Premier Timmermans? Premier Yesilgöz? Wilders? Of toch Omtzigt? Na ruim dertien jaar Mark Rutte zal Nederland er aan moeten wennen: er komt een nieuwe minister-president.
In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen komende woensdag hebben de eerste twee – Dilan Yesilgöz en Frans Timmermans – zich nadrukkelijk kandidaat gesteld als mogelijke opvolger van Rutte. De lijsttrekkers van VVD en GroenLinks-PvdA gaan ervan uit dat als hun partij de grootste wordt, zij ‘de premier mogen leveren’. Dat is volgens hen nu eenmaal gebruikelijk in de Nederlandse parlementaire traditie.
Pieter Omtzigt, leider van de nieuwe partij NSC, vindt dat onzin, liet hij de afgelopen weken steeds weten. Hij wil er geen ‘premiersverkiezingen’ van maken. Nederland ként geen gekozen minister-president. Kiezers kiezen de leden van de Tweede Kamer, niet van het kabinet. Dus moeten de verkiezingen dáárover gaan, betoogde Omtzigt: de inhoudelijke ideeën van alle deelnemende politieke partijen. Zondag zei hij in het tv-programma Buitenhof toch minister-president te willen worden, mits zijn partij de grootste zou worden en er een kabinet zou komen met „een aantal experts”, zonder noodzakelijke band met de politiek.
Vorige week zei Omtzigt in Nieuwsuur deze kwestie totaal niet relevant te vinden. „In het Nederlandse staatsbestel is de minister-president helemaal niet zo belangrijk. Het is een eerste onder de gelijken.” En daar, vervolgde hij, is het onder VVD-premier Rutte misgegaan. „Wij zijn de afgelopen twaalf jaar bestuurd vanuit het Torentje of – nog erger – vanuit het Catshuis.”
Weinig extra bevoegdheden
Omtzigt heeft een punt, zegt Piet Hein Donner, voormalig CDA-minister en voormalig vicevoorzitter van de Raad van State. „Zuiver staatsrechtelijk gezien is de minister-president de eerste onder zijn collega-ministers.” Als voorzitter van het kabinet heeft de premier slechts een paar extra bevoegdheden ten opzichte van andere bewindslieden, zoals die in het ‘reglement van orde van de ministerraad’ zijn omschreven. Donner noemt zijn agenderingsrecht in de ministerraad en zijn coördinerende rol om de onderlinge samenhang tussen verschillende beleidsterreinen te bewaken.
De premier hoeft ook helemaal niet van de grootste partij afkomstig te zijn. Daarover is niets wettelijk geregeld, zegt Donner. In de vorige eeuw was de functie van de minister-president in eerste instantie een roulerende bijbaan voor gewone ministers. Er is bovendien regelmatig een premier benoemd die niet van de grootste coalitiepartij afkomstig was – Barend Biesheuvel bijvoorbeeld van de ARP, begin jaren zeventig. En lang niet alle premiers zijn zelf ook lijsttrekker geweest. Zo was Ruud Lubbers bij de verkiezingen van 1982 de nummer 4 op de CDA-lijst.
Tegelijkertijd, zegt Donner, is het onmiskenbaar dat de premier in Nederland „een steeds zwaardere rol” heeft gekregen. „Dat proces is al ruim dertig jaar aan de gang”. Internationaal werd deze positie versterkt toen de Europese Raad, waarin de regeringsleiders van alle lidstaten zitten, vanaf halverwege de jaren 80 een steeds belangrijker, sturende rol kreeg in de Europese Unie. De premier is ook de voornaamste vertegenwoordiger van Nederland in andere internationale samenwerkingsverbanden als de NAVO en de G20.
Lees ook
opiniestuk
Premier vaak in Kamer ontboden
En ook in eigen land is het politieke gewicht van de minister-president vergroot. Daar heeft de Tweede Kamer een grote rol bij gespeeld, zegt scheidend Kamerlid Kees van der Staaij. „In toenemende mate ontbiedt de Kamer de minister-president om zich te verantwoorden bij onderwerpen waar hij primair niet over gaat”. De voormalige SGP-fractievoorzitter, die sinds 1998 in de Kamer zit, noemt de twee grote bestuurlijke crises van de laatste jaren: de aardbevingsschade in Groningen en het Toeslagenschandaal. In die laatste kwestie was het overigens vaak Omtzigt die op hoge poten eiste dat premier Rutte naar Kamer kwam. „Staatsrechtelijk niet heel zuiver”, zegt Donner daarover. „De Kamer zou in veel gevallen kunnen volstaan om alleen een vakminister aan te spreken, maar ja, dat is politiek wat minder enerverend.”
De publieke zichtbaarheid van de premier heeft hij vooral te danken aan de wekelijkse persconferentie na de ministerraad op vrijdag. Daar had PvdA’er Wim Kok nooit veel zin in, maar Rutte heeft doorgaans wel lol (of doet in ieder geval alsof) en is bedreven in het wegkoppen van lastige vragen.
Daarnaast profileerde Rutte zich in de afgelopen jaren als staatsman in tijden van nationale crises. Na de ramp met de neergeschoten MH17 in 2014 was hij de empathische leider die daadkrachtig verkondigde dat „de onderste steen boven moet”. In het eerste jaar van de coronapandemie greep Rutte naar het communicatiemiddel dat voor het laatst door premier Joop den Uyl was ingezet bij de oliecrisis in 1973: de televisietoespraak. Rutte sprak het volk tweemaal live vanuit zijn werkkamer in het Torentje toe om ingrijpende maatregelen toe te lichten. Op drie nationale zenders trok hij gemiddeld 7,7 miljoen kijkers.
‘Kies Kok’-posters
De grotere politieke betekenis van de premier, zijn grotere zichtbaarheid: het is niet vreemd dat politieke partijen bij verkiezingen al vanaf de jaren 80 nadrukkelijk een persoonlijkheidscampagne voor hun lijsttrekkers voeren: ‘Laat Lubbers zijn karwei afmaken’ adverteerde het CDA in 1986. Of de ‘Kies Kok’-posters van de PvdA in 1994. Elke partij weet ook: een zittende minister-president die niet al te grote fouten maakt, weet zich bij nieuwe verkiezingen bijna automatisch verzekerd van steun van een deel van het electoraat – de premiersbonus.
Pieter Omtzigt en staatsrechtkenners als Van der Staaij en Donner kunnen wijzen op de puur formele taken en bevoegdheden van de minister-president, voor kiezers is de premierskwestie nu eenmaal van belang bij het maken van hun keuze, zegt Sander Nieuwkerk van onderzoeksbureau Ipsos. „In eerste instantie zeggen ze vooral de inhoud van verkiezingsprogramma’s belangrijk te vinden”. Maar, „in de laatste dagen van de campagne gaan de poppetjes echt zwaarder wegen. Niet verwonderlijk dus dat lijsttrekkers zich kort voor de verkiezingen proberen veel en betrouwbaar in de kijker te spelen.”
In een deelonderzoek vraagt Ipsos aan kiezers hun oordeel over de ‘premierwaardigheid’ van de drie lijsttrekkers die de peilingen al weken domineren. Waar Pieter Omtzigt deze specifieke enquête sinds de zomer domineerde, wist Dilan Yesilgöz hem vorige week in te halen: 43 procent tegen 34 procent. Frans Timmermans scoort 27 procent.