Voor wie het nog niet wist: Kerst is meer dan heiligheid en brave liedjes. Kerst heeft humor, glamour en kekke benen. Er is kerst-eenzaamheid, kerst-angst en kerst-lust. Kerst draagt een groene glitterjurk, een imkerpak of een scheve stropdas. Kerst wordt bezongen, omlijst door een rockband, in dynamische danspassen uitgedrukt, rondgereden in een arrenslee.
Dit gebeurt allemaal in de bijna twee uur durende revue van Renée (zang/cello) en Loes (zang/gitaar) Wijnhoven, ofwel Clean Pete. Deze muzikale tweeling, bekend om hun elegante muziek en verstrengelde samenzang, vat de kerstliefde sinds 2018 jaarlijks samen in een kerstshow met gasten en een 25-koppig koor.
Die was afgelopen zaterdag te zien in het Muziekgebouw in Eindhoven, waar alles klopte behalve dat het podium te breed leek voor het decor van vier verlichte kerstbomen.
Drie glitter-elfen
Clean Pete zingt eigen liedjes en vertalingen van bekende nummers. De opening was braaf, met een zwart gekleed koor en Loes als dirigent van semi-religieuze liederen. Maar dit bleek de intro van een goed gedoseerde ontsporing. Drie glitter-elfen doen wulpse choreografieën bij de surfversie van ‘In Excelsis Deo’ met Anne Soldaat op knerpende gitaar, Loes zingt zuchtend over de Kerstman („Kerstman, schatje, laat me hier niet wachten vannacht”). En riverdance-achtige danseressen in roodfluwelen jurken dansen statig, terwijl hun voetenwerk klinkt als galopperende paarden.
Over eenzaamheid werd grappig en realistisch verteld door zanger/gitarist Mark Lohmann, die een duet zong met Loes. Lohmann bleek zijn deel van hun duet geschreven te hebben tijdens een paniekaanval op de wc: een hakkelige, overvolle tekst over de „wc van mijn ongemakkelijkheid”.
Hij bood tegenwicht voor de zoetheid van de Utrechtse singer/songwriter Judy Blank in een arrenslee en de fraai gespeelde ‘Ierse’ compositie van Renées cello. Tijdens het optreden van de Australische performer Bumble B. Boy (Tom Harden) ontaardde de kerstsfeer zelfs in een kakofonische, chaotische lichtshow, en werd de Kerstman neergeslagen door een man in imkerpak.
Ter verzoening hield Renée een ontroerende preek over muziek als religieuze ervaring, en dat „muziek het gewonnen heeft van God”, zoals kerkvader Augustinus in de vierde eeuw al vreesde. Ook in dit muzikale tijdperk pleitte ze in haar liedje ‘Pietà’ voor saamhorigheid, vooral als het „pijn is die ons bindt”.
Na dit moment van bezinning waren de uitsmijters ‘Fairytale of New York’ (The Pogues) en ‘Merry X-Mas Everybody’ (Slade) met zwaaiend koor, springende zussen en wilde muzikanten een uitbundige beloning.
‘Hoe meer rampen je meemaakt in je land, des te groter de behoefte om sterke verbindingen te zoeken in culturele verrijking. Je moet je dan vasthouden aan dingen die weliswaar oud en diepgeworteld zijn, maar die ook functioneren als pijlers in tijden van vernietiging en verval.”
Het waren de woorden waarmee de Libanees-Nederlandse kunstenaar Mounira Al Solh haar installatie A Dance with her Myth toelichtte, toen ze in 2024 het Libanese paviljoen voor de Biënnale in Venetië inrichtte. Het was fascinerend hoe ze een draai gaf aan de mythe rondom Zeus, die als witte stier Europa schaakt. Bij haar staat Europa centraal, die haar eigen keuzes maakt. Mythen, zo vertelde Mounira Al Solh, waren er in Libanon om te herstellen van trauma’s en van wat er kapot was gemaakt in zowel oorlogen als tijdens bijvoorbeeld de explosie in 2020 in de haven van Beiroet.
De in 1978 in Beiroet geboren Mounira Al Solh heeft als kind niet alleen de burgeroorlog meegemaakt, maar ook gezien hoe archeologen dankzij opgravingen de oudheid en de Fenicische geschiedenis zichtbaar en tastbaar maakten. Hoe het verleden naar boven gehaald werd en hoe helend verhalen konden zijn – dat wilde ze onderzoeken in haar werk.
Mounira Al Solh, Passion Teapots and the Birth of Al Hamza, On Fire, 2019
Foto Gert Jan van Rooij
Met verve, mag je concluderen in de omvangrijke eerste overzichtstentoonstelling A Land as Big as Her Skin in het Maastrichtse Bonnefantenmuseum, waarvan A Dance with her Myth een belangrijk onderdeel vormt. Met video’s, maskers, een boot, schilderijen en textiel gaan er werelden open vol verrassende zienswijzen, verdriet en humor waarin de oorlog zelden ver weg is, maar waarin ook de rol van de vrouw anders wordt wanneer verhalen over machtsmisbruik en seksisme in een andere context worden geplaatst.
Dat is dus onder meer het geval bij Mounira Al Solhs Europa. Niets is er over van het lustobject Europa zoals kunstenaars als Titiaan en Paolo Veronese in de 16de eeuw haar neerzetten in hun verbeelding vlak voordat ze wordt meegenomen om de kinderen van Zeus op de wereld te zetten. In A Dance with her Myth is de blik op Europa niet meer die van de man, maar gaat het om haar en kijk je mee hoe ze Zeus als stier op haar rug vasthoudt. Ook stopt ze Zeus in een glazen bol om met hem te jongleren, terwijl ze de bol ronddraait met haar voeten. Op een video zie je een zoektocht naar Zeus, waarbij opeens de tekst opduikt: „Ik was op zoek naar een prachtige witte stier, die Europa ontvoerde en die niemand anders was dan Zeus. Maar alles wat ik kon vinden was een geit.” Het is een schattige geit, maar een sterk dier is hij niet.
Mounira Al Solh: A Dance with her Myth, 2024
Foto Gert Jan van Rooij
Humor is vaker te vinden in haar werk, wanneer niet alleen Europa, maar vele personages en wezens verschillende gedaanten aannemen. Geestig is de Un-musical Vase (2022): in een glazen vaas is een mobiel gelegd waarop je een vrouw ziet dansen op het schermpje – het geluid dat eruit komt is beroerd en de vaas zelf staat doodstil, zoals vazen nu eenmaal doen.
Muziek speelt ook elders in haar werk een rol. Bijvoorbeeld bij een waslijn waaraan kleding hangt met gaten erin. Het is een associatie met de kindertijd van Mounira Al Solh: van haar moeder mocht ze gaatjes in haar pyjama knippen om ze daarna weer met naald en draad dicht te naaien. Het gaf haar rust wanneer bombardementen haar uit de slaap hielden. Nu koos Mounira Al Solh er juist voor om samen met vrouwen in zowel Libanon als Nederland gaten te knippen in pyjama’s en T-shirts om die herinneringen te markeren. In het werk Nami Nami Noooom, Yalla Tnaaam (2023) wordt het jeugdtrauma en de rust van de toenmalige handelingen geaccentueerd met door kinderen gezongen slaapliedjes.
Mounira Al Solh, Flying clapping, grooving, tasting love, drieluik, 2025
Indrukwekkend is ook de muziek in de installatie A night hour, as long as night (2023) die klinkt bij een tent waar lappen omheen zijn gehangen. Hierop is een verhaal geborduurd van een Libanese vrouw die als verpleegster in 1976 vluchtte tijdens de Libanese Burgeroorlog. Dat doet ze met een man met wie ze niet mag trouwen omdat ze een verschillende religie naleven. Ze proberen een leven op te bouwen, maar halverwege de tocht blijven ze steken op een afgelegen plek. Jaren gaan voorbij: „Elke dag denken we, morgen zal het zover zijn, maar het werd alleen maar erger. Sterker nog, het is nu als ik me niet vergis 2023, we blijven hopen dat het binnenkort voorbij is.” Het is een zin die extra pijnlijk is omdat in de zaal ernaast nylon tassen hangen waarop in het Arabisch ‘Gecondoleerd’ is geschilderd.
Het is een voortdurend schipperen tussen een kleurrijke wereld waar ruimte is voor humor en de angst, het vluchten, en niet meer thuis kunnen zijn omdat je door Zeus bent ontvoerd of omdat je op de vlucht bent voor oorlogsgeweld. Hoewel oorlog veelvuldig aanwezig is op de achtergrond, gaan de werken toch vooral om overleven. Of dat nu de mannen zijn in het videokunstwerk The Sea is a Stereo: Paris without a Sea (2007-2008) die ondanks de oorlogsdreiging een ‘normaal’ leven willen leiden door elke dag in de zee te zwemmen, of dat het Europa is die blij is met haar kinderen, het kind met de pyjama’s vol gaten dat wacht tot de bombardementen stoppen of de verpleegster die bijna vijftig jaar wacht op betere tijden: ze overleven allemaal in de fascinerende wereld van Mounira Al Solh.
De tentoonstelling van Mounira Al Solh, A Land as big as her skin, is te zien in Bonnefanten, Maastricht.
Buiten ligt sneeuw; binnen brandt de haard. Om zich beter aan het vuur te warmen, schort een vrouw in de boerderij haar jurk zo ver op dat haar witte onderjurk zichtbaar wordt. Een pikant detail, misschien, voor een illustratie in een deftig middeleeuws boek met een religieuze functie. Maar dan is het nog opvallender dat, verder naar de achtergrond van het interieur, een man en een vrouw hun kleding nog hoger hebben opgetrokken en zo hun geslachtsdelen letterlijk blootstellen aan de warmte.
Het gedetailleerd geschilderde, alledaagse tafereel is kenmerkend voor de meestal serieuze maar soms ook onweerstaanbaar onderhoudende voorstellingen in het 15de-eeuwse handschrift Très riches heures du Duc de Berry. In verband met een restauratie van dit topstuk van middeleeuwse boekverluchting zijn twaalf bladen uit de band losgemaakt. In verticale vitrines die voor- en achterzijde van de 29 centimeter hoge, perkamenten pagina’s tonen, vormen die het middelpunt van een wat krap bemeten, maar inhoudelijk spectaculaire expositie in het kasteel van Chantilly, zo’n veertig kilometer ten noorden van Parijs, over boekverluchting in het laatmiddeleeuwse Frankrijk.
Maandkalender
Het winterlandschap verwijst naar de maand februari en maakt deel uit van een, tot dan toe ongekende, reeks van twaalf paginagrote voorstellingen van de maanden van het jaar waarmee het boek begint. Elk daarvan is geplaatst tegenover een blad met de maandkalender die dient als een soort index van de dagen waarop de christelijke feest- en heiligendagen vallen die verderop in het gebedenboek uitvoeriger worden beschreven en verbeeld. De illustraties werden in de periode 1411-1416 gemaakt door de drie van oorsprong Nijmeegse broers Paul, Herman en Johan van Lymborch (in Frankrijk ‘De Limbourg’ genoemd), en doen gestand aan de bijnaam van het boek: de ‘zeer rijke getijden’ zijn uitzonderlijk uitvoerig, kleurrijk en vakkundig geïllustreerd.
Opdrachtgever voor het boek was hertog Jean de Berry, een broer van de Franse koning Karel V. De expositie toont onder meer een levensgroot liggend portret in wit marmer dat beeldhouwer Jean de Cambrai maakte voor zijn grafmonument in de kathedraal van Bourges. Maar het zijn vooral tientallen versierde manuscripten die zijn boekenliefde illustreren: het is een schitterend overzicht van fraai verzorgde, geïllustreerde handschriften over onder meer theologie, wetenschap en filosofie. En voor het eerst sinds de dood van de hertog in 1416 zijn de zes, later verspreid geraakte, gebeden- en getijdenboeken die hij voor zichzelf liet maken door toonaangevende kunstenaars zoals de gebroeders Van Lymborch, André Beauneveu en Jacquemart de Hesdin, weer bijeengebracht.
Lees ook
de doorbladerbare digitale facsimile van de ‘Très riches heures du Duc de Berry’
De Très riches heures werd in 1856 gekocht door hertog Henri d’Orléans, destijds kasteelheer van Chantilly, en sindsdien is het boek slechts enkele malen publiekelijk getoond. De bladen die nu los te zien zijn, worden binnenkort weer ingebonden, en dan bieden, voor wie weet hoe lang, alleen moderne reproducties en de online versie van het museum nog de mogelijkheid het manuscript virtueel door te bladeren. Maar geen facsimile kan de ervaring evenaren van de nuances en de intensiteit van de kleuren van het origineel, de schittering van het bladgoud, of de structuur van de dierenhuid waar het flinterdunne perkament van is gemaakt.
Enkele gegevens uit de roman Innerstädtischer Tod van de Duitse auteur Christoph Peters: een kerkgebouw in Berlijn dat dienst doet als galerie. Een succesvolle galerist die wordt beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag. De partner van de beschuldigde galeriehouder die een affaire heeft met een jonge kunstenaar.
Innerstädtischer Tod werd in september 2024 gepubliceerd. Sinds februari van dit jaar procederen de Berlijnse galerist Johann König en zijn vrouw Lena König bij de rechter omdat ze willen dat de roman van Peters wordt verboden. De Königs – wier befaamde galerie in de brutalistische Sint Agneskerk in de Berlijnse wijk Kreuzberg is gevestigd – vinden dat de personages in het boek van Peters te veel op henzelf lijken. Ze vinden dat hun persoonlijkheidsrechten door de roman worden aangetast, en ze willen de verkoop en de verspreiding van het boek door de rechter laten verbieden omdat het hun reputatie schaadt.
De reputatie van Johann König (1981) verkeert hoe dan ook al enige tijd in zwaar weer. König begon op zijn 21ste zijn eerste galerie en had snel succes. Destijds was König door een ongeluk dat hij als kind had vrijwel geheel blind, zijn zicht werd iets beter na een operatie een aantal jaar later. König schreef erover in zijn in 2019 verschenen autobiografie Blinder Galerist. In de Duitse kunstscene was König een ster.
Misplaatste kussen
In 2022 publiceerde weekblad Die Zeit een uitgebreid stuk waarin meerdere vrouwen König beschuldigden van grensoverschrijdend gedrag, van dwingende omhelzingen en misplaatste kussen, volgens Die Zeit met name bij vrouwen die beroepsmatig afhankelijk van hem waren. König stapte naar de rechter om te protesteren tegen het stuk, waarop Die Zeit ongeveer een kwart van de tekst moest schrappen wegens gebrek aan bewijs. Voor König had het artikel niettemin grote gevolgen: kunstenaars stapten op en op kunstmarkten was hij niet meer welkom.
In de roman van Christoph Peters staat een jonge kunstenaar op het punt door te breken met een expositie in een bekende galerie, wanneer in een krant „een groot stuk verschijnt waarin meerdere vrouwen Konrad [de galeriehouder] van seksuele intimidatie beschuldigen”. En terwijl die Konrad in de roman druk is met een kort geding tegen de krant, begint de kunstenaar een affaire met Konrads vrouw. Volgens de Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung wordt gefluisterd dat ook Lena König een affaire had met een van de kunstenaars die de galerie vertegenwoordigt. Een ander punt van overeenkomst – door de Königs zelf aangedragen – is dat de fictieve galeriehouder dezelfde kunstwerken bezit als de Königs.
Procederen tegen de roman lijkt een inefficiënte verdedigingslinie van de Königs. Door te stellen dat de romanpersonages te veel op hen lijken en de omstandigheden te zeer de hunne zijn, bevestigen ze immers het verhaal waarvan zij vinden dat het hun reputatie schaadt. De auteur Christoph Peters zegt in de FAS dat hij niet specifiek de Königs in gedachte had bij het schrijven van het boek. Het idee van een galerie in een kerk deed hij op in Keulen, aldus Peters. En #MeToo-kwesties als die van König zijn volgens Peters, die opgeleid is als beeldend kunstenaar, natuurlijk schering en inslag in de kunstwereld, aldus de auteur in de FAS.
Historisch oordeel
Tot nu toe hadden de Königs geen succes: twee rechtbanken in Hamburg wezen hun bezwaar af. Volgens de rechters kunnen lezers weliswaar de indruk krijgen dat de Königs als voorbeeld voor de romanfiguren fungeerden, maar worden de persoonlijkheidsrechten gewaarborgd door de fictionalisering.
In Duitsland denken rechters, advocaten, schrijvers, literatuurliefhebbers en vast ook de Königs terug aan een historisch oordeel uit 2007, toen de roman Esra van Maxim Biller door de rechter werd verboden. De ex-geliefde van Biller klaagde tegen de roman omdat ze te herkenbaar zou zijn opgevoerd in het boek van Biller. De hoogste rechter gaf de vrouw, na vier jaar procederen, uiteindelijk gelijk. Het oordeel maakt nog altijd veel los in Duitsland en wordt gezien als een vorm van censuur. Veel auteurs zetten sindsdien uitgebreide disclaimers voorin hun roman om te benadrukken dat ze écht fictie meenden te schrijven. In Nederlandse vertaling is Esra overigens wel verkrijgbaar.
Ook de Königs zijn in hun rechtsstrijd nu bij de hoogste Duitse rechter aanbeland – niet omdat ze de hele gerechtelijke molen al hebben doorlopen, maar omdat ze vinden dat hun zaak te dringend is om jarenlange processen af te wachten. De roman Innerstädtischer Tod heeft in de afgelopen maanden intussen beduidend meer media-aandacht gekregen dan voordat de Königs ertegen klaagden.