Nu het regenseizoen voorbij is in Soedan, worden de oorlog én de hulp hervat. De opgedroogde zandwegen maken grootschalige oorlogshandelingen weer mogelijk en in de modder vastgelopen vrachtwagens kunnen weer rijden om de slachtoffers bij te staan.
Met name het regeringsleger van president Abdel Fattah al-Burhan heeft de afgelopen weken zijn offensief tegen de paramilitaire Rapid Support Forces (RSF) van Mohamed Hamdan Dagalo – bekender onder de naam Hemedti – opgevoerd met luchtaanvallen in onder meer de regio’s Noord-Darfur en Noord-Kordofan. Ook Hasaheisa, een stad gelegen in de staat Gezira ten zuiden van Khartoem, waar veel RSF-militanten zijn gestationeerd, werd maandag onder vuur genomen. Volgens de Soedanese mensenrechtenorganisatie Emergency Lawyers kwamen daarbij ruim honderd mensen om. Het regeringsleger, gesteund door onder meer Egypte en Iran, heeft nog geen enkele grote overwinning behaald. Bij het begin van het droge seizoen en de opgelaaide gevechten slaagden ze er in één brug van de Nijl over te steken, maar verder wonnen de regeringstroepen nauwelijks terrein op de RSF. Nog steeds controleert het RSF, gesteund door de Verenigde Arabische Emiraten, het grootste deel van het grondgebied. In totaal zouden inmiddels meer dan 150.000 burgers door honger en geweld om het leven zijn gekomen.
In wat mogelijk de grootste humanitaire crisis ter wereld is, spelen echter niet de grote internationale hulporganisaties een hoofdrol. Zij verlieten de hoofdstad Khartoem toen daar anderhalf jaar geleden de gevechten begonnen. De twee strijdende partijen dwarsboomden vervolgens daarna internationale pogingen om noodhulp binnen te brengen, of ze stalen goederen.
Foto’s: Arthur Larie
Noodkeukens
Het zijn Soedanese jongeren in noodhulpruimtes die hongerende burgers in leven houden. Van deze zogeheten Emergency Response Rooms — opgezet in verlaten loodsen, op schoolterreinen en binnenplaatsen van woningen — telt Khartoem zelf er zo’n 450, die een half miljoen families assisteren. Ook buiten de hoofdstad zouden verspreid over het hele land honderden andere keukens zijn opgezet. Sinds kort krijgen de noodcomités in de westelijke regio Darfur ook hulp van buitenlandse organisaties. Om al deze plekken te kunnen bereiken, manoeuvreren handelaren door een reeks wegversperringen van milities om commerciële activiteiten gaande te houden.
„Het is verbazingwekkend hoe Soedanezen nog steeds manieren vinden om elkaar te helpen”, prijst een buitenlandse hulpverlener de zogenoemde noodkeukens. „Voedsel wordt door beide partijen gebruikt als een wapen”, zegt de hulpverlener die anoniem wil blijven.
Vacuüm vullen
De Soedanese noodcomités proberen het vacuüm op te vullen dat door de hulpblokkades is ontstaan. Op plekken waar de vernietiging groot is en de bombardementen en gevechten hevig zijn, brengen soepkeukens soelaas. De destructie in Khartoem en de satellietsteden Omdurman en Bahri maakt een normaal leven onmogelijk. Woningen en hoge gebouwen zijn ingenomen door scherpschutters. Daarnaast houdt de langdurige hongercrisis in Soedan aan.
„Zonder de Soedanese noodcomités waren we niet in staat geweest om iets te doen aan de uiterst kritieke voedselsituatie”, vertelt de hulpverlener. De soepkeukens worden financieel ondersteund door internationale hulporganisaties. Alleen kwam die samenwerking moeizaam op gang. Want ter verantwoording van de besteding van hun gelden moeten de hulporganisaties strikte regels naleven. In een vernietigingsoorlog zoals in Soedan, waar actoren van buitenaf nauwelijks meer bij de brandhaarden kunnen komen, vallen die regels niet na te komen. „We sluiten een overeenkomst met ieder voedselcomité en maken dan geld over. Ook maken Soedanezen in de diaspora geld over. Daarmee proberen ze plaatselijk voedsel te kopen”, vertelt de hulpverlener. Als het lukt, serveren de soepkeukens een warme maaltijd – meestal een magere pap van sorghum, linzen of bonen – één of twee keer per dag.
De soepkeukens komen voort uit de Verzetscomités, die aan de basis lagen van de volksopstand die in 2019 de dertig jaar oude moslimfundamentalistische dictatuur van president Omar el Bashir ten val bracht. Volgens de Verenigde Naties ervaart meer dan de helft van de bevolking van Soedan – 25,6 miljoen mensen – acute honger en hebben zij dringend hulp nodig.
Foto’s: Arthur Larie
Handelaren en beschilderde vrachtwagens
De noodcomités zouden niet kunnen werken zonder de inzet van handelaren. Soedan is beroemd om zijn transportsector. Aftandse maar mooi beschilderde vrachtwagens dringen op soms wekenlange reizen door tot vrijwel alle uithoeken van het moeilijk begaanbare land, overal valt wel iets te verhandelen. De oorlog bemoeilijkt het reizen maar op beperkte schaal gaat de handel door.
„Vrachtwagenchauffeurs riskeren hun leven om ons handelswaren te leveren”, vertelt handelaar Al-Sadiq Fador (30) per telefoon vanuit het stadje Adilla in de regio Oost-Darfur. Van beroep is Fador leraar, maar alle scholen in Soedan hebben inmiddels hun deuren gesloten, of zijn toevluchtsoord geworden voor ontheemden. „Onze regio staat onder controle van de RSF, maar bij veel wegversperringen zwaaien geallieerde milities [van beide partijen] de scepter”, vertelt hij. De controleposten bestaan uit stukken hout die op autobanden zijn gelegd en worden bemand door losbandige militieleden met AK-47-geweren, die honderden dollars eisen om je te laten passeren. „Vrachtwagens gaan landbouwproducten uit onze regio verhandelen in Noord-Soedan. Dan moeten ze eerst bij de RSF belastingen betalen en vervolgens bij het regeringsleger. Ze moeten zelfs een religieuze belasting betalen.”
Zowel de RSF als het regeringsleger richten hun pijlen op de vrijwilligers van soepkeukens. Vóór de oorlog trokken het RSF en het regeringsleger op om de Verzetscomités te ontmantelen. Nu tonen ze zich uiterst wantrouwig jegens de mensen van de soepkeukens. Beide partijen executeerden vrijwilligers op verdenking te heulen met de vijand. Tegelijk zijn de voedselblokkades onderdeel van de militaire strategie in deze oorlog. De strijdende partijen willen voorkomen dat voedsel alle gebieden bereikt, ook die van de vijand.
Internationale organisaties hebben altijd een grote rol gespeeld bij het afleveren van hulp tijdens de lange reeks oorlogen die Soedan sinds haar onafhankelijkheid in 1956 heeft gekend. De aanwezigheid van hulporganisaties gaf rebellen legitimiteit. Door met ze samen te werken en voedsel in hun gecontroleerd gebied te leveren groeiden ze in status, onder de bevolking en bij de buitenlandse donoren. Dit wil de regering nu voorkomen bij het RSF.
Foto’s: Arthur Larie
Vrede steeds verder weg
Een oplossing voor het conflict lijkt steeds verder buiten bereik, mede door de groeiende versplintering van het strijdtoneel. Zowel de RSF als het regeringsleger zetten milities in, terwijl ook buurlanden als Eritrea en Tsjaad zich steeds nadrukkelijker mengen in de gevechten. De RSF, oorspronkelijk afkomstig uit Darfur in het westen van Soedan, verraste begin dit jaar door zijn operaties uit te breiden naar gebieden ten oosten van de Nijl. Daar leek het regeringsleger aanvankelijk een stabiele positie te hebben. De RSF wist zijn terreinwinst mede te behalen door lokale strijders te ronselen, die als beloning mochten plunderen. Beide partijen zeggen nog lang te willen doorvechten en tonen nauwelijks interesse in vredesbesprekingen. Die realiteit zorgt ervoor dat de noodzaak voor de noodhulpruimtes voorlopig blijft bestaan.