In ‘het scheefste huis van de stad’ had Wilma Schuhmacher (1927-2025) een beroemd antiquariaat

Zij was „de koningin van het Nederlandse antiquariaat, de grande dame van bijzondere boeken”. Zo typeert Frank Rutten van antiquariaat Brinkman in Amsterdam zijn collega, de legendarische Wilma Schuhmacher die op 5 januari overleed op 97-jarige leeftijd. Samen met haar halfbroer Max Schuhmacher (1927-2007) dreef zij bijna driekwart eeuw, sinds 1952, Antiquariaat Schuhmacher aan de Geldersekade 107 in Amsterdam. Door hen altijd als ‘Gelderschekade’ gespeld.

Met het overlijden van Wilma komt er een einde aan een tijdperk, zegt Rutten. Geen van beiden had iets in het boekenvak gestudeerd; Max deed middelbare landbouwschool en werkte als visfileerder, Wilma studeerde medicijnen maar maakte haar studie niet af.

Ze werd geboren op 25 februari 1927 als dochter van kunstschilder Wim Schuhmacher (1894-1986) en onderwijzeres Doortje Parrée. Na de scheiding van haar ouders groeide Wilma in Amsterdam op bij haar moeder. De oorlog heeft in haar leven diepe sporen nagelaten: uit woede over de jodenvervolging ging ze als dertienjarige in het verzet als koerierster. Met in haar schooltas een gedemonteerde stengun, plus de gebruiksaanwijzing, fietste ze langs de adressen van verzetslieden. In een radio-interview zei ze later dat ze nooit echt bang was geweest.

Pand uit 1634

Het antiquariaat telde een duizelingwekkende hoeveelheid boeken, meer dan honderdduizend. Wilma en Max woonden boven de winkel. Menigeen die het pand uit 1634 binnenging of passeerde hield zijn hart vast: het was in de woorden van Wilma „een van de scheefste huizen van de stad”.

Volgens de Vlaamse hoogleraar letterkunde Dirk De Geest sprak Wilma altijd over „ons” en „wij” als het over het antiquariaat ging, ze dacht altijd aan Max.

Kenners zijn het erover eens dat Wilma het vak antiquaar tot grote en zelfs wetenschappelijke hoogte heeft gebracht. Rutten zegt het zo: „Een antiquaar is een vluchtvak: als je sjeest als student of je bent gewezen leraar Nederlands kun je er altijd aan beginnen. Maar Wilma komt de eer toe de wereld van het gebruikte boek status gegeven te hebben.”

Wilma Schuhmacher bestierde het antiquariaat samen met haar halfbroer Max. Foto uit 1990.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Dat kwam in de eerste plaats door de catalogi met het aanbod van boeken die ze uitbracht. Boekwetenschapper Paul Dijstelberge, verbonden aan de Embassy of the Free Mind, voorheen de Ritman Bibliotheek, raakte als universitair docent bevriend met de Schuhmachers. Hij prijst Wilma om de „precisie waarmee zij de catalogi samenstelt en de titelbeschrijvingen geeft”. Zij kon, zegt hij, naar boeken, boekbanden en zetsels kijken als geen ander. „Een boek kon bij wijze van spreken een titelpagina uit 1928 hebben, een band uit 1931 en gedrukt zijn in 1932. Alleen Wilma kon dat zien aan de hand van de uiterlijke kenmerken.” In 1991 ontving zij de Laurens Janszoon Costerprijs voor ‘haar verdiensten in het boekenvak’.

Voor collega’s was ze streng in haar oordeel. Ze keek met enig dédain naar mensen die geen culturele belangstelling hadden. Ze beschouwde zichzelf als cultuurbeschermer. „Dat zei ze ook tegen klanten”, herinnert Mark Leenen zich, die jarenlang als ‘antiquaar in opleiding’ aan de Geldersekade werkzaam was. Als mensen de boeken te duur vonden, dan antwoordde Wilma dat ze „blij mochten zijn dat ze al die tijd het boek voor haar hadden bewaard”. Leenen heeft samen met Wilma talloze catalogi gemaakt, later kwamen daar brochures bij als Vlugschriften en Het Neusje van de Zalm waarin ze belangrijkste titels aanbood. „Ze legde zich toe op de Nederlandse literatuur van de twintigste eeuw, met een bijzondere voorliefde voor Gorter, Boutens, Slauerhoff, Elsschot, Du Perron, Van Ostaijen (‘een godswonder’), Leopold en Couperus.”

Na intensieve studie verscheen van haar hand de publicatie Willem Elsschot in boek en band. Een eerste inventarisatie van bandvarianten (2010). Wilma streefde naar volledigheid en wilde van een aantal schrijvers, onder wie Elsschot, alle edities, drukken en herdrukken in bezit hebben voordat ze een complete bibliografie kon maken. Ze kocht gretig op veilingen en had een voorkeur voor het overnemen van schrijversbibliotheken, waarin zich vaak gesigneerde en van een opdracht voorziene exemplaren bevinden.

Debuut van Remco Campert

Van jongs af aan was Wilma ziekelijk; ze had last van duizelingen en was gevoelig voor licht en geluid.

Annette Portegies, biograaf van de Vlaamse schrijver Maurice Gilliams, kon dankbaar gebruik maken van haar kennis en van haar rijke Gilliams-collectie. „Ik heb haar nooit ontmoet, ken haar alleen als een strenge stem door de telefoon. Streng, omdat ze al snel in de gaten had dat ik géén collectioneur ben. Dat iemands belangstelling voor boeken zich kan beperken tot de inhoud ervan was voor haar nauwelijks te bevatten.” Portegies zegt het te betreuren dat met de dood van Wilma een „wereld op het punt staat te verdwijnen”.

Ze snapte niet dat enkel de inhoud van een boek je zou kunnen interesseren

Emeritus-hoogleraar letterkunde Marita Mathijsen prijst Wilma omdat ze „oog had voor details die anderen ontgaan”. Zo onthulde zij dat dichter Remco Campert niet in 1951 maar in 1950 debuteerde met de poëziebundel Ten lessons with Timothy. Hoe wist ze dat? „Wilma beschikte over een uitgave in eigen beheer, gesigneerd Parijs, december 1950”, zegt Mathijsen, die voor haar onderzoek naar onder meer haar biografie over Betje Wolff bij de Schumachers terecht kon.

Antiquaar Nick ter Wal interviewde haar eens voor vakblad De Boekenwereld (2009-2010), en noteerde een treffende uitspraak: „Nooit denken dat je weet hoe een boek eruitziet, dus blijf exemplaren kopen en naast elkaar leggen. Dat is mijn leidraad gebleven. Wanneer het genoeg is? Ja, eigenlijk nooit.”

Dichter Daan Doesborgh werkte recent voor Wilma. Hij kwam er terecht omdat hij als redacteur van het studentenblad Propria Cures omissies in het archief had aangetroffen. „Ik mailde het antiquariaat en kreeg per kerende post antwoord van Wilma: ja, die had ze. Alleen kon ze vanwege haar gezondheid niet de keldertrap afdalen, of ik dat wilde doen.”

Doesborgh en anderen waren bang dat de boekencollectie na haar overlijden bij het oud papier terecht zou komen, zoals wel eerder gebeurd was na de dood van een antiquaar. Doesborgh: „Gelukkig is de eigenaar van het pand een belezen man die geen haast heeft met oplevering. We krijgen alle tijd de gigantische hoeveelheid te ordenen en er een goede bestemming voor te vinden. Deels gaat het boekenbezit naar de Ritman Bibliotheek in het Huis met de Hoofden aan de Amsterdamse Keizersgracht. Daar zal de naam Schuhmacher voortleven.”