Directeur Lysette Jansen hoeft niet lang na te denken over de vraag naar het topstuk van het Volksbuurtmuseum in Wijk C in Utrecht. „Dat is niet een object”, antwoordt Jansen. „De spullen in dit museum zijn ondersteunend. Ons topstuk is het oral history-archief dat het museum heeft opgebouwd. Dat bestaat uit zo’n 350 interviews met bewoners van Utrechtse volksbuurten. Hiervan zijn er 250 met bewoners van Wijk C, die in de jaren negentig vertelden over hun leven in wat eens de dichtst bevolkte wijk van Utrecht was. Later, in 2020, zijn er nog 100 interviews gehouden, ook met bewoners uit andere Utrechtse volksbuurten zoals Zuilen en Ondiep.”
Een aantal van de interviews is te horen en te zien in het vernieuwde Volksbuurtmuseum. Ze gaan over woningnood, armoede, het leven op straat en de gezelligheid en saamhorigheid die volksbuurten desondanks kenden. Maar ook over onderwerpen als het huwelijks- en gezinsleven, (homo)seksualiteit, verzuiling en immigratie.
„Een mooi interview vind ik dat met Cor Kriekaard”, zegt Jansen. „Hierin vertelt hij hoe zijn ouders in 1954 met twee kleine kinderen op een kamertje woonden bij vreemde mensen. Een van de kinderen moest onder de tafel slapen omdat er anders geen plek was voor het opklapbed.”
Omstreeks 1900 was Wijk C, de enige Utrechtse wijk die zijn naam uit de Franse tijd (1795-1813) heeft behouden, een krottenwijk waar grote gezinnen veelal in een- of tweekamerwoningen woonden. In de jaren zestig, toen Nederlandse stedenbouwers in de ban waren van ‘cityvorming’ en de daarbij horende sloopwoede, maakte het Utrechtse gemeentebestuur plannen om Wijk C grotendeels af te breken. Er werden kantoren en grote parkeerterreinen gepland, die pasten bij het naburige kantoor-, winkel- en woningcomplex Hoog Catharijne dat in de jaren 1965-1975 werd gebouwd bij het Centraal Station.
Sloopplannen
Het Volksbuurtmuseum is in zekere zin ook een volksmuseum: het heeft zijn wortels in het verzet van de Wijk C’ers tegen de sloopplannen. „In 1974 richtten buurtbewoners het Wijk C Komitee op”, vertelt Jansen. „Ze voerden niet alleen actie tegen de sloopplannen en voor herstel van de buurt, maar verzamelden ook oude foto’s van de wijk en ander materiaal om hun protest te ondersteunen.”
Het activisme van het Komitee had succes. Weliswaar staan in de Sint-Jacobsstraat nu enkele grote, deprimerende kantoorgebouwen, maar Wijk C kreeg uiteindelijk in het kader van de stadsvernieuwing in plaats van parkeerterreinen nieuwe sociale huurwoningen. „Dit betekent niet dat Wijk C nog altijd een pure volksbuurt is”, legt Jansen uit. „Ook Wijk C kreeg te maken met gentrificatie. Veel Wijk C’ers zijn nu hoogopgeleid en de huizen zijn er net zo onbetaalbaar als in de rest van Utrecht.”
Foto’s: Dieuwertje Bravenboer
In 1983 werd het gebouw van de Nederlands Hervormde Diaconieschool, gelegen naast de middeleeuwse Jacobikerk, een buurthuis. Hier werd het archief van Wijk C Komitee ondergebracht. „Met hulp van de buurtwerkers werd de verzameling uitgebreid”, vertelt Jansen. „Buurtbewoners namen hun foto’s mee en samen gingen zij aan de slag met het beschrijven en archiveren van de foto’s. Één weekend per maand werd er een drukbezochte fototentoonstelling ingericht over de buurt.”
In 1993 werd de Stichting Volksbuurtmuseum Wijk C opgericht, om de opgebouwde collectie foto’s veilig te stellen. Halverwege de jaren negentig begon het museum met de interviews. Die vormen nu de basis waarop de verhalen in de nieuwe vaste expositie zijn gebaseerd. Na de sluiting van het buurthuis eind jaren negentig huurde het museum het hele gebouw.
Houtje-touwtje
„Het oude museum had zeker charme en was inhoudelijk sterk”, zegt Jansen. „Maar de presentatie was ook houtje-touwtje en verbrokkeld. Het museum was verouderd en hard aan vernieuwing toe toen ik in 2019 aantrad als directeur.”
In 2023 werd het Volksbuurtmuseum verbouwd en heringericht. Het nieuwe museum heeft vier ‘themaruimtes’ met onder meer ‘geurkasten’ met de geuren van een volksbuurt in 1920. „Leden van het fictieve gezin De Jong vertellen de verhalen over het leven in Wijk C, die je in elke themaruimte op grote videoschermen kunt zien en horen. Ook laten we hedendaagse bewoners van Utrecht aan het woord. Bezoekers kunnen een audiotour doen waarin ze in de ‘verhalenkamer’ kunnen luisteren naar interviews. Er hangen ook teksten met uitleg.”
Veel bezoekers zijn verbaasd over de ontstellende armoede in het Nederland van een eeuw geleden
In de eerste themaruimte is het interieur te zien van een éénkamerwoning uit 1920, met een poepdoos in de kamer. „Veel bezoekers zijn verbaasd over de ontstellende armoede in het Nederland van een eeuw geleden”, zegt Jansen.
„60 procent van de Nederlandse bevolking woonde toen in volksbuurten, vaak onder erbarmelijke omstandigheden.”
In de tweede themaruimte hoor je verhalen over hard werken voor een laag loon, de markten in Wijk C en het leven van een venter. In de derde ruimte, een klaslokaal op de bovenverdieping waar je aan schoolbanken interactief schrijfles kunt krijgen, staan klompen in de hoek. „De Diaconieschool heette in de volksmond de klompenschool”, legt Jansen uit. „De leerlingen kregen klompen van de school, omdat hun ouders geen schoenen konden betalen.” In de vierde themaruimte vind je het oude interieur van drogisterij Dijkman uit Wijk C.
In het museum zijn ook ruimtes voor tijdelijke tentoonstellingen en voor foto’s en films van het oude Utrecht. Op de bovenverdieping staat een grote wandkast met memorabilia uit Wijk C, zoals een trommel en blaasinstrumenten van de fanfare. Op een van planken prijkt een buste van judoka en sportbestuurder Anton Geesink, die in 1964 als eerste niet-Japanner de gouden medaille judo won in de open categorie op de Olympische Spelen in Tokio. „Geesink is de beroemdste Wijk C’er”, zegt Jansen. „Op het plein bij de kerk staat ook een beeld van hem.”