In politieke debatten, op opiniepagina’s, via sociale media en aan menig eet- en talkshowtafel is de voorbije weken veel gezegd over de demonstranten die Amsterdam al twee weken op zijn kop zetten, uit protest tegen de Israëlische connecties van universiteiten. Ze hebben drie keer een universiteitsterrein gebarricadeerd en daarbij voor meer dan een miljoen euro schade aangericht. Er waren dagelijks demonstraties. De politie is bekogeld met stenen en vuurwerk en verrichtte honderden arrestaties.
Anarchisten, vandalen, antisemieten – zo werden de demonstranten genoemd. Agressief tegen pers en politie. Professionele relschoppers. Wereldvreemde papkinderen. Er was kritiek op hun vermommingen, hun leuzen, hun intenties.
Maar in gesprekken met Amsterdamse demonstranten – thuis, telefonisch of op het terras – over hun achtergrond, motieven, doelen en methoden klinkt een ander verhaal. Zij houden de universiteit en de politie verantwoordelijk voor de escalatie van hun protest.
Zover had het helemaal niet hoeven komen, menen de demonstranten. Zij zien de bezettingen en barricaden als noodzakelijk kwaad. Vernielingen als bijzaak. En het verbreken van de Israëlische banden slechts als het begin van hun strijd voor een rechtvaardiger wereld.
Veel demonstranten willen daar graag over praten. Zij voelen zich al jaren niet gehoord en niet serieus genomen. Niet door hun universiteit, noch door de maatschappij of hun ouders. Zij zagen zich de voorbije weken alleen maar bevestigd in hun gelijk en zijn niet van plan hun protest te staken. Sterker, ze denken te zullen zegevieren.
Trots
Hidde Zwirs is de laatste twee weken bij vlagen boos geweest. Hij was ook bang. Heel moe. En heel blij. Voor deze 23-jarige student antropologie waren de protesten tegen de Israëlische banden van de Universiteit van Amsterdam (UvA) een soort apotheose van langere frustratie.
Zwirs is „echt woedend over de voortdurende mensenrechtenschendingen door Israël”, die hij ruim een jaar geleden in Palestina onderzocht voor zijn scriptie. Maar zijn academische pleidooi voor internationale sancties tegen Israëlische kolonisten „vond geen gehoor, ook niet op de UvA”.
Na 7 oktober, toen de oorlog in Gaza begon, was alles anders, zegt Zwirs. „Ineens had iedereen het erover, ook op de UvA.” Het protest van de afgelopen twee weken maakt hem „heel blij en trots”, omdat studenten „eindelijk gezamenlijk opstaan voor rechtvaardigheid”. Tijdens demonstraties voelt hij grote saamhorigheid. „En comfort, omdat je niet alleen staat.” Ook voelt hij soms „heel veel paniek”, als de politie ingrijpt of demonstranten worden aangevallen door tegenstanders.
Zijn ouders vinden het gevaarlijk dat Zwirs demonstreert. Ze vrezen vooral voor intimidatie door andersdenkenden, omdat hij zijn gezicht niet bedekt. En ze zijn het inhoudelijk niet met hem eens. Op zijn beurt „stoort” het Zwirs dat zij „niks doen terwijl er iedere dag mensen worden vermoord”. Ze maken geen ruzie, maar botsen de laatste tijd behoorlijk.
„Heel geschokt” is Zwirs over het bestuur van de UvA, dat aangifte deed tegen vreedzame studenten. „Terwijl in mijn ogen de universiteit aan ons, studenten, toebehoort.” Hij vindt het daarom te rechtvaardigen als studenten stenen gooien naar „politie die bewapend op de campus staat. Die heeft daar niks te zoeken”. Hij vindt bezetting van universiteitsterrein en het aanbrengen van barricaden en graffiti ook legitiem. „Dat is gerechtvaardigde burgerlijke ongehoorzaamheid. Want via democratische kanalen luistert het UvA-bestuur niet, terwijl Israël bij het Internationaal Gerechtshof onder zware verdenking staat van genocide.”
Deuren
Hij heeft ook ruzie gemaakt met mededemonstranten, tijdens de bezetting van het Binnengasthuisterrein, vorige week. Zwirs wilde binnen foto’s maken. „Omdat ik het een iconisch moment vond. Iets dat ook de pers moest zien. Dat gedocumenteerd moest worden voor volgende generaties.” Anderen wilden dat niet. En toen moest hij wel even afkoelen, buiten.
Zwirs: „De meeste mensen daar hoorde ik een jaar geleden nooit over Palestina. Toen was ik een roepende in de woestijn. Niemand wilde het horen. Niemand boeide het. En dan gaan ze mij vertellen wat ik moet doen.” Maar hij schikte in. Hij begrijpt ook wel dat mensen niet op de foto willen terwijl ze „deuren eruit trappen voor barricaden en graffiti spuiten”, dat zijn strafbare feiten.
Het gevoel dat na twee weken overheerst bij Zwirs is hoop. „I’ve seen the tide turning.” Hij weet zeker dat de UvA alle Israëlische banden zal verbreken. „Omdat daar genoeg inhoudelijke argumenten voor zijn. En omdat het bewustzijn over de onhoudbaarheid van de bezetting van Palestina is gegroeid.”
Het nieuwe regeerakkoord, waarin het volgende kabinet Israël nadrukkelijk steunt, stemde Zwirs deze week wel „even pessimistisch”. Maar hij gaat vastberaden „door met druk zetten op ‘onze’ machthebbers”. Zijn doel is helder. „Er moet een einde komen aan de Israëlische bezetting. Niet alleen ten bate van Palestina. Het gaat om het in stand houden van internationaal recht en menselijke waardigheid, overal ter wereld.”
Lees ook
Gaza-protest laat bredere polarisatie zien
Blauwe plekken
Lily George (27) kende als demonstrant een andere werdegang. Maar ook voor haar volgen deze protesten op jarenlange frustratie. Haar activisme begon „in precies dezelfde situatie als we nu zijn”. In 2018 ging ze op een veldje zitten als protest tegen bezuinigingen door de UvA. „Toen zijn we ook met stokken geslagen door de politie. Ik was heel boos.” Sindsdien is ze actief, nu als voorzitter van de studentenvakbond ASVA. Ze zet zich onder meer in voor huisvesting, Gaza en het recht op protest.
Vorige week werd George weer geslagen toen ze, zittend, een veldje op de UvA-campus bezette. Ze moest wegens gekneusde ribben een paar dagen plat en heeft nog blauwe plekken. Maar de grootste schade is mentaal, denkt ze. „Ik zag de shovel doorrijden terwijl er mensen op de barricaden stonden. Een student werd de lucht in geslingerd, met hek en al. Ik dacht even dat we overreden werden.” Ook dat haar universiteit naar aanleiding van de bezetting en de barricaden de politie belde „doet pijn”. Ze vindt het moeilijk nu op het terrein te zijn.
Maar ook George is trots, op haar generatie, die „heel politiek betrokken is en skin in the game durft te gooien”. Ze denkt dat dit onder andere komt doordat haar generatie het aantoonbaar slechter getroffen heeft dan die daarvoor.
Nevenschade
Haar eigen ouders begrijpen de ernst niet, zegt George. „Ze zeggen: ‘Luister Lily, we snappen dat je het allemaal heel erg vindt wat er in Gaza gebeurt, vinden wij ook niet leuk. Maar waarom zou je jezelf in gevaar brengen?’ Ze begrijpen niet dat het onze verantwoordelijkheid is om de politieke realiteit te veranderen. Daarom staat we letterlijk op de barricaden. De wereld moet gewoon beter.”
George denkt niet dat de UvA snel overstag zal gaan. „Want ze zijn heel koppig en bang om protest te belonen.” Maar uiteindelijk geeft de UvA toe, gelooft ook George. Eerst zullen andere universiteiten de banden verbreken en uiteindelijk kan de UvA niet achterblijven, zegt ze. „En als zo’n machtig instituut als de UvA omgaat, zal dat politieke consequenties hebben. Ik heb me nog nooit zo zeker van mijn zaak gevoeld.”
Dat daarvoor wat interieur moet sneuvelen, ziet George als nevenschade. Dat is absoluut niet het doel van de bezettingen, maar „onvermijdelijk met zo’n grote beweging”. Mensen worden er onderling wel op aangesproken, zegt ze, „maar je kunt niet iedereen de hele tijd managen, je zit in een heel chaotische situatie”. En als ze de boel niet bezetten, is Georges ervaring, luistert de UvA niet.
Lees ook
Op de universiteit zou de rede moeten heersen, niet de wapenstok
Dekmantel
Er zijn ook demonstranten die niet aan de universiteit verbonden zijn. Zoals Eric Rosler, een 57-jarige kasmedewerker in de sierteelt. Hij heeft een Nederlandse moeder en groeide op in Israël, waar hij als dienstplichtige in bezet gebied opereerde. Hij demonstreerde daar al tegen de bezetting van Palestina en gaat al bijna twintig jaar in Amsterdam de straat op met Israëlische gelijkgestemden. Hij was dolblij toen de Amsterdamse studenten hun protest begonnen, en sloot zich aan.
Maar hij scandeert niet mee als het klinkt ‘From the river to the sea, Palestine will be free’, of als de leuzen oproepen tot een intifada. „Geweld is het laatste wat ik wil.” Hij maakt zich via spandoeken wel vaak kenbaar als Israëliër en voelt zich volledig veilig onder de demonstranten. Sterker, hij zegt in meer dan twintig jaar in Nederland nog nooit een antisemitisch incident te hebben meegemaakt.
Over het vandalisme tijdens de protesten zegt Rosler: „Kom op, zeg. Dat is niks vergeleken met de tienduizenden levens die deze mensen proberen te redden. Deze kinderen zijn de allerbesten van onze samenleving. Probeer eens naar ze te luisteren in plaats van ze te slaan.” Het politiegeweld doet hem denken aan Israël „en andere fascistische landen”. Nederland is toch „beter dan dat”.
Zijn diepste motivatie is dat velen zwegen tijdens de Holocaust, toen een groot deel van zijn familie werd vermoord. „Nu gebeurt iets vergelijkbaars met anderen, waarbij de Holocaust als dekmantel wordt gebruikt. Er zijn genoeg doden gevallen in naam van de Holocaust. Genoeg is genoeg!”
Sinds 7 oktober is het onrustig in zijn hoofd. Hij blijft maar op sociale media de discussie aangaan met Nederlanders. „Hun onwetendheid is eindeloos. Ze zien Israël en Palestina als een soort voetbalteams die je steunt door dik en dun. Ze snappen niet dat ik Hamas evenzeer haat als de Israëlische regering. Ik word doodziek van de discussies, maar ik kan er niet mee stoppen.” Rosler lijdt sinds deze oorlog begon aan slapeloosheid. „Alleen tijdens protesten voel ik rust, een gevoel dat ik ben waar ik wezen moet.”
Hij gelooft ook dat de demonstraties zin hebben, omdat ze de Nederlandse publieke opinie kunnen veranderen, waardoor er misschien meer politieke druk op Israël komt. Het is een marathon, denkt Rosler, maar hij houdt moed. „We zijn elk een druppel water, samen zijn we een onstuitbare golf.”
Nagels
Wie ook al decennia de straat op gaat is Umayya Abu-Hanna, een Palestijnse schrijfster die 63 jaar geleden in het Israëlische Haifa werd geboren. Sinds veertien jaar geleden woont ze met haar dochter in Amsterdam. Hier krijgt ze tijdens protesten van voorbijgangers geregeld middelvingers en scheldwoorden of een klodder spuug naar haar hoofd. Soms krijgt ze een spontane knuffel.
Amsterdam trok haar zo omdat het stond voor vrijheid, gelijkheid en liefde. „Maar sinds 7 oktober is het alsof ik weer in Israël woon. Politie die studenten slaat? En wie zegt dat moorden in Gaza moet stoppen, wordt een antisemiet genoemd.” Sinds oktober loopt ze bij een psychiater en slikt ze antidepressiva. Nu slaapt ze weer een beetje en kan ze weer schrijven.
Het demonstreren is volgens Abu-Hanna als „het neerhalen van de Berlijnse Muur met je nagels”. Soms breek je je nagels en gebeurt er niks. Maar het is wat elk fatsoenlijk mens moet doen, aldus Abu-Hanna. „Het is wat elk fatsoenlijk mens had moeten doen tijdens de Holocaust. Je moet mensen altijd beschermen.”
Dat er daarbij onderweg wat sneuvelt, ziet ook Abu-Hanna niet als doodzonde. „Die studenten hebben een goed stel hersenen, en kunnen misschien in een restaurant borden wassen, maar het zijn geen professionele actievoerders. Er zitten mafkezen tussen, en heethoofden. Maar dat geweld is niet de beweging. Niet de boodschap. En niet de kracht van dit protest.”