar en veroorzaakte een opstand onder documentairemakers. Hoe kijkt ze daar nu op terug en is er wat veranderd? „Ik heb wel gehoord dat makers overstappen omdat de besluitvorming bij de publieke omroep heel traag is. Het voelt niet respectvol. Je hebt hard gewerkt en succesvolle programma’s gemaakt maar verkeert steeds weer heel lang in onzekerheid of je weer groen licht krijgt voor een nieuw project. Dan is het logisch dat je gaat kijken naar andere partijen die sneller groen licht geven en tegen een fair bedrag. Maar dat betekent nog niet dat de streamers dezelfde producties willen als de publieke omroep. De streamers gaan nu heel goed en op het moment dat zij hun doelgroepen gaan verbreden door ook wat meer kwaliteitsprogramma’s en documentaires aan te kopen en informatieve series zouden de omroepen weleens hun bestaansrecht kunnen gaan verliezen. Mits de streamers er dezelfde inhoudelijke kwaliteitseisen op gaan nahouden, natuurlijk.”
Aan het einde van Kees vliegt écht uit zien we een voorproefje op het volgende deel Kees Solo (dat we volgens Nolte over een jaar of wat kunnen verwachten). En daaruit valt op te maken dat er inmiddels iemand in zijn leven is die de rol van zijn moeder heeft ingenomen. „Ja”, zegt Momma in de Amsterdamse hotelkamer, „ik heb iemand gevonden.” Een vriendin? „Een goede vriendin” zegt hij, met de nadruk op goede. „Maar ik durf er nog niet te veel van in de openbaarheid te brengen. Wellicht zie je er in de volgende film iets van.”
Ondertussen voelt hij de band met zijn moeder nog steeds – Momma heeft het gevoel dat ze nog naar hem kijkt. „Ik zeg altijd: haar geest waakt boven mijn hoofd en in mijn ziel neem ik haar wijsheid met me mee.”