In expositie ‘Plantiarchy’ mag iedereen helpen om met papier-maché de mens te onttronen

Recensie

Beeldende kunst

Hedendaagse kunst Een activistisch kunstenaarscollectief zet het Maastrichtse cultuurhuis Marres op zijn kop. Meer dan duizend mensen bouwden aan een ecosysteem, met planten aan de macht.

Cultuurhuis Marres is volgehangen en -gezet met planten van pulp.
Cultuurhuis Marres is volgehangen en -gezet met planten van pulp.

Foto Gert Jan van Rooij

Het materiaal van de tentoonstelling plakte nog uren aan mijn nagelriemen. De expositie Plantiarchy is grotendeels gemaakt van papier-maché, of ‘pulp’, zoal de makers het noemen. Pulp heeft deze zomer het Huis voor Hedendaagse Cultuur Marres in Maastricht overgenomen, en van vloer tot zolder is er een hele botanische wereld uit gegroeid.

Het ‘plantiarchaat’ dat het jonge kunstenaarscollectief Sunflower Soup in Marres creëerde, is een maatschappij die gedomineerd wordt door planten – en iedereen die niet bang is voor pulp aan zijn handen, mag eraan mee boetseren.

Een grenzeloze kluwen van stengels en doorns, wortels en peulen, bladeren en knollen, bloemen en lianen heeft de Maastrichtse expositieruimte verzwolgen. De planten van papier-maché en karton, in vooral pastelkleuren, hangen boven het parket, kruipen over de plavuizen en slingeren langs de trap. Dat de orde hier is verstoord, wordt nog versterkt door de indeling: de bloemen bloeien op de begane grond, het duistere domein van wortels en knollen is op zolder te vinden.

Planten hebben het hier voor het zeggen, aldus het kunstenaarscollectief. Aktivistiese spandoeken in jaren 70-stijl zetten de groene macht kracht bij: ‘Ik heb een pesthekel aan monocultuur’, ‘Het land gaat naar de knoppen’ of, hartstochtelijk melig, ‘Power to the pieper’.

Meer dan duizend makers

Plantiarchy is de eerste grote expositie van vijf Nederlandse kunstenaars die in 2021 collectief Sunflower Soup oprichtten. Maar al bij de entree van de expositie wordt benadrukt dat meer dan duizend anderen de werkelijke makers van Plantiarchy zijn. De kunstenaars trokken maandenlang met bakken vol pulp langs buurthuizen, scholen en zorgcentra. Ze gaven gastlessen en workshops, en lieten zo honderden mensen, van kleuters tot ouderen, meebouwen aan een botanische maatschappij.

Het resultaat lijkt op het eerste gezicht natuurlijk, maar is totaal artificieel, van oud papier. Plantiarchy gaat evenzeer over planten als over mensen, en is nadrukkelijk het resultaat van een sociaal proces: wat gebeurt er als je mensen aan het werk zet voor planten, in plaats van andersom?

Veel van de duizenden botanische objecten die deze mensenhanden en -handjes knutselden, zijn onopmerkelijk – al zijn er ook bizarre, wellustige bloemkelken bij. Aan de muren hangen tientallen aandoenlijke maar doodgewone kindertekeningen: steel, blaadjes, margriet of zonnebloem. De makers hebben goed voorzien dat uit al die onderdelen vanzelf een landschap zou ontstaan: Plantiarchy is veelvormig als een jungle.

Symbioceen

De biologische wereld zal rijker zijn als je mensen het roer uit handen neemt, lijken de kunstenaars te willen zeggen. Dat is geen vernieuwend principe; al generaties activisten en biologen verzetten zich tegen de vernietiging van de natuur door overexploitatie. Een nieuwe beweging onder aanvoering van de Australische milieufilosoof Glenn Albrecht bepleit zelfs dat de aarde alleen te redden is als we weer leren samenleven met de natuur in een nieuw tijdperk, het ‘Symbioceen’.

De makers van Plantiarchy verbeelden een dergelijke nieuwe hiërarchie in twee korte films. In de eerste zien we een man en een vrouw in een kostuum dat doet denken aan dat van 16de-eeuwse conquistadores. In een bos zoeken ze iets: gewassen als banaan en cacao. De man zegt dat hij zich dichter bij de Heer voelt dan ooit. Het beeld draait weg naar blaadjes en kabbelend water, maar we weten allemaal hoe het afliep.

De tweede film, in een bakstenen ruimte die je alleen kunt bereiken via de weelderige tuin van Marres, is deels een diapositief van de eerste. Nu dragen de mensen zwarte kleding die past bij de donkere aarde waarop ze liggen. Ze glimlachen.

Dan verandert de toon van die film: een vrouw, in zakenpak en met absurd grote witte plakwimpers, begint een pleidooi – ze wordt gespeeld door acteur en klimaatactivist Gerda Havertong. „En wat kun jij doen? Nutteloze ziel? Nutteloze kijker van deze nutteloze film?” Zeg nee tegen „chemische chrysanten”, auto’s en „melk die niet van uw moeder is”. En zeg ja tegen distels, oreert ze, tegen konijnen en de fiets. En: „Laat u eens vrijwillig natregenen, natregenen tot uw onderbroek!”

Het is een oproep die activistisch is, maar ook speels. Daarin schuilt de kracht van Plantiarchy: de expositie droomt over een wereld die niet alleen de mens onttroont, maar ook meer ruimte biedt om onverwachte vormen te creëren, om te spelen. Het is een optimistische gedachte dat iedereen kan bijdragen aan dat nieuwe ecosysteem – ook als je alleen een misvormde orchidee van papier-maché hebt gekleid.