N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Cultuur in Den Haag Bij de ontwikkeling en de bouw van cultuurhuis Amare in Den Haag ging ontluisterend veel mis en is er sprake geweest van misleiding. Dat concludeert de enquêtecommissie van de gemeenteraad in een rapport van 800 pagina’s.
De gemeenteraad hield een raadsenquête naar cultuurgebouw Amare in Den Haag. Foto Robin Utrecht/ANP
Het in 2021 geopende cultuurgebouw aan het Spui in Den Haag, Amare is een indrukwekkend cultuurpaleis, maar er is geen geld om voorstellingen te programmeren die passen bij zo’n gebouw. En dat is een weeffout. Bij de ontwikkeling en de bouw was er stelselmatig niet genoeg aandacht voor de nogal cruciale vraag naar het gebrúik van het gebouw: welk cultuuraanbod, voor wie, en van welk geld? College, de ambtenarij en de gemeenteraad waren hierin nalatig.
Dat is een van de ontluisterende conclusies die de enquêtecommissie van de Haagse gemeenteraad trekt na 15 maanden onderzoek naar de dramatisch verlopen ontwikkeling en bouw van het Haagse Amare, dat het Residentie Orkest, het Nederlands Dans Theater en het Koninklijk Conservatorium herbergt. Het is de eerste keer dat de Haagse gemeenteraad gebruik maakt van het zwaarste onderzoeksmiddel dat een gemeenteraad heeft.
Misleidend
Nog een conclusie; een van de redenen dat Amare te duur en te laat was, is dat de beslissing om het pand te bouwen (inclusief een op wensdenken gebaseerd budget en een al even onrealistische tijdsplanning) een zwaar politiek compromis was. Het was niet een besluit „op basis van een gedegen analyse”, concludeert de commissie. Er is „niet voldoende uitgewerkt of de gemaakte politieke keuzes haalbaar en/of wenselijk zijn”, en er bleek ook daarna „geen ruimte meer voor een serieuze discussie of heroverweging”.
Tegengeluiden van ambtenaren of externe deskundigen waren niet welkom, en ook de raad heeft zich in meerderheid te gedwee opgesteld. Er was, concludeert de commissie, een zogeheten wethouderscultuur ontstaan: wat de wethouder wil, gebeurt.
Ook blijkt dat het gemeentebestuur de gemeenteraad actief heeft misleid, en op andere punten onvoldoende heeft geïnformeerd. Zo bleef in de communicatie onduidelijk dat de onderhoudskosten van 44 miljoen euro over de looptijd van het contract bovenop de 177 miljoen bouw- en ontwikkelkosten kwamen, en dat het Koninklijk Conservatorium niet genoeg huur kan betalen. Rechtstreeks misleidend was volgens de commissie dat het college sponsorbedragen die de culturele instellingen zouden binnenhalen welbewust te hoog voorstelde. Overigens is de commissie zeer kritisch over de rol van de gemeenteraad, die zich onvoldoende ‘dualistisch’ heeft opgesteld.
Dit is een aantal van de belangrijkste conclusies uit het 800 pagina’s tellende rapport Amare: Bijzonder Complex dat commissievoorzitter en gemeenteraadslid Arjen Dubbelaar vrijdag aan burgemeester Jan van Zanen aanbood. Met daarbij de „aanbeveling” de samenvatting en hoofdstuk negen te lezen, en de „uitdaging” alles door te nemen – het resultaat van 82 interviews, 47 verhoren en het doornemen van 5800 documenten.
Burgemeester Jan van Zanen ontvangt een rapport van Arjen Dubbelaar, voorzitter van de raadsenquêtecommissie Amare, met daarin de toelichting op het onderzoek en de bevindingen van het rapport van de raadsenquêtecommissie Amare Foto ROBIN UTRECHT / ANP
Gemeentebestuur
Nu het rapport is verschenen moet het gemeentebestuur besluiten hoe het verder wil met Amare. Is de gemeente bereid om te betalen voor een culturele programmering die past bij het gebouw? Tot nu toe heeft Amare de gemeente 520 miljoen euro gekost; 265 miljoen is al uitgegeven, 255 zijn vastliggende toekomstige uitgaven zoals rente, onderhoud en contractuele verplichtingen. Maar om de programmering op peil te krijgen is er ieder jaar extra subsidie van de instellingen nodig van ten minste 1 miljoen euro per jaar, tot 4,8 miljoen per jaar voor een meer ambitieuze variant. Ook is er een half miljoen nodig om de zo gewenste samenwerking tussen de instellingen tot stand te brengen en de burgers meer te betrekken. De totale financiële lasten zouden daarmee oplopen tot tussen de 548 en 658 miljoen euro.
Drie Belgische drugscriminelen zijn zondag door de Verenigde Arabische Emiraten uitgeleverd aan België. Dat schrijft onder meer De Standaard. Vanuit Dubai vliegt zeker een van hen, de ‘cocainemiljardair’ zoals de Belgische krant hem noemt, een jarenlange gevangenisstraf tegemoet. Het lijkt erop dat het verdrag met de golfstaat in de praktijk vruchten begint af te werpen.
De man is volgens de Belgische politie de „meest tot de verbeelding sprekende Antwerpse drugscrimineel”, aldus De Standaard. Dat zou onder meer te maken hebben met zijn vermogen: in Dubai, waar de man tot zondag verbleef, zou hij voor meerdere miljoenen aan panden bezitten.
In december werd hij gearresteerd. Maar het duurde enkele maanden voordat de drugsbaas daadwerkelijk werd uitgeleverd, omdat hij onder meer zijn uitlevering aanvocht. Tegen de Gazet van Antwerpen zegt een woordvoerder van de Belgische minister van Justitie dat dusdanige uitleveringen erg complex zijn.
De uitlevering is een „belangrijke doorbraak”, schrijft de Gazet van Antwerpen. België heeft sinds eind 2021 een uitleveringsverdrag met de Verenigde Arabische Emiraten dat een jaar later in werking trad. Al bleven de uitlevering van zogeheten ‘high value targets’ lang uit.
Nederlandse uitleveringen
Ook voor Nederland hebben afspraken met de Verenigde Arabische Emiraten resultaat opgeleverd. De golfstaat hielp bij onder meer de arrestatie van Ridouan Taghi, ’s Nederlands bekendste drugsbaron, en de uitlevering van zijn zoon.
Ook oud-profvoetballer Quincy Promes wist niet te ontkomen aan vervolging nadat Dubai hem vorige maand op het vliegtuig naar Nederland zette. Nederland heeft sinds 1 augustus 2023 verdragen met de VAE voor „wederzijdse rechtshulp in strafzaken en uitlevering”, aldus het Openbaar Ministerie.
Lees ook
Hoe Quincy Promes jarenlang aan justitie wist te ontsnappen via Moskou en Dubai – tot nu
„Decennialang hebben we ons best gedaan om niet in de positie te komen dat we het Tapijt van Bayeux uit moesten lenen”, zei de Franse president Emmanuel Macron afgelopen woensdag tijdens een ceremonie om afspraken over het beroemde Middeleeuwse tapijt te bestendigen. Het tapijt wordt tussen september 2026 en juli 2027 voor het eerst uitgeleend aan het British Museum. „We wisten altijd experts te vinden die tot in detail konden uitleggen waarom uitlenen een slecht idee was. En geloof me, dat hadden we weer kunnen doen.”
Het wereldberoemde borduurwerk van 68 meter bij 50 centimeter, dat rond 1068 gemaakt werd, verbeeldt als in een stripverhaal de Slag bij Hastings in 1066, waarop de voorbereiding en de Normandische verovering van Engeland wordt afgebeeld. Op het werk zijn 626 mensen te zien, 190 paarden, 35 honden, 506 andere dieren, enkele gebouwen en wat bomen en struiken. Het was de slag waarbij Willem de Veroveraar, hertog Willem I van Normandië, versloeg op het slagveld de Engelse koning Harold II. Harold was negen maanden eerder op de troon terechtgekomen, terwijl die eerder was beloofd aan Willem. De Normandische overwinning zorgde ervoor dat Willem de Engelse kroon veroverde.
De experts aan wie Macron refereerde in zijn toespraak, waren lang tegen de uitleen. Het kón wel, maar woog de opbrengst op tegen het risico dat de reis vormt voor het Tapijt van Bayeux? Nee, was in het verleden de uitkomst.
Foto Loic Venance
In 2020 deden experts opnieuw onderzoek naar de staat van het tapijt. Een team van acht restauratoren onderzochten elk één meter per dag. Ze zagen: 24.204 vlekken, 16.445 vouwen, 9.646 gaten in de stof en in het borduurwerk, 30 niet-gestabiliseerde scheuren. Vooral de eerste meters van het werk waren aan het verzwakken. Het Bayeux Museum in Normandië bevestigde in 2022 in een statement nog eens: volgens de experts is verplaatsing van het tapijt „alleen te rechtvaardigen als dat voor restauratie is”.
Die restauratie komt er nu weliswaar pas ná de tentoonstelling in Londen, maar toch neemt het museum inmiddels een andere positie in. Het museum sluit op 31 augustus voor verbouwing. Hoofdconservator Antoine Verney, die zich eerder „niet kon voorstellen” dat het tapijt verplaatst zou worden, ziet het daarom nu anders: „Het tapijt kan ofwel weggehaald worden uit zijn display, om vervolgens onzichtbaar voor het publiek opgeborgen te worden. Óf er kan een overeenkomst tussen de twee overheden worden gesloten zodat het werk publiek gepresenteerd wordt in het Verenigd Koninkrijk.”
‘Gallische grap’
Voor Macron komt het goed uit. Hij beloofde het tapijt al eens in 2018. Dat ging toen niet door, de coronapandemie bemoeilijkte de uitdaging en de groep van acht experts zag veel bezwaren in de conditie van het werk. Daarnaast was toen de Brexit aanstaande. Er werd wat gegrapt door Britten over Macrons „gallische grap”: de grote afbeelding van hoe de Britten verslagen werden, werd door sommigen een wat vreemd cadeau bevonden.
Maar, zo schreef journalist John Lichfield in een opiniestuk in The Guardian in 2018: het tapijt gaat niet per se over hoe de Britten verslagen werden, het gaat vooral over hoe nauw ze verbonden zijn met het continent. Of, om het bij Engeland te houden, het 21ste-eeuwse land kent veel vormende invloeden, die van Normandië is daarin een belangrijke. Hij omschrijft het zuiden van Engeland als een soort „Normandische kolonie, die het moederland voorbij is gestreefd”. Kortom: het tapijt kan volgens hem worden beschouwd als een symbool van hoe cultureel verbonden beide landen zijn, en dus ook van hoe Europees de Engelsen zijn. „Misschien”, schreef Lichfield, „is dat wat Emmanuel Macron in gedachten had.” Deze verbondenheid is ook wat nu tijdens het bezoek van Macron deze week wordt benadrukt.
Een team van acht restauratoren onderzochten elk één meter per dag. Ze zagen: 24.204 vlekken, 16.445 vouwen, 9.646 gaten in de stof en in het borduurwerk, 30 niet-gestabiliseerde scheuren.
Natuurlijk, „er is niet zoiets als geen risico, maar we moeten het werk hoe dan ook verhuizen”, zegt een woordvoerder van het museum tegen The Guardian (op vragen van NRC reageerde het museum niet). „Dat het werk nu naar het British Museum gaat, betekent dat de reis wat langer wordt.” Het museum heeft een manier gevonden om het werk zo veilig mogelijk te vervoeren. Het tapijt wordt op een soort vouwbare constructie geplaatst, in een afgesloten doos, die weer in twee dozen wordt gedaan. Per vrachtwagen reist het tapijt naar de kanaaltunnel, waarna het via trein de onderzeese overtocht aflegt.
Een stijlregel bij behoud van kunstwerken: „Alles wat je doet, is in feite niet goed”, elke handeling doet op een manier afbreuk aan het werk, zegt Sjouk Hoitsma, hoofd collecties bij het Textielmuseum. Dat geldt ook voor aanrakingen die gericht zijn op restauratie.
Het Tapijt van Bayeux is eigenlijk geen tapijt, maar een borduurwerk van wol en goud op linnen. „Linnen, dat is ongelóóflijk, dat is zo duurzaam. En dit is bijna duizend jaar oud, je zou verwachten dat het verpulvert als je het aanraakt. Maar ik vermoed dat het nog steeds sterk en soepel is. Het zijn de borduursels die het kwetsbaar maken.” Sommige draden zijn omwikkeld met goud, dat materiaal is kwetsbaar omdat het scherp is, het snijdt en breekt snel.
„Textiel is net zo kwetsbaar als papier”, zegt Hoitsma, „zo wordt er ook naar gekeken bij conserverende handelingen.” Je moet er weinig licht toelaten, en zo min mogelijk schommelingen in de klimatologische omstandigheden.
Hoitsma heeft het tapijt wel eens gezien. Het is tentoongesteld in een hele donkere ruimte, „onder de 50 lux”. Als je er binnenkomt, herinnert ze zich, moet je eerst even aan het licht wennen. Daarna, als je ogen er aan toe zijn, word je naar het verlichte tapijt toegetrokken.
Als niets doen eigenlijk het beste is, hoe onverantwoord is de uitruil met Londen dan? „Het kán”, zegt Hoitsma. Het moet goed vervoerd worden, níét gevouwen (maar wel: opgerold), dat is niet goed voor het linnen. De kist waarin het vervoerd wordt moet klimatologisch aansluiten op de omgeving waar het tapijt hing, dat geldt ook voor de bestemming. Op reis is het belangrijk dat het zo min mogelijk schommelt en schokt. Dat is goed te ondervangen door het in de juiste verpakking te doen.
Maar, uiteindelijk, zegt Hoitsma: „Als je uitzoomt, en je de vraag stelt: moet dit nou? Dan zijn de belangen eromheen nog veel interessanter.” Er is dus een afweging gemaakt: wat het oplevert, „het werk en de conditie daarvan is ondergeschikt aan die doelen.”
Lees ook
Lees ook: De slag om de vraag ‘Waar is Willy?’ ontvouwt zich verder bij het penistellen op het Tapijt van Bayeux
Bayeux-diplomatie
De meeste historici gaan ervan uit dat het Tapijt van Bayeux in Engeland werd gemaakt, maar al snel na voltooiing naar Bayeux is vervoerd. Het is sindsdien nooit meer in Engeland te zien geweest, ondanks dat er veel verzoeken waren. Zo wilde het Victoria and Albert Museum (V&A) het graag in bruikleen om de kroning van koningin Elisabeth in 1953 luister bij te zetten. Bijna alles stond klaar opdat het werk zes maanden lang getoond kon worden: er waren afspraken gemaakt voor de bruikleen, de verzekeringen waren afgesloten en de politie zou bewapend en al het hele proces begeleiden, maar op het laatste moment zeiden de Franse autoriteiten het toch af, omdat er experts – daar zijn ze weer, die experts waar Macron het over had – waren die voor schade vreesden.
In 1966, ter gelegenheid van de 900ste verjaardag van de Slag bij Hastings, werd er opnieuw een poging gedaan. Opnieuw zou V&A de expositie organiseren, en er zouden zelfs gesprekken zijn het wandkleed tentoon te stellen in de Verenigde Staten. Het ministerie van Cultuur was indertijd akkoord, bij monde van de romanschrijver André Malraux die 1959 tot 1969 die post bekleedde. Alleen zag men het in de gemeenteraad van Bayeux niet zitten. Er werd gevreesd voor verkleuring en schade, en het was te onduidelijk wie alle kosten bij schade op zich zou nemen. En Bayeux zelf zou gecompenseerd moeten worden voor een gebrek aan inkomsten omdat toeristen weg zouden blijven, terwijl Londen juist meer toeristen zou trekken. Malreux trok het voorstel in, en wederom ging het wandkleed niet richting Engeland.
Hoewel nu alle instanties, ook Bayeux zelf, achter de uitleen staan, gaat het hier vooral om een gebaar dat de verstandhouding tussen Frankrijk en Groot-Brittannië beter is. Macron prees tijdens de persmomenten de banden tussen de twee landen, en benadrukte de politieke motivatie. In het British Museum stelde hij dat er „geen handelsoorlog of importheffing is tegen deze culturele aanpak… dat er sowieso geen grenzen zijn”. Dat laatste was opmerkelijk, omdat de migranten die via Calais de oversteek naar Dover maken een van de kernonderwerpen van het bezoek was.
De Britse premier Keith Starmer zag in het Tapijt ook een ander politiek gebaar: „Culturele schatten vertellen over oorlog, macht en politiek, over bondgenootschappen en vijanden, zoals we die ook nu nog maar al te goed kennen.”
De Britten verwachten met de terugkeer – het officiële onderzoek over de kwetsbaarheid is nog wel bezig – de blockbuster van deze generatie in huis te hebben. De conservatieve politicus en voorzitter van het British Museum, George Osborne, zag het als een „terugkeer van het gezond verstand”.