
De zaak
‘Het is alsof iemand die een verkeersovertreding begaat, dat in de toekomst vaker zal doen en je daarom zijn rijbewijs maar alvast afpakt”, vindt advocaat Maurice van Leeuwen. Halverwege juli werd Oprecht Leiden door rechtbank Den Haag ontslagen als bewindvoerder van alle, ruim vierhonderd cliënten.
Volgens Van Leeuwen kan dat besluit het daglicht niet verdragen. De Haagse rechtbank is er „zonder deugdelijke hoor en wederhoor” toe overgegaan en heeft een enkele fout bij het bewindvoerderskantoor „opgeblazen tot mythische proporties”.
Vierhonderd kwetsbare cliënten moeten daardoor op stel en sprong over naar andere bewindvoerders. Voor Oprecht Leiden betekent het faillissement. Alle zeven werknemers in de rechtszaal raken hun baan kwijt.
Oprecht Leiden verwacht dat het besluit van de Haagse rechtbank in hoger beroep vernietigd wordt. Maar omdat het besluit ‘uitvoerbaar bij voorraad’ is, is het direct van kracht. Dit kort geding tegen de Staat der Nederlanden heeft als doel die ‘uitvoerbaarheid bij voorraad’ te schorsen tot het hoger beroep behandeld is.
In Nederland staan zo’n 260.000 personen onder beschermingsbewind vanwege problematische schulden of omdat ze door lichamelijke of geestelijke problematiek niet zelf hun financiën kunnen beheren.
Bewindvoerders zoals Oprecht Leiden doen dat in hun plek en staan zelf onder toezicht van de lokale rechtbank. En bij die rechtbank kwam in mei een klacht binnen van voormalig cliënt B. met wie Oprecht in onmin raakte. „Een man met tekenen van zwakbegaafdheid en verslavingsproblematiek”, volgens Van Leeuwen. Iemand die zich eerder dreigend richting Oprecht-oprichtster A.H. uitliet en met een mes voor haar deur stond.
Toen de rechtbank bij Oprecht Leiden informeerde naar B.’s klacht wees dat op zijn „obsessieve houding” en verkondigen van „halve waarheden”.
De kantonrechter die half juli het besluit nam Oprecht Leiden wegens „zwaarwichtige redenen” te ontslaan als bewindvoerder bij alle cliënten, zag dat anders. In het ontslagbesluit wijst hij erop dat „een groot aantal beschuldigingen van de heer B. wel degelijk op waarheid berust”.
Bij de rechtbank Rotterdam, waar het kort geding dient, wijst Daan Spelten van landsadvocaat Pels Rijcken erop dat vier cliënten, onder wie B., die bij Oprecht onder bewind of curatele stonden, zelf voor het bewindvoerderskantoor werkten. Dat is niet toegestaan, „want dan is sprake van een dubbel afhankelijke positie van bewindvoerder en werkgever”.
Ook heeft een medewerkster een woning van een cliënt gehuurd en organiseerde de oprichtster van Oprecht Leiden een barbecue in de tuin van een (opgenomen) cliënt. Spelten: „Er was structureel sprake van belangenverstrengeling en verkrijgen van andere voordelen van cliënten.” Er is geen reden te geloven dat het in de toekomst beter gaat. Daarmee is voldaan aan de wettelijke eis dat voor ontslag voldoende „gewichtige redenen” bestaan.
Ontslag op grond van „gewichtige redenen” vindt doorgaans alleen plaats als bewindvoerders geld van hun cliënten stelen. Oprecht heeft geen cent aan cliënten verdiend, benadrukt advocaat Van Leeuwen. Het klopt dat bepaalde cliënten klusjes verrichten voor het bewindvoerderskantoor, maar dat was als hulp en dagbesteding bedoeld. Niet om er profijt van te hebben. „Uit verslagen blijkt dat B. het werk leuk vond. Hij kreeg een vrijwilligerscontract met medeweten van het UWV.”
En ook de barbecue stak anders in elkaar. Met vrijwilligers en geld en materialen die zij inzamelde werd de woning van een opgenomen cliënt opgeknapt. De barbecue vond met medeweten van de dochter van de cliënt plaats en was een bedankje naar alle betrokkenen. „Mijn cliënte neemt het de kantonrechter kwalijk dat dit soort nuances niet zijn meegenomen.”
Niet dat Oprecht zonder zonde is. Van Leeuwen benadrukt dat de gang van zaken rond de huur van de woning door een medewerkster anders had gemoeten. „Maar het is disproportioneel om op basis van één fout in twaalf jaar Oprecht Leiden in alle dossiers te ontslaan.”
Het oordeel
Na een korte schorsing doet de kort gedingrechter vanwege de spoed meteen uitspraak. Het is vrijdagochtend en het ontslag van Oprecht Leiden staat voor maandag gepland.
Hoewel de zitting grotendeels in het teken stond van het ontslagbesluit van de Haagse kantonrechter, wijst zijn Rotterdamse collega erop dat het kort geding niet over de inhoudelijke merites van de beslissing van de rechtbank Den Haag draait.
De enige vraag die zij beantwoordt is of het ontslagbesluit meteen ten uitvoer mag worden gelegd zonder het hoger beroep af te wachten. Volgens de Hoge Raad is alleen bij een evidente misslag van de rechter of bij nieuwe feiten en omstandigheden ruimte om af te wijken van die uitvoerbaarheid bij voorraad.
Volgens de rechter zijn nieuwe feiten en omstandigheden niet naar voren gebracht en is van een evidente misslag van de kantonrechter ook geen sprake. Dat hij geen hoor en wederhoor hield is onjuist: de oprichtster van Oprecht Leiden is wel gehoord. Dat de cliënten die klusjes uitvoerden, niet zijn gehoord doet er niet toe, want die verplichting staat niet in de wet.
Eigenlijk, vervolgt de rechter, is alles wat Oprecht Leiden heeft aangevoerd een verkapt hoger beroep. Terwijl de rechter haar verhaal vervolgt haalt oprichtster A.H. een zakdoek tevoorschijn, op de publieke tribune schieten haar medewerkers vol. „Ik wijs de vordering af.”
