In de open ateliers van de Rijksacademie voel je de turbulentie van de wereld

De cijfers schommelen niet zo veel van jaar tot jaar. Dertienhonderd aanmeldingen vanuit het buitenland, driehonderdvijftig vanuit Nederland. Daaruit worden respectievelijk twaalf en elf kunstenaars gekozen, die twee jaar lang een groot atelier krijgen, een grote beurs, internationale topbegeleiders en de kans om serieus door te breken.

Voor de editie van Rijksakademie Open Studio’s van dit jaar, tijdens het Amsterdam Art Weekend, mag dan minder royaal in de kas zijn gegrepen – er is bespaard op een catalogus, op een fotograaf en de duur van de Open Studio’s is ingedikt van 14 naar 4 dagen. Maar de kwaliteit van kunstenaars als Fiona Lutjenhuis, Thato Toeba, Suzanne Khalil Yusef, Noor Abed, Mandy Franca en Ayșen Kaptanoğlu is hoog. En het pro-Palestijnse activisme zindert aan de muren. Emily Pethick, directeur van de Rijksakademie, zegt daags voor de opening: „De turbulentie van de wereld is hier voelbaar.”

Drie studio’s springen boven alles uit: omdat niet alleen het werk indrukwekkend is, maar ook de installatie en inrichting tot in de puntjes zijn overdacht.

1 Martin Toloku (Ghana, 1992), Studio 33

Een kwalitatieve sprong in vergelijking tot de vorige editie. De Ghanese Martin Toloku heeft zijn grote studio – een beetje in een uithoek op de begane grond – veranderd in een soort gedenkplaats waar zes voorouderlijke figuren met mierenvlijt zijn uitgehakt en ingeklemd tussen eeuwenoude balken. De balken haalde de kunstenaar uit een oude boerderij in Wormerveer. De elektriciteitsdraden hangen er nog aan, spijkers steken eruit – en daartussen knoesten, ledematen en gezichten.

Loop aandachtig door deze studio, dan valt je van alles op. Ten eerste de grimmig in het hout verdrukte mensbeelden. Vervolgens de muziekinstrumenten die op een bedje van hout liggen, het hout dat onder je voeten versplintert en een geluid maakt alsof botten worden vermalen, en de op textiel gedrukte foto’s in een hoek aan de muur. De prints tonen het gezicht van een dode man onder puin, met gruis in zijn oogkassen: ze brengen meteen de verschrikkelijke beelden uit Gaza in gedachten. Het klinkt naargeestig, maar dat is het niet helemaal. Toloku trekt zijn dode Ghanese voorouders naar het hier en nu van de Hollandse polder, en maakt de dood een onderdeel van het leven.

Still van Katarina Jazbecs By the Clay-Oven we Bobbin-Lace Together.

2 Katarina Jazbec (Slovenië, 1991), Studio 39

Katarina Jazbec is een graag geziene gast op het IFFR met haar kortfilms die een voorliefde tonen voor dystopische landschappen. In haar tweede jaar op de Rijks gooit de kunstenaar het over een andere boeg en keert terug naar haar wortels in Slovenië. Het poëtische, bijna zes minuten lange tweeluik By The Clay-Oven We Bobbin-Lace Together vult zij aan met een serie keramische werken met kant. Vergeet vooral niet die te bekijken in de aparte ruimte, want ze zijn beeldschoon.

Jazbecs presentatie brengt een ode aan een oude kantklosser in West-Slovenië. In de handelingen die de bejaarde vrouw al duizenden keren tijdens haar leven heeft uitgevoerd, schuilt een grote schoonheid. Kantklossen is een traag proces, dat niet zonder aandacht en liefde kan. Op de rechterkant van het scherm glijden beelden voorbij van berghellingen, bomen en planten. Soms klinkt de roep van een kraai hol door de ruimte. Alles in deze natuur, in dit leven lijkt tijdloos. Jazbec legt dat schitterend vast.

De open ateliers van de Rijksakademie Amsterdam zijn grootste publiekstrekker van Amsterdam Art Weekend.
Foto Wouter de Wilde

3 Wynnie Mynerva (Peru, 1992), Studio 7

Toen Wynnie Mynerva met een chronische ziekte werd gediagnosticeerd, ging ze met andere ogen naar haar eigen lichaam kijken. Niet als iets dat er altijd voor haar zal zijn, maar als een landschap dat kwetsbaar is, met een huid waaronder dreiging schuilt. In haar sobere en geweldig uitgedachte presentatie toont ze een gigantisch hellend abstract schilderij, dat bij nadere beschouwing vol menselijke lichaamsdelen zit. Ook toont ze twee houtskooltekeningen en een blauwe installatie met betoverende glazen objecten. Ziekte is niet als een persoonlijke lamentatio gebracht, maar als een natuurkracht – wonderbaarlijk, een nieuwe wereld vol inspiratie.