N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Natuurbescherming India Dankzij grote reservaten is de populatie wilde tijgers in India flink gegroeid. Maar het gaat ten koste van lokale gemeenschappen.
Safarigangers die vandaag door de bufferzone van het Nagarhole-natuurpark rijden, op zoek naar een pad dat dieper het bos invoert, komen eerder mensen tegen dan wilde dieren. Direct voor het laatste toegangshek zitten zo’n veertig demonstranten, op een picknickplaats naast de hut van de hoofdopzichter. Tegen hem zijn de spandoeken en leuzen gericht: „Niet wij, júllie moeten weg.” Het zijn leden van de Jenu Kuruba-stam, ooit de bewoners van het gebied dat ligt op enkele uren rijden van de Indiase miljoenenstad Bangalore. In 1999 werd het bos tot beschermd gebied uitgeroepen – honderden stamleden werden door de autoriteiten onder druk gezet om te vertrekken. Binnen Nagarhole leven 125 tijgers. Ze kwamen terecht in kleine, geprefabriceerde dorpen buiten het natuurgebied. De Jenu Kuruba wonen „in een openluchtgevangenis”, aldus een van hen. Ze protesteren voor hun traditionele leefgebied en hun rechten op het land.
„Verder mogen we niet”, wijst Manu (48), die het woord voert namens de betogers. Achter het kantoor van de parkbewakers begint het echte natuurreservaat. Daar liggen ook de oude dorpen en heiligdommen van de Jenu Kuruba. Hij laat foto’s zien: van altaartjes aan de oever van de Nagarhole-rivier en van verweerde markeringen van begraafplaatsen tussen boomstronken. Het is erfgoed dat langzaam in het woud verdwijnt, terwijl al decennia niemand mag komen bidden. Jongere stamleden gaan soms naar die heilige plaatsen op zoek, uit nieuwsgierigheid naar de gewoonten van hun voorouders. „Dan moeten ze dus door het hek – of erover, ik wil niet… het is een overtreding”, zegt Manu voorzichtig, met een steelse blik op het hoofdkwartier van de parkwachten. Hij begrijpt de aandrang van de jongeren, maar hij vertrouwt de parkwachters niet. „Zij vinden ons indringers, ook al kunnen wij beter dan wie ook overweg met het woud.”
India’s nationale dier
De stam overleefde van oudsher door voedsel en honing te verzamelen in het bos. Nu hebben de Jenu Kuruba plaats moeten maken voor een dier waarmee de stamleden al die tijd het leefgebied deelden. Nagarhole is een tijgerreservaat geworden, onderdeel van het Indiase beleidsplan om de populatie van India’s nationale dier op te krikken. De Nationale Autoriteit voor Tijgerbescherming (NTCA) behaalde met Project Tiger indrukwekkende resultaten: bij het begin in 1973 leefden er nog 1.827 tijgers in het wild in India, nu zijn het er 3.167. Die in april bekendgemaakte cijfers worden ter gelegenheid van het jubileum van het programma breed uitgemeten.
Dat succesverhaal moest in het afgelopen jaar een vervolg krijgen met een andere katachtige. Premier Narendra Modi wil de cheeta, die halverwege vorige eeuw uitstierf in India, herintroduceren. Hij verwelkomde persoonlijk de eerste dieren die in september werden overgevlogen uit Namibië en Zuid-Afrika. Een speciale commissie van de NTCA houdt zich nu bezig met de cheeta’s. „Wij kennen de Indiase context voor natuurbehoud, ook sociaal en cultureel. Na ons vijftig jaar met tijgers te hebben beziggehouden, kunnen we cheeta’s ook aan”, aldus een expert.
Hoe kunnen ze in de steden, in New Delhi, nu denken dat zij beter voor de natuur kunnen zorgen dan wij?
Manu stamlid Jenu Kuruba
Maar zo gemakkelijk lijkt het succes zich niet te herhalen. Dit voorjaar werden vier cheeta’s geboren in de uitgezette groep Afrikaanse nieuwkomers. Drie welpen leefden nog geen twee maanden. Eerder overleden al drie volwassen dieren. Daardoor is de twijfel over de haalbaarheid van het plan sterk gegroeid. Zelfs het Indiase hooggerechtshof stelde onlangs vragen over het welzijn van de dieren. De NTCA-experts zien geen problemen. Andere wetenschappers waarschuwen dat de soort niet zonder reden is uitgestorven in India – voornamelijk door verlies van habitat en door de jacht – en dat de factoren die aan hun verdwijning bijdroegen deels nog steeds bestaan. Bovendien: India heeft de handen al vol aan de zorg voor de tijger, waarnaar in het hele land nog veel onderzoek wordt gedaan.
Scepsis is ook voelbaar onder een tiental jonge natuurbeschermers, verzameld in een klein zaaltje in Bangalore. Verhalen over de cheetasterfte ontlokken een aantal van hen een diepe zucht. „Hoe heette de eerste ook alweer? Sasha, een vrouwtje. Dit gaat helemaal mis, die arme beesten. Mijn indruk is dat het plan voor de herintroductie vooral een politieke stunt is”, aldus een van hen. Ze krijgt bijval van een tijgeronderzoeker werkzaam in het noorden van het land. „Mensen weten al zo weinig over de katachtigen in India – ze verwarren tijgers en luipaarden! En dan moeten we ook nog omgaan met deze opwinding over een derde soort.”
In het zaaltje volgen deelnemers – voornamelijk biologen en ecologen die aan het begin staan van hun carrière – een cursus over wetenschapscommunicatie, verzorgd door de natuurorganisatie Nature Conservation Foundation. De zuidelijke stad Bangalore ligt in een district dat geldt als een kennishub voor natuurbeschermers: er zijn meerdere universiteiten met vermaarde biologieopleidingen gevestigd, net als de hoofdkantoren van enkele grote natuur- en milieuorganisaties als het NCF. Deze ingevoerden zien India als „uniek” werkterrein: het is zo’n groot land, dat er veel verschillende biotopen en daarmee diersoorten te onderzoeken zijn.
Ruimte delen
Tegelijkertijd zijn in bijna al die ecosystemen ook mensen te vinden – en vaak in toenemende mate. Mens en dier moeten de ruimte vanouds dus delen. Soms wordt op de dieren gejaagd, of brengen dorpelingen angstige nachten door als een tijger rondwaart en het op hun vee gemunt heeft. Hier en daar leidt het tot een vreedzaam samenleven, zoals voorheen bij de Jenu Kuruba: „Wij eren de tijger!”, aldus Manu.
Voor de jonge cursisten hoort publieksvoorlichting bij verantwoord natuurbeleid omdat het ertoe kan leiden dat inwoners zelf gaan stilstaan bij hun relatie tot de natuur en de wilde dieren. De tijgeronderzoeker uit het noorden gaat verder: „Hoe meer het publiek weet, des te gemakkelijker het is om ook de belangen van natuurbescherming uit te leggen.”
Het is een vraagstuk waarmee ook de nationale autoriteit NTCA zich blijvend moet bezighouden, bijvoorbeeld bij het beheer van de speciaal ingerichte tijgerparken: 53 in totaal, verspreid over heel India. Samen beslaan ze ruim 75.000 vierkante kilometer – bijna twee keer Nederland is gereserveerd voor tijgers. In de beschermde gebieden floreert een volledig ecosysteem, met de tijger aan de top. Om dat te bereiken mogen er geen mensen meer in wonen. Gevraagd naar de belangrijkste lessen uit vijftig jaar Project Tiger, vertelt SP Yadav, plaatsvervangend beleidsdirecteur in New Delhi: „Elk park, elke tijger, heeft steun nodig van de lokale gemeenschap voor succesvolle bescherming.”
Werkgelegenheid
In de ideale opzet, schetst Yadav, zorgen de parken voor werkgelegenheid voor mensen uit omliggende gemeenschappen, een bekend model in de wereld van de natuurbescherming. In plaats van dat mensen bang zijn of last hebben van de wilde dieren – en op ze jagen – wordt hun levensonderhoud verbonden met het in stand houden van de soort. „Bewaking tegen stroperij, monitoring van de dieren en parkmanagement” leverden zo „wel vijf miljoen werkdagen op voor lokale gemeenschappen”, volgens Yadav.
Maar er klinkt ook kritiek, dezelfde als op natuurparken elders in de wereld: voor deze vorm van natuurbescherming moeten burgers wijken. In India betreft het vaak burgers uit lagere kasten of leden van inheemse stammen. Volgens de overheid krijgen zij nieuwe woningen aangeboden, mensenrechtengroeperingen spreken van dwang en geweld. Toen Manu’s ouders en hun buren instemden met vertrek uit het Nagarhole-woud, werd hen niet uitgelegd dat de toegang hun helemaal zou worden ontzegd, vertelt hij. Geschat wordt dat duizenden leden van de Jenu Kuruba plaats moesten maken.
Manu pakt een dikke ordner vol papierwerk op: petities die stamleden hebben ingediend om als landeigenaren erkend te worden. Omdat de Jenu Kuruba een inheemse gemeenschap zijn, is dat volgens de Indiase wet mogelijk. Er zit maar weinig schot in de zaken, waarmee sommigen al tien jaar geleden begonnen. Inheemse gemeenschappen zitten klem tussen tegenstrijdige wetgeving voor de bescherming van hun rechten én van de natuur, stellen ngo’s. Dat schuurt juist omdat hun traditionele leefwijzen vaak geënt zijn op de natuur.
„Om te leven zoals onze voorouders, op het land dat we willen, hebben we ook de tijger nodig. Wij horen hier, en de tijger ook”, zegt Manu verhit. Daarom vindt hij het oneerlijk dat de Jenu Kuruba weg moesten uit het bos. „Hoe kunnen ze in de steden, in New Delhi, nu denken dat zij beter voor de natuur kunnen zorgen dan wij?” De geclaimde werkgelegenheid vindt hij maar niets: „Mensen die nieuwsgierig zijn naar de tijger, zijn welkom in Nagarhole. Dan kunnen zij ook leren hoe de inheemse stammen leven, dat zou pas goede voorlichting zijn”, schampert hij. Maar voor de natuurbeschermers van de staat is dat niet belangrijk, denkt hij: die willen vooral verdienen aan het park-toerisme. Bij de cheeta, voorspellen de Jenu Kuruba’s, zal hetzelfde gebeuren. „Wij zijn het al niet eens met hoe de staat voor tijgers zorgt – en die wonen hier al.”