Assen hangt vol Van Goghs – alleen zijn ze uit de verkeerde periode. De illustratie op banners, aan bijna elke lantarenpaal tussen Station Assen en het Drents Museum, is gebaseerd op een zelfportret dat Vincent van Gogh maakte in 1887 in Frankrijk. Kleurrijk, trefzeker en met kenmerkende borstelige penseelstreken geschilderd – heel anders dan de stroeve, donkere werken die Vincent van Gogh (1853-1890) als beginnend kunstenaar maakte tijdens zijn drie maanden in Drenthe.
Als het over Van Gogh gaat, dan gaat het al gauw over Nuenen (De Aardappeleters, 1885), over Arles (Zonnebloemen, Sterrennacht, beide 1889), over Auvers-Sur Oise (Boomwortels, 1890) – veel minder snel gaat het over Drenthe en Parijs, terwijl hij daar (in Drenthe, drie maanden in 1883) definitief besloot zich op de kunst toe te leggen, en daar (in Parijs, 1886-1888) zijn eigen stijl ontwikkelde. Twee onafhankelijk van elkaar geprogrammeerde tentoonstellingen die nu te zien zijn, tonen die twee wat minder bekende etappes uit het leven en de ontwikkeling van Van Gogh.
Het Drents Museum in Assen presenteert met Op reis met Vincent een langdurig onderzoek naar Van Goghs Drentse maanden. Het Van Gogh Museum in Amsterdam toont met Van Gogh aan de Seine een grote presentatie over vijf avant-garde kunstenaars die in het gebied langs de Seine nieuwe, eigentijdse onderwerpen en kleurrijke schildertechnieken vonden, tussen de recreërende stedelingen en opkomende industrie.
‘Eenvoudig plattelandsleven’
„Zoek het niet te Parijs, zoek het niet in Amerika, dat is alles hetzelfde, precies eeuwig ’t zelfde. Verander inderdaad, zoek het op de hei”, schrijft Vincent van Gogh in 1883 aan zijn broer Theo. Vlak daarna neemt hij vanuit Den Haag de trein naar Drenthe. Hij hoopt daar, net als andere schilders die in die tijd daarheen trokken, inspiratie op te doen in de natuur en het ‘eenvoudige plattelandsleven’. Hij is daarbij ook geïnspireerd door de school van Barbizon: bestaande uit kunstenaars die in de vrije natuur het landschap zonder opsmuk schilderden. „Ik wou wel eens met de natuur alleen zijn – zonder stad”, schreef Van Gogh in augustus 1883.
Na een zaalvullende videopresentatie met landschapsbeelden van de Drentse hei en fragmenten uit Van Goghs schilderijen, presenteert het Drents Museum de werken van Van Gogh thematisch in een waaier van zalen, telkens geflankeerd door werken van tijdgenoten die hem inspireerden. Bij een groot deel van de Drentse werken van Van Gogh begrijp je wel waarom ze niet zo bekend zijn: ze zijn donker van kleur, missen ruimtelijke diepte en (mens)figuren lijken vaak wat onhandig in de ruimte te zweven. Dit is duidelijk een kunstenaar in ontwikkeling.
Enkele vroege pareltjes van Van Gogh zijn er wel, en dat is telkens genieten. Het eerste is opvallend genoeg al in Den Haag gemaakt: een magistrale potloodtekening van het station Staatsspoor uit 1882. Het heeft op de voorgrond een stil slootje, met op de achtergrond de majestueuze dakgewelven van het station, en daartussen rillerig getekende bladerloze wilgen – vintage Van Gogh. Het contrast tussen moderne technologie en het kalme landschap zet hij prachtig op scherp.
Een voorbode van het kleurspektakel uit het latere werk van Van Gogh is Landschap bij Zonsopkomst (1883), waarop hij met een paar stroken olieverf een vuurrode lucht oproept, met aan de onderkant in de verte twee kerktorens. Ook erg mooi is Onkruid verbrandende boer (1883), een paneeltje van 30 bij 40 centimeter dat het Drents Museum in samenwerking met het Van Gogh Museum in 2019 aankocht. Met één vlammend likje geel-oranje verf roept Van Gogh overtuigend een vuurtje op, temidden van de grauw-bruine duisternis.
Echt gelukkig is Van Gogh niet in Drenthe: regen, kou en eenzaamheid zorgen ervoor dat hij al na drie maanden doorreist naar Nuenen, waar zijn ouders wonen.
Aan de Seine
Pas in Parijs doet het licht goed zijn intrede in het werk van Van Gogh – Vincent reist erheen op uitnodiging van zijn broer, die in de Franse hoofdstad als kunsthandelaar werkt. Als om die overgang van duisternis naar licht te onderstrepen opent de tentoonstelling Van Gogh aan de Seine in het Van Gogh Museum in Amsterdam met een nog behoorlijk donker geschilderd werk: Aan de rand van Parijs (1886) is het eerste schilderij dat Van Gogh vlak buiten Parijs maakte. Hij legt in nattige bruine tinten een braakliggend stuk grond vast, met voorsteden in de achtergrond, en in het midden een eenzaam figuur bij een lantarenpaal.
Van Gogh blijkt in Parijs telkens opnieuw gefascineerd door deze rommelige rafelranden van de stad. Net als kunstenaars als Georges Seurat, Paul Signac, Émile Bernard en Charles Angrand – samen met Van Gogh de vijf kunstenaars die centraal staat in de expositie in het Van Gogh Museum – gaat hij die in steeds lichtere en fellere kleuren afbeelden. De kunstenaars kiezen voor verrassende perspectieven en tonen de plekken waar recreatie aan de waterkant zich afwisselt met opkomende industrie, een kersverse spoorlijn, rokende fabriekspijpen op de achtergrond. Meer nog dan om de rivier uit de titel draait het in de werken die de vijf kunstenaars maken om het leven en de wereld eromheen.
De kunstenaars werken in los-vast verband met elkaar samen, zonder zich als vaste groep te presenteren, maar ze ontwikkelen wel samen nieuwe manieren van schilderen: in stipjes van zuivere, onvermengde kleuren (pointillisme) of juist met heldere kleurvlakken. Van Gogh begint er te werken met die kenmerkende kolkende strepen die zijn latere oeuvre domineren.
Het water in de rivier krijgt wél een spetterende hoofdrol in De Seine bij zonsopgang (1889) van Charles Angrand, een van de hoogtepunten op de expositie. De Seine is er opgebouwd uit ontelbare stipjes en streepjes blauwe en groene verf en roept een mistig beeld van de Seine op, zonder oevers, schijnbaar onbegrensd. Rondom een eenzaam blauw bootje met silhouet van een man worden de stipjes lichter, alsof de boot vrij in het licht en de ruimte zweeft.
Ambitieuze triptieken
Illustratief voor de grote ontwikkeling die Van Gogh in Parijs doormaakt zijn de drie ambitieuze triptieken die hij maakt in 1887, vier jaar na Onkruidverbrandende boer. Ze raakten verspreid over de wereld: van de in totaal negen schilderijen zijn er zeven in het Van Gogh Museum bij elkaar gebracht. De triptieken La Grande Jatte, Rivieroever in Asnières en Rivieroever in Clichy hebben alledrie een net iets andere stijl: de Grande Jatte-triptiek is schetsmatig en (door de verkleuring) wat donkerder, in de Clichy-werken schittert het frisgroen van het hoge gras en de bomen aan de oever. Weergaloos is Bruggen over de Seine bij Asnières uit de Asnières-triptiek. Vanuit een dynamisch gekozen gezichtspunt toont het met veel diagonalen een spoorbrug waarover een stoomtrein rolt, een blauwe visser in de verte en een klein afgebeelde roze vrouw met parasol als middelpunt. Het doet qua onderwerp, water op de voorgrond en spoorwegen als vanzelfsprekend opgenomen in het landschap, wel iets denken aan die fraaie Staatsspoor-tekening die Van Gogh maakte voordat hij in de trein naar Drenthe stapte.
Met de prachtige, lichte kleuren nadert Van Gogh zijn impressionistische voorgangers, maar het is mede door de complexe compositie met overweldigende bravoure geschilderd. Van Gogh is klaar voor zijn veel wildere meesterwerken. Zoals het mooie zelfportret uit hetzelfde jaar, dat nu in Assen aan lantarenpalen hangt.