In de wonderkamers in de Kunsthal is de westerse cultuur een curiositeit

Recensie Beeldende kunst

Exotisme In het diverse Rotterdam heeft een op de acht inwoners een tot slaaf gemaakte Afrikaanse voorouder. Logisch dat de Kunsthal in samenwerking met Museum Boijmans van Beuningen nu een tentoonstelling wijdt aan het lokale koloniale verleden.

Roy Lichtenstein, ‘Crying Girl’, 1963. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen.
Roy Lichtenstein, ‘Crying Girl’, 1963. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen. Foto Studio Tromp

‘Wonderkamers’ waren ze: de musea die deels voortkwamen uit oriëntalistische rariteitenkabinetten. Tussen de 17de en 19de eeuw vergaapte het Europese publiek zich aan exotische, vaak geroofde kunst. De Surinaams-Nederlandse gastcurator en kunstenaar Patricia Kaersenhout besloot voor de expositie (H)erkennen herbouwen – wonderkamers van het Rotterdams koloniaal verleden de rollen om te draaien en presenteert in de Rotterdamse Kunsthal de dominante westerse cultuur als curiositeit.

Vijf wonderkamers richtte ze in, thematisch ingedeeld langs de lijn: ontkenning, schuld, schaamte, erkenning en herstel. Ze verwijzen naar de vijf ego-afweermechanismen van Britse socioloog Paul Gilroy (1956), die signaleerde dat witte mensen door deze stadia heen moeten voordat ze in staat zijn om bewust te luisteren en zichzelf te confronteren met hun eigen witheid en hun rol in racisme en onderdrukking.

Het idee van de omgekeerde wonderkamer in combinatie met de vijf stadia richting herstel is sterk. Om de wonderkamers ontkenning, schuld en schaamte kun je heenlopen, en buiten elke wonderkamer hangt een gedicht van emeritus-hoogleraar genderstudies Gloria Wekker, die het thema introduceert. De labyrintische installatie en looproute maken het alleen moeilijk om te oriënteren. Hoewel het bedoeld is om de bezoeker aan te sporen tot associaties en zelfreflectie, dreig je hierdoor al snel te verdwalen.

Jacob Spoel, Portret van Anthony van Hoboken, ca. 1845.
Foto Museum Rotterdam

Ontkenning

De eerste wonderkamer draait om ontkenning en daar is dan het ietwat makkelijke symbool van de struisvogel te zien, te midden van 16de- tot en met 19de-eeuwse portretten van de Rotterdamse elite. Die krijgen in het licht van kolonialisme een andere lading. Zo liet Anthony van Hoboken (1756-1850) zich portretteren met diverse onderscheidingen, waaronder de Orde van de Nederlandse Leeuw. Van Hoboken was een belangrijke aandeelhouder van de Nederlandsche Handel Maatschappij (NHM), die zijn rijkdom mede dankt aan de handel van tot slaaf gemaakte Afrikanen met Oost-Indië. Zowel de Kunsthal als Museum Boijmans van Beuningen zijn gevestigd op het voormalige landgoed Land van Hoboken.

In de wonderkamer van schuld wordt de gemiddelde Rotterdammer aangesproken op zijn medeplichtigheid. Koffie, thee, suiker en sigaretten – de symbolen van oer-Hollandse gezelligheid – waren beschikbaar dankzij de exploitatie van de koloniën. Blackface was lange tijd onderdeel van die Nederlandse traditie, die weer aan bod komt met een in opspraak geraakte praalwagen tijdens de Brabantse Dagparade in Heeze. De wagen verbeeldt de boot van de ‘Witte Paters’, een groep missionarissen die vanuit Boxtel het rooms-katholieke geloof verspreidde in Afrika. Een groep witte vrijwilligers is zwart geverfd om door te gaan voor de bevolking die door de paters werd bekeerd. Vanaf de praalwagen staan ze in blackface uitbundig te zwaaien, lachen en dansen terwijl de voice-over benadrukt hoe belangrijk het voor de paters was om zich enigszins in de bevolking in te leven, omdat je alleen zo nader tot hen kwam om het geloof te verspreiden.

Minder begrijpelijk wordt het wanneer je de wonderkamer van schaamte binnengaat, die zo laag is dat wat langere mensen er gebukt doorheen moeten. Is het idee dat ze zich klein moeten voelen? Daarnaast wordt schaamte wat pathetisch uitgebeeld met huilende, witte figuren, zoals de Huilende vrouw (1963) van Roy Lichtenstein en de foto I’m too sad to tell you (1970) van Bas Jan Ader.

De wonderkamer van (h)erkenning moet een verademing zijn, en dat is het ook. Het voorgeborchte uit, het daglicht en de ruimte van de Kunsthal in. The Reason Why (2023) van de Moluks-Nederlandse kunstenaar Dominique Latoel geeft een intiem kijkje in persoonlijke migratieverhalen. Je beluistert de verhalen terwijl je gluurt in een van de vijf beschilderde kasten die net kleine altaars zijn.

Gauri Malhoe, COLONIAL HISTORY IS DUTCH HISTORY EDUCATE THE PEOPLE!, 2020.
Foto Gauri Malhoe/ Museum Rotterdam

IJsbreker

Die verademing blijft, totdat je voor het schilderij Utopia (1986) van Rob Scholte staat, waarop een liggende houten witte vrouwenpop is te zien die door een zwarte pop met dikke lippen en een gouden oorring wordt bediend. Contextualisering ontbreekt, en dan beklijft vooral de keuze om racistische stereotypes tentoon te stellen, zelfs als ‘westerse curiositeit’.

Dat Scholte Édouard Manets Olympia uit 1863 – waarop een naaktmodel een bos bloemen krijgt aangereikt door een Afrikaanse bediende – persifleerde is weliswaar bekend, maar in deze wonderkamer vraag je je af of bezoekers het werk zullen zien als een achterhaalde manier waarop de witte elite zich portretteerde of als de zoveelste variatie op een racistisch stereotype.

Dat is het probleem als je ervoor kiest geen tekstbordjes te plaatsen. Soms snak je bij werken als Utopia naar wat achtergrondinformatie. Die is er alleen in twee vormen: aan het begin van de exposities kun je een QR-code scannen waarachter een 127 pagina’s tellende bezoekersgids schuilt. Gezien de omvang en het kleine lettertype is die niet erg gebruiksvriendelijk. Een andere optie is de fysieke catalogus.

Duidelijk is dat het ongemak niet wordt gemeden in deze expositie. De wonderkamer van herstel toont Nummer acht. Everything is going to be alright (2007) van Guido van der Werve, het bekende videowerk waarop je een man voor een tanker ziet uitlopen, terwijl de tanker langzaam door een ijszee heen breekt. Het ijs moet gebroken worden om tot heling te komen, zo veel is helder.

De expositie vat een belangrijk thema bij de hoorns, maar mist uiteindelijk in de labyrintische, associatieve insteek wat cement om alle stadia van (h)erkennen en herbouwen glansrijk te ervaren.

Jan Davidsz. de Heem, Stilleven met ham, kreeft en vruchten, circa 1652. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen.
Foto Bob Goedewaagen