In ‘Karma’ vraagt cabaretier Rayen Panday zich af hoe overspelig hij was, en of hij een goed mens is

Karma is een woord dat geregeld losjes wordt gebruikt, vertelt Rayen Panday (40) in Karma. Voor een hindoe als Panday heeft het begrip echter een duidelijke betekenis: het is niet aan de mensheid zelf om te oordelen over ons doen en laten. Dat is aan een hogere macht, het universum, of als je er in gelooft: aan een god. Aan het eind van de rit wordt bepaald of je het goed gedaan hebt en opnieuw geboren wordt in een beter of juist een slechter leven.

In zijn zevende solovoorstelling vraagt het Comedytrain-lid zich af hoe het gesteld is met zijn eigen karma. Zou hij op de goede weg zijn en zal er aan het eind van zijn leven goed over hem worden geoordeeld? Dat je moreel juist moet handelen vindt Panday nog wel een duidelijke instructie van zijn godsdienst, maar hoe woorden en gedachten gewogen zullen worden vindt hij schimmiger terrein, dat hij in Karma verkent. Het levert een voorstelling op die bij vlagen spannend en grappig is, maar niet helemaal overtuigt.

Gestrande relatie

Aanleiding voor Panday’s zelfonderzoek is een onlangs gestrande relatie. Panday wisselde erotische berichten uit met een ander, vertelt hij, zonder dat het fysiek werd. Hijzelf en zijn voormalig geliefde zijn het er over eens dat het absoluut niet door de beugel kon. Maar hoe erg het precies was, dat vindt Panday een lastige vraag. Het betreft een particuliere situatie, maar Panday verpakt het knap tot een breder moreel dilemma dat voor iedereen spannend en interessant is: hoe zwaar wegen woorden?

Dat krijgt Panday voor elkaar door oprecht in de spiegel te kijken. „Er is tegenwoordig zo veel sprake van slachtofferschap dat er geen ruimte meer is voor daderschap”, zegt Panday. „Ik moet verantwoordelijkheid nemen.” Hij voegt de daad bij het woord en dat maakt dat de toeschouwer meegaat en -voelt met zijn verhaal. In Panday zie je iemand die zich door het leven worstelt en soms struikelt. Geregeld zorgt hij voor komische ontlading, bijvoorbeeld als hij met de nodige zelfspot over zijn miskleun zegt: „We waren het er wel allebei over eens dat het bewijs onrechtmatig was verkregen…”

Aanzienlijk minder interessant zijn de delen waarbij Panday schakelt naar verhalen met een veronderstelde hogere grapdichtheid. Hij is een goede stand-upper, maar onderwerpen als de al lang geleden ontsnapte aap Bokito, huispakken van Roy Donders en tv-programma De Rijdende Rechter zijn zo sleets dat er weinig eer meer aan te behalen is. Ook zijn poging om het onderwerp ‘foute grappen’ te behandelen, blijft vooral nogal saai.

Via overdenkingen over zijn eigen leeftijd (zit ik niet al over de helft?) belandt hij bij zijn onlangs te jong overleden regisseur Wimie Wilhelm. Bang zijn is zinloos want uiteindelijk beslist het universum over ons lot, concludeert Panday. Hij brengt een ontroerende ode aan Wilhelm en eindigt met een lied voor haar. Hij zingt woorden die wel vaker worden gezongen, maar in hun oprechtheid zijn ze raak.


Lees ook
‘Mensen vinden me gewoon leuk, maar ik kan duister zijn’

Cabaretier Rayen Panday.