Diplomaten van over de hele wereld verzamelen zich maandag in Nairobi om tot een bindend verdrag over het inperken van plasticvervuiling te komen. Het doel is om in 2040 een einde te maken aan alle plasticvervuiling. Naast landen schuiven ook petrochemische bedrijfsreuzen, klimaatactivisten, vakbonden, boeren en andere belangengroepen aan bij de onderhandelingen, die inmiddels gaan over de precieze frasering van het verdrag. Dat betekent dat de gesprekken een heel eind zijn, al wordt het uiteindelijke verdrag pas eind volgend jaar verwacht. Eerder ontmoetten de deelnemers elkaar al in Parijs en het Uruguayaanse Punta del Este.
De deelnemers zijn het er wel ongeveer over eens dat plasticvervuiling een rampzalig fenomeen is, zo bleek tijdens de eerdere bijeenkomsten. Inger Andersen, directeur van UNEP, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, zei in juni in Parijs: „[Plastic] verstikt ecosystemen, warmt het klimaat op en schaadt de gezondheid. En mensen in de armste landen worden er het zwaarst door getroffen.”
Maar de deelnemers hebben verschillende kijken op de manier waarop die schade beperkt moet worden. Noorwegen en Rwanda voeren een ambitieuze coalitie aan, die de productie van plastic aan banden wil leggen. Saoedi-Arabië en andere olieproducerende landen willen recyclen en afvalverspreiding inperken.
Lees ook Plastic is een geweldig en rampzalig product. Vervuiling is haast niet te voorkomen
De aanleg van de Lelylijn en de Nedersaksenlijn blijft zeer onzeker. Het kabinet komt miljarden tekort om de twee spoorverbindingen te kunnen aanleggen. Dat schrijft staatssecretaris Chris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) maandag aan de Tweede Kamer. Zicht op extra geld is er nog niet.
In de onderzoeken naar stand van zaken en planning van beide trajecten die maandag zijn gepubliceerd, staat dat de meest kansrijke variant van de Lelylijn – tussen Amsterdam, Lelystad, Emmeloord, Heerenveen en Groningen – 13,8 miljard euro gaat kosten. Een variant langs de Afsluitdijk is nog duurder: circa 17,2 miljard euro.
Voor de Lelylijn heeft het vorige kabinet ‘slechts’ 3 miljard euro gereserveerd. Destijds was al de verwachting dat dit niet genoeg zou zijn. Jansen schrijft dat hij erop rekent dat de Europese Unie en de regio Noord-Nederland zullen meebetalen aan het project.
De Lelylijn is weliswaar opgenomen in het netwerk van belangrijkste verbindingen in Europa (TEN-T), een voorwaarde voor Europese co-financiering, maar er is vermoedelijk pas weer budget in de nieuwe EU-begroting vanaf 2028. „Het huidige budget is inmiddels bijna uitgeput”, schrijft Jansen over deze ‘Connecting Europe Facility’.
Onzeker (en kostbaar) is onder meer hoe de Lelylijn moet worden ingepast in de binnensteden van Heerenveen en Groningen. Bovendien verwacht Jansen dat bij de aanleg veel aanvullende maatregelen nodig zijn, omdat op sommige plaatsen de veenbodem instabiel is.
Van Groningen naar Enschede
De Nedersaksenlijn, die Groningen via Emmen en Coevorden moet verbinden met Enschede, zou tussen 1,7 miljard euro (voor de eenvoudige variant) en 3 miljard euro (voor een ambitieuzere opzet) gaan kosten. De simpele variant telt onder meer slechts enkelspoor tussen Veendam en Emmen (zonder bovenleiding, waardoor voorlopig met vervuilende dieseltreinen moet worden gereden).
In de brief zet de staatssecretaris uitgebreid uiteen welke maatschappelijke waarde beide spoorverbindingen kunnen hebben. Zo stelt Jansen over de Nedersaksenlijn: „Het verbeteren van de bereikbaarheid [van de regio] kan leiden tot het doorbreken van een neerwaartse spiraal van verdwijnende voorzieningen en voorkomen dat jongeren wegtrekken.”
De aanlegkosten kunnen nog sterk wijzigen. In de brief staat dat de genoemde ramingen voor 70 procent betrouwbaar zijn. De volgende stap voor de Lelylijn en de Nedersaksenlijn is het starten van een zogeheten verkenning. Dat is gedetailleerd onderzoek naar de kosten en de opbrengsten van beide lijnen (voor wonen, werken en bereikbaarheid).
Pas als minstens 75 procent van de verwachte kosten zijn gedekt, mag zo’n verkenning van start gaan. Jansen: „Het mag duidelijk zijn dat gegeven de financiële situatie van het Mobiliteitsfonds dit voor deze twee grote trajecten een uitdaging vormt.” Dat fonds, waaruit Jansen aanleg en vernieuwing van de infrastructuur in Nederland moet bekostigen, is de komende jaren met name nodig voor onderhoud van bestaande auto-, spoor- en waterwegen.
De Oekraïense president Volodymyr Zelensky heeft zondag een Amerikaanse munitiefabriek in Pennsylvania bezocht, meldt hij op X. Hij ging langs bij de fabriek als onderdeel van een meerdaags bezoek aan de VS, onder meer om de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bij te wonen.
Zelensky was in de fabriek omdat Oekraïne momenteel een groot tekort heeft aan munitie. De VS leveren onder meer 155-milimeter artilleriegranaten aan Oekraïne, die in de fabriek in Pennsylvania worden gemaakt.
Zelensky liet weten „dankbaar” te zijn voor de inzet van de fabrieksarbeiders. Wel liet hij zich kritisch uit over de weigering van de VS en het Verenigd Koninkrijk om Oekraïne toestemming te geven tot het inzetten van langeafstandswapens.
De komende dagen presenteert Zelensky – naast dat hij de VN bezoekt – een ‘overwinningsplan’ aan de Amerikaanse president Joe Bidden en vicepresident Kamala Haris. Zelensky wil ook met presidentskandidaat Donald Trump praten over het plan.
Liveblog Oorlog in Oekraïne
Oekraïne verbiedt gebruik Telegram voor overheidsfunctionarissen en militair personeel
Drie ton voor onderzoek, te besteden in zes jaar tijd – naar eigen inzicht. Dat bedrag kreeg Matthijs Korevaar (31) vorig jaar door de Erasmus Universiteit toegewezen als startersbeurs. De universitair docent economie wist meteen waar hij het geld aan wilde uitgeven: onderzoek naar de woningmarkt. „Je kunt het geld bijvoorbeeld gebruiken om een promovendus aan te nemen, met wie je samenwerkt”, vertelt hij. „Daarnaast wil ik het besteden aan het aankopen van extra databestanden.”
De startersbeurzen voor jonge wetenschappers werden in 2022 ingesteld door het vorige kabinet. Daarnaast kwamen er stimuleringsbeurzen voor meer ervaren wetenschappers. Ze maakten deel uit van een bestuursakkoord dat toenmalig minister Robbert Dijkgraaf (D66, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) sloot met universiteiten en hogescholen. Hij maakte ook geld vrij voor 1.200 extra banen. Door de hoge studentenaantallen lag in het hoger onderwijs steeds meer nadruk op lesgeven en was de werkdruk hoog. Nu kwam er meer ruimte voor onderzoek.
Maar het akkoord heeft niet lang standgehouden. De nieuwe minister, Eppo Bruins (NSC) schrapt beide beurzen vanaf volgend jaar. In de OCW-begroting 2025 staat dat ze „in de praktijk uitvoeringstechnisch complex” waren en dat er „geen eenduidige evidentie [is] dat ze een effectief middel zijn om de werkdruk voldoende te verlagen”. Een voorbarige conclusie, vindt Korevaar, die in Rotterdam met anderen aan het onderzoeken was hoe het geld het beste kon worden ingezet. „De beurzen bestaan pas twee jaar. Voor conclusies is het nog te vroeg.”
Lood om oud ijzer
De minister bespaart vanaf 2025 175 miljoen euro per jaar door de onderzoeksbeurzen af te schaffen. Daarvan konden tussen de 1.300 en 1.700 beurzen worden betaald, afhankelijk van de toegekende bedragen. Hij wil het geld nu inzetten om de 1.200 banen te behouden. Die zouden per 2026 sneuvelen, was eerst het plan.
Naast die bezuiniging wil het kabinet besparen door het aantal internationale studenten terug te dringen, studenten die langer doen over hun studie meer collegegeld te laten betalen (de ‘langstudeerboete’) en te korten op het Fonds Wetenschap en Onderzoek. Opgeteld heeft het kabinet op hoger onderwijs en onderzoek bezuinigingen ingeboekt die oplopen tot ruim 1 miljard euro per jaar. Van dat bedrag kan niet afgeweken worden, zei Bruins, ook al noemde hij de bezuinigingen „lelijk”.
De dreiging dat er 1.200 banen zouden verdwijnen leidde tot protest in de wetenschappelijke wereld. Toch is daar nu geen blijdschap te bespeuren over de redding. „Het inwisselen van de ene bezuiniging voor de andere doet nauwelijks iets af aan de totale schade. Dat is lood om oud ijzer”, zegt Caspar van den Berg, voormalig VVD-senator en sinds 1 juni voorzitter van Universiteiten van Nederland (UNL). Hij wijst naar het rapport van de Italiaanse oud-premier Mario Draghi, die de Europese landen eerder deze maand opriep radicaal te investeren in kennis en innovatie, om de race niet te verliezen van China en de Verenigde Staten. „Het kabinet doet precies het tegenovergestelde”, zegt Van den Berg.
Volgens Marcel Levi, voorzitter van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Kenniscoalitie, een samenwerkingsverband voor innovatie, betekenen de bezuinigingen dat er aan universiteiten bijna geen mogelijkheid meer is om onderzoek gefinancierd te krijgen. „Wij verstrekken als NWO ook beurzen, maar wij kunnen maar 10 procent van de aanvragen honoreren. Dat is internationaal gezien een zeer laag percentage. Zelfs excellente aanvragen moeten we afwijzen.”
Onbetrouwbare overheid
De minister heeft ervoor gekozen de starters- en stimuleringsbeurzen te schrappen „na overleg met verschillende partijen uit de wetenschap”. UNL-voorzitter Van den Berg zegt dat het idee zeker niet van hem afkomstig is: „Deze bezuiniging komt zelfs nog harder aan omdat de beurzen niet in 2026 maar al vanaf 2025 worden geschrapt. Het kabinet haalt onderzoeksgeld weg dat al is toegekend aan jonge onderzoekers en brengt daarmee universiteiten direct in de problemen.”
Drie universiteiten worden extra hard geraakt: de Erasmus Universiteit in Rotterdam, Maastricht University en Tilburg University. Zij krijgen relatief meer starters- en stimuleringsbeurzen omdat zij door historische afspraken een lagere bijdrage van het Rijk (in jargon ‘vaste voet’) ontvangen.
Lees ook
1 miljard euro minder? Universiteiten houden rekening met het zwartste scenario
Voor de Erasmus Universiteit valt volgend jaar 39 miljoen euro aan beurzen weg. „De overheid toont zich een onbetrouwbare partner”, zegt Annelien Bredenoord, voorzitter van het college van bestuur. „We hebben drie jaar geleden afspraken gemaakt in het bestuursakkoord en de nieuwe minister zegt die nu eenzijdig op. We zullen samen met de andere universiteiten kijken of we het toegezegde geld alsnog juridisch kunnen afdwingen.” De beurzen per 2025 stopzetten is onmogelijk, zegt zij. „Dat is over drie maanden. We hebben een deel al toegekend en mensen hebben voorbereidingen getroffen om met hun onderzoek te beginnen.”
Wim van de Donk, rector magnificus en voorzitter van het college van bestuur van Tilburg University, die 13,5 miljoen euro aan startersbeurzen verliest, vertrouwt erop dat de universiteiten samen met het ministerie tot een oplossing zullen komen. „De afspraak was dat er op termijn een nieuw financieringsmodel zou komen, waarbij de ongelijkheid zou worden rechtgetrokken. Tot die tijd werd dat gedaan via de beurzen die nu helaas sneuvelen. Tilburg kreeg jaarlijks 7,6 miljoen extra, dat was een gemeenschappelijke afspraak. We zullen elkaar nu ook vasthouden.”
Maar dat is slechts een oplossing voor de korte termijn, zegt hij. „Als je goede mensen voor de universiteiten wilt houden in Nederland, moet je geen onbetrouwbare werkgever zijn en geen jojobeleid voeren. Jong talent kan overal ter wereld terecht. Daar maak ik me echt zorgen over.”