In de hyper-artificiële wereld van Susanne Kennedy is het leven repetitief en onmaakbaar

Recensie Theater

Susanne Kennedy In Angela (a strange loop) creëert theatermaakster Susanne Kennedy andermaal een verstikkende wereld. De toeschouwer wordt opgenomen in een gezamenlijke ervaring.

Susanne Kennedy, regisseur Markus Selg, ontwerper toneelbeeld
Susanne Kennedy, regisseur Markus Selg, ontwerper toneelbeeld Bea Borgers

‘Je hebt een baby opgehoest”, zegt Brad tegen Angela. Dat zag er zo vreemd uit als het klinkt. Uit de mond van Angela kwam een draad, een navelstreng, waar Brad aan trok, tot er een minibaby, nog verpakt in een doorschijnend peertje, tevoorschijn sprong. Als een kuiken dat nog in het ei zit.

In de bizarre wereld van Angela (a strange loop) van de Duitse regisseur Susanne Kennedy en haar man, kunstenaar Markus Selg, valt deze scène op als een wonder van actie. Verder is de handeling in deze voorstelling uiterst beperkt. Kennedy schetst een onthecht en statisch universum, waarin vijf personages traag bewegen en kunstmatig spreken.

Het geluid van hun stemmen klinkt gladgestreken en mechanisch vervormd. Het oogt ook niet honderd procent synchroon en die indruk klopt: de tekst is vooraf opgenomen en de acteurs mimen hem. Dat doen ze verbazingwekkend goed en het effect is ontregelend. Ze worden een soort poppen. Cyborgs, mutanten.

Die onechtheid komt overeen met de enscenering. Het toneel is de kamer van Angela, met neongele stoelen en deuren, waar zij op bed ligt. De keuken is een videoprojectie op de achterwand.

Op een beeldscherm aan de muur verschijnt in het begin een blauw animatiebeertje, dat vertelt over een planeet waar dieren ‘het weten’ uitvonden. Tot de planeet afkoelde en de slimme dieren kwamen te overlijden. Daarna komt vriend Brad binnen. Hij pakt een appel van de schaal, bijt vergeefs en zegt: „Ik was vergeten dat ze nep waren.”

Verstikkend

Radicale vervreemding is de bepalende factor in het werk van de Duitse theatermaakster Kennedy (1977), die regie studeerde in Amsterdam, lang in Nederland werkte en hier geregeld terugkeert, zoals nu weer bij Het Holland Festival. Constanten in haar aanpak zijn vertraging van de handeling, robotesk, wezenloos spel van acteurs die marionetten lijken, banale, alledaagse teksten en afgesloten ruimtes. Het resultaat is altijd een verstikkende sfeer, met de mens als lamgeslagen, willoos object.

In Angela is dat niet anders. Waarbij opvalt dat Kennedy onnodig veel tijd neemt om het kunstmatige van de situatie te introduceren. Angela blijkt influencer, die filmpjes over haar ziekte maakt. Tegen haar volgers zegt ze dat ze door beter voor zichzelf te zorgen dichter bij zichzelf is gekomen. Het is belangrijk jezelf te zijn en jezelf te aanvaarden – een flauwe dubbelzinnigheid in deze onechte omgeving. Het doelloze van de handelingen en gesprekken wordt doorbroken door het verschijnen van een halfnaakte vrouw met een elektrische viool, mysterieus glimlachend als een boeddha, die de ijle soundtrack van extra muzikale lagen voorziet.

Kennedy speelt met tijd en realiteit. Behalve van Brad krijgt Angela bezoek van haar moeder en van een vriendin. Als het animatiebeertje op een goed moment weer verschijnt, verklaart hij dat dit een van zijn favoriete afleveringen is: alsof we naar een opname van een oude realityshow kijken. Ook de volgorde van de handeling staat niet vast. Op het scherm staat ‘eerder’, of ‘ondertussen’, of ‘later’. De boeddha-vrouw zegt een keer: „Dit is gisteren gebeurd. Maar ik weet dat het morgen is.” De voice-over zegt: „Dit is de droom die de droom oppeuzelt.”

Pas als Angela bloed opgeeft en daarna uit beeld verdwijnt, gaat de voorstelling broeien. De muziek wordt dominanter, de video-projecties tonen routes door eindeloze gangen. Met als climax het stapelen van de diverse kleine beeldjes op het podium tot één totempaal, waar de personages stil omheen staan, terwijl de muziek langdurig stormt.

De scène heeft iets weg van een gewijd, reinigend ritueel. Iets waar je met je verstand niet bij kan. Met deze imponerende, theatrale scène creëert Kennedy een ander soort theater: de toeschouwer wordt opgenomen in een gezamenlijke ervaring, waarvan het begrip hem ontglipt .

Kennedy’s vorm van rigide, hyper-artificieel theater vergt een aangepaste kijkhouding van publiek dat gewend is aan inleving en emotie. Ontdaan van de mogelijkheid tot identificatie en herkenning eist het werk van de kijker dat hij het schouwspel ondergaat als een installatie, als beeldende kunst. De theaterkijker, verslaafd aan de psychologie van oorzaak en gevolg en aan de chaos van menselijke intentie, moet zich overgeven. Aan tijdlussen en primaire metafysica: geboorte, sterven, weer leven.

Space Odessey

Deze vorm van abstract theater werkt beter als herinnering. Als het ongemak van negentig minuten kijken en wachten achter de rug is. Als je in de stilte van je hoofd de beelden, geluiden en woorden kan laten passeren. Als je los bent van het idee dat theater een kunst van beweging is.

En dan nog roept dit werk dubbele reacties op. Enerzijds wordt het spook van het realisme bevredigend verjaagd en hoor je hoe routineus en sentimenteel woorden kunnen klinken. Kennedy drukt je hard met je neus op het feit dat het leven repetitief en onmaakbaar is, en dat we ons gretig, met onze schijnheiligheid en hypocrisie, voor die waarheid verschuilen.

Anderzijds is bij een obsessie voor de eeuwige cirkelgang van het leven de herhaling als stijlmiddel niet de meest originele. Noem herhaling een symbool voor het leven zelf, wijs nog even op het idee van de ‘eeuwige terugkeer’ bij Nietzsche, et voilà. Bovendien krijgt het werk van Kennedy na ruim tien jaar ook iets circulairs. Angela bevat opnieuw acteurs als marionetten zonder expressie, weer lipsyncen, weer tijdlussen. Veel van haar formalisme is onveranderd sinds ik haar in 2012 Kleine Eyolf bij het Nationale Theater zag opvoeren. (Mijn conclusie van toen voelt nog bruikbaar: „Een voorstelling die ik in al zijn eentonigheid niet had willen missen.”)

Bij Angela is mijn afweging of ik naar sciencefiction keek, naar een overpeinzing over wat de toekomst de mensensoort brengt. Mede dankzij de wijze waarop de openingsmuziek hint op Richard Strauss’ Also sprach Zarathustra, de beroemde openingsmuziek van de film 2001: A Space Odessey van Stanley Kubrick. Met die film zag ik (onverbeterlijk speurend naar betekenis) achteraf meer parallellen en referenties. Is het animatiebeertje niet een afgeleide van Kubricks pratende computer HAL? En doet het beeld dat wordt geconstrueerd en aanbeden niet denken aan de mysterieuze monoliet in de film?

Daarbij roept Angela dezelfde vragen op als de film: is deze ontmenselijkte wereld een apocalyptische schets of een optimistische? Ik ben er voorlopig nog niet uit. En dan is de conclusie ook: als je zo lang over kunst wil nadenken, dan kan het niet slecht zijn.