In Brussel leven vijfduizend migranten op straat, hoe komt dat? Op pad met Ramy, hij is een van hen


Reportage

Brussel Zo’n vijfduizend migranten slapen ‘s nachts in de koude straten van Brussel. Hoe houden zij hoop? Op pad met Ramy Salem Mudallal – dag én nacht.


Foto Tessa Kraan

De opkomende novemberzon werpt lange repen schaduw over het zakendistrict van Brussel, nabij het Noordstation. De nacht was helder, de prille ochtend is steenkoud. Het getoeter van gestreste forenzen weergalmt tegen de hoge gebouwen aan weerszijden van de Pachecolaan.

Aan de overkant van de straat staan zeker driehonderd migranten tegen elkaar aan geplakt, na een lange nacht buiten. De temperatuur bleef maar net boven nul vannacht. De meesten vonden beschutting onder een betonnen trappenhuis naast de toegangspoort van het congrescentrum waar anderhalf jaar geleden nog coronaprikken werden gezet. Nu is het de plek waar migranten zich moeten laten registreren. Op de grond liggen lege koffiebekertjes en fleecedekens, uitgedeeld door hulporganisaties die proberen te voorkomen dat er al doden vallen nog voor de winter is begonnen.

Tussen de jonge mannen staat Ramy Salem Mudallal (40), een lange Palestijn uit de Gazastrook met een muts op zijn hoofd en een bril op zijn neus. Hij draagt laagjes kleding om zich warm te houden; een rode coltrui, een wollen polo met streepjes, een spijkerjack en een regenjas. Zijn ogen zijn blauw en zijn tanden geel. Hij spreekt vloeiend Engels en vertelt maar wat graag zijn verhaal. Hij heeft één doel: een dak boven zijn hoofd. En snel. Daar moet hij zich eerst wel voor laten registreren.

Maar lang niet iedereen kan deze maandagochtend naar binnen bij de Belgische Dienst Vreemdelingenzaken (DWZ). Die kan maar tweehonderd migranten per dag registreren – in Nederland ligt dat aantal volgens de Vreemdelingenpolitie op tachtig. Daarna gaan de deuren dicht.

De huidige asielcrisis in België wordt, net als in Nederland, veroorzaakt door de hoogste asielinstroom sinds 2015 en door gebrekkige opvang. Het zijn vooral Afghanen, Burundezen, Syriërs en Palestijnen die door oorlog en geweld in dit deel van Europa terechtkomen mede omdat landen als Denemarken en Zweden hun asielbeleid aanscherpten.

Dit jaar is de druk extra hoog omdat er nog eens vijftigduizend Oekraïners naar België vluchtten. Voor hen is noodopvang geregeld. Maar dat geldt niet automatisch voor migranten uit de rest van de wereld.

Humanitaire Hub

Het Klein Kasteeltje

Aanmeldcentrum Dienst Vreemdelingenzaken

Kliniek Artsen zonder Grenzen

Brussel Centraal

Grote Markt

Europees Parlement

Humanitaire Hub

Het Klein Kasteeltje

Aanmeldcentrum

Dienst Vreemdelingenzaken

Kliniek Artsen zonder Grenzen

Brussel Centraal

Grote Markt

Europees Parlement

Alleen al in september deden meer dan vierduizend mensen een asielaanvraag in België. Daarmee kwam het aantal nieuwe aanvragen voor 2022 tot dan toe op ruim 26.000, terwijl er maar een totale opvangcapaciteit is van 31.000 plekken-.

Volgens Thomas Willekens van Vluchtelingenwerk Vlaanderen brengen inmiddels zo’n vijfduizend migranten in België de nacht door op straat. Voor hen is er geen plaats in een van de negentig opvangcentra.

De centra kampen met een personeelstekort van duizenden voltijdsbanen. Het orgaan dat in België asielaanvragen beoordeelt, het commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen, heeft een achterstand van meer dan twaalfduizend dossiers. Na de vorige crisis in 2015 werd het aantal opvanglocaties bovendien afgebouwd, zonder in buffers te voorzien. België hoopt binnenkort wel twee extra noodlocaties met plaats voor 1.500 migranten te openen – een in het Vlaamse Jabbeke, een ander in de provincie Luik – maar lokale bestuurders proberen die plannen te vertragen.

Coalitiepartij Groen wil dat de Belgische federale regering net als in Nederland met een spreidingsplan komt, zei partijvoorzitter Jeremie Vaneeckhout half oktober. Zo’n plan zou lokale besturen verplichten migranten op te vangen. Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole de Moor (CD&V) voelt daar niets voor. „Als ik morgen een verplichting afkondig, dan weet ik dat sommige gemeenten die met de beste wil van de wereld niet nakomen”, zei ze. „Problemen afschuiven op de lokale besturen is geen oplossing.” Zij is voorstander van een Europees spreidingsplan, waarover in Brussel wordt onderhandeld, maar waar nog weinig van komt.

Palestijn Ramy Salem Mudallal (40) in de rij voor het aanmeldpunt voor asielzoekers.Foto Tessa

Deportatie

Ramy reisde vier dagen geleden per trein naar Brussel, omdat Oostenrijk hem op 17 oktober na een asielprocedure van anderhalf jaar uitzette. Die beslissing kwam als een schok. In een dorpje niet ver van Graz begon hij net een bestaan op te bouwen. Hij kon niet wachten om zijn vrouw Ala (34) en zijn kinderen Salem (10) en Rania (8) over te laten komen, had zelfs al een appartementje op het oog.

Maar in een brief van de Bundesamt für Fremdenwesen und Asyl, die Ramy laat zien aan iedereen die dat wil, staat dat zijn asielverzoek is afgewezen; de Oostenrijkse IND geloofde niet dat zijn leven in Palestina in gevaar was.

Hij kreeg precies zes weken de tijd om het land te verlaten, op straffe van deportatie naar Palestina. Daar zou hij meteen worden gearresteerd, zegt hij. Vier jaar geleden sloeg hij op de vlucht nadat hij geweigerd had om tijdens zijn werk als boekhoudkundige bij CHF, een Amerikaanse ngo, informatie met terreurbeweging Hamas te delen. Ook in Turkije, waar hij twee jaar lang werkte en een huisje huurde, wist Hamas hem naar eigen zeggen te vinden.

Nu hij ook in Oostenrijk niet langer kan blijven, begint in België zijn zoektocht naar een veilige haven van voren af aan. Dat was een kennis van hem onlangs ook gelukt. Binnen een halfjaar zou het geregeld kunnen zijn.

Ik ben dit gewend, heb nauwelijks slaap nodig

Ramy Salem Mudallal (40)

Door de kou heeft Ramy vannacht nauwelijks geslapen, maar moe is hij niet, zegt hij. „Ik ben dit gewend, heb nauwelijks slaap nodig.” Hij deed spelletjes op zijn telefoon en deelde een zak zonnebloempitten met twee andere mannen uit Gaza. Zodra de zon opkwam, stelde hij zich op in de rij voor het congrescentrum.

Als om negen de deuren van het aanmeldcentrum opengaan, worden eerst vrouwen en kinderen binnengelaten. ‘De meest kwetsbaren’ krijgen voorrang bij het registreren en kunnen ook rekenen op een plaats in een van de opvangcentra in België.

Zij dalen een trap af, nemen plaats in een wachtkamer en geven zodra ze aan de beurt zijn met hulp van een tolk hun persoonlijke gegevens en medische geschiedenis door. Ze laten hun vingerafdruk registreren en krijgen een ‘bijlage 26’, een papier met hun verzoek tot internationale bescherming.

Honderden migranten moeten 48 uur wachten op hun volgende kans

Ramy blijft op deze maandagochtend met lege handen achter. Hij stond te ver achteraan in de rij. Binnen een kwartier was het maximum aantal mensen van tweehonderd bereikt. Voor hem zit er niets anders op dan het over twee dagen nog eens te proberen; ‘Pacheco’ blijft de volgende dag dicht, omdat het dan een nationale feestdag is in België. Honderden migranten moeten 48 uur wachten op hun volgende kans. Op straat. En er is hevige regen voorspeld.

Gratis medicijnen

Ramy slaat zijn rugtas om zijn schouders, pakt de rolkoffer die hij voor twee euro kocht in een Oostenrijkse tweedehandswinkel en wandelt met alles wat hij bezit richting de tijdelijke kliniek van Artsen Zonder Grenzen, verderop aan de Pachecolaan.

Die werd eind oktober ingericht, in een zeecontainer en twee tenten, omdat veel migranten ernstige vormen van schurft en difterie bleken te hebben als gevolg van het leven op straat. Nu het kouder wordt melden steeds meer mensen zich er met ademhalingsproblemen. Ernstige gevallen worden doorverwezen naar het ziekenhuis. Anderen krijgen een recept van de dokter, waarmee ze gratis medicijnen kunnen halen.

Bij de ingang krijgt Ramy een nummertje. Er zijn nog zeven migranten voor hem. Met een sigaret in zijn mondhoek vertelt hij dat hij diabetes heeft, en bijna door zijn voorraad metformine is, een middel dat de bloedsuiker verlaagt. Hij slikt al dagen de helft van de voorgeschreven hoeveelheid.

Een uur later test een arts zijn bloedsuikerspiegel met een vingerprik en schrijft ze een recept uit. Zonder zou hij bij de apotheek 130 euro moeten betalen, bijna al het geld dat hij op zak heeft. Ramy wil ook graag pillen tegen diarree.

Hij legitimeert zich met een pasje uit Oostenrijk waarop zijn naam en foto staat afgedrukt naast het woordje ‘statenlos’. „Dat betekent dat ik in Oostenrijk geen bankrekening kon openen en ook niet naar school kon om de taal te leren.”

Duits leerde hij van Frau Hammerl, een oudere dame die zich over hem ontfermde. Als zijn Oostenrijkse asieltermijn binnenkort verloopt, is ook dit document niet meer geldig. Het enige wat hij dan nog heeft, is een pas van de Verenigde Naties die aantoont dat hij Palestijns vluchteling is. Onder zijn naam staan de gegevens van zijn gezin. Achter het kopje ‘adres’ staat Gaza, Rafah-kamp – een vluchtelingenkamp. Ramy bouwde er zijn eigen huis, vier verdiepingen hoog, samen met zijn vader. Hij zag het vier jaar geleden voor het laatst.

Ik wandel soms ’s nachts, om warm te blijven, maar ook omdat ik het gewoon fijn vind

Ramy Salem Mudallal

De apotheek waar Ramy met zijn recept naartoe kan, is 25 minuten lopen. „Ik houd van wandelen”, zegt hij. „Ik doe het soms ’s nachts, om warm te blijven, maar ook omdat ik het gewoon fijn vind.”

Hij beweegt traag maar vastberaden. Als hij een winkel passeert, bekijkt hij zichzelf in de weerspiegeling van de glazen etalage. Uit de achterzak van zijn wijde spijkerbroek steekt de oplader van zijn telefoon. De dekens waaronder hij sliep heeft hij over zijn koffer gedrapeerd. Telkens als hij een stoep af gaat, vallen ze op de grond. Dan zakt hij door zijn knieën en legt hij ze geduldig terug. Zelfs als een van de zwenkwieltjes van zijn koffer afbreekt, geeft Ramy geen krimp. Hij constateert het probleem en loopt verder, de koffer slepend over de grond.

Onderweg naar de apotheek vertelt Ramy dat hij Arabisch, Duits en Engels spreekt, dat hij als tolk zou kunnen werken, dat zijn cv vier pagina’s telt omdat hij sinds 1999 bij allerlei ngo’s werkte. Eerst als vrijwilliger en na zijn studie, finance aan de universiteit van Rafah, betaald.

Hij zegt dat zijn dochter heel blij was toen ze op de ochtend van haar verjaardag, twee maanden geleden, een Disney-taart kreeg die zijn vrouw had kunnen kopen met het geld dat hij stuurde. Als het gaat over hoe goed zijn zoon kan voetballen, begint hij te glimmen.

Ramy onderweg door de straten van Brussel.

Even uitrusten

Met zijn medicijnen op zak gaat hij op zoek naar een café waar hij even kan uitrusten en kan bellen met zijn familie. Zijn vrouw staat als ‘real love’ in zijn telefoon. „Ik houd dit leven alleen vol voor mijn gezin”, zegt hij op het terras. „Mijn zoon verdient het op te groeien in een land waar hij kan studeren en waar hij een goede baan kan vinden. Ik zal pas rusten als dat geregeld is.”

Zijn volgende stop is de Grote Markt, het toeristisch centrum van Brussel, een half uur lopen verderop. Ramy voelt zich veilig onder de mensen. Zijn koffer laat hij achter in Hotel Mozart, waarover hij via via hoorde. Eigenaar Ahmed Ben Abderrahman, een Marokkaanse Amerikaan, vangt er al jaren mensen in nood op.

Ramy kan er die nacht in een achterafkamertje voor het hotelpersoneel terecht, tot een uur of drie. Dan keert een andere migrant terug, die als afwasser werkt. De meeste mannelijke migranten in Brussel hebben die luxe niet. Als Ramy zijn hoofd op een kussen legt, met een dak boven zijn hoofd, liggen anderhalve kilometer verderop, aan de rand van de wijk Molenbeek, veertig Afghanen te kaarten in een geïmproviseerd kampement van plastic zeilen en vochtige dekens. Sommigen bivakkeren er al vier maanden op een brug over het Kanaal van Brussel.

Ramy kan een paar uur in een hotel terecht.

Geen plaats

Het zijn vooral twintigers, oud-militairen die op de vlucht sloegen voor de Taliban. Een van hen, Imram Zargar, is pas zeventien jaar. Hij is nu een maand in het land, blijkt uit zijn bijlage-26-formulier waarboven in hoofdletters ‘NIET-BEGELEIDE MINDERJARIGE’ staat. Zargar krijgt soms sms-berichten van een advocaat waarin staat dat hij geduld moet hebben. Dat er aan zijn zaak gewerkt wordt. Overheidsdienst Fedasil is verplicht asielzoekers na hun registratie bed, bad en brood te geven terwijl ze wachten op de behandeling van hun dossier. De Belgische arbeidsrechtbank legde de dienst dit jaar al ruim vierduizend keer een veroordeling op voor het schenden van die internationale asielregels.

De Afghanen kunnen opvanglocatie Het Klein Kasteeltje vanaf de brug zien liggen, maar telkens krijgen ze te horen dat het er vol zit. De 24-jarige Ehsan Ihsanullah gelooft er niets van. Hij hoorde van migranten die al eens binnen waren dat de helft van de bedden leeg blijft.

In het kampement hangt de zure geur van oud zweet, maar het is er ook gezellig. De mannen spelen spelletjes, laten foto’s zien van hun families. Ihsanullah zondert zich af met een notitieboekje in zijn hand. Hij schrijft in het Engels een pagina vol met ‘story of my life’ erboven. ‘I want to escape to where nobody can ever find me’, staat er halverwege.

Even voor middernacht begint het te regenen. Als de Afghanen zien dat er iemand onbeschermd op straat ligt, aarzelen ze geen moment. Een van hen pakt een blauw zeil en rent ermee naar de zijkant van het kampement. Hij krijgt zo veel hulp dat het in een paar minuten is uitgevouwen en vastgezet als afdak. Niemand zal hier in de regen slapen. „Je bent onze gast”, zegt Ehsan Ihsanullah. „Het is een eer dat je de nacht bij ons wil doorbrengen.”

Hij zorgt ervoor dat de slaapzak droog blijft, het matje recht ligt, en checkt midden in de koude nacht of er nog een extra wollen deken nodig is. „Waar is de menselijkheid gebleven”, vraagt Ihsanullah zich hardop af. „Oekraïense vluchtelingen worden toch ook geholpen? Gelden er voor ons dan andere regels?”

Om half twee ’s nachts wordt het stil op de brug. Af en toe raast er een tram voorbij, of trekt een auto hard op bij het stoplicht. Sommige cafégangers werpen in het holst van de nacht een blik onder het zeil. Daar klinkt gesnurk, en het getik van regendruppels.

In de Humanitaire Hub kunnen migranten een slaapzak of jas krijgen.

De volgende ochtend trekt een gemene wind door het Kanaal van Brussel. Imran Zargar loopt op zwarte teenslippers en heeft een gekleurde sjaal tot aan zijn ogen voor zijn gezicht geslagen. Aan de buitenmuren van Het Klein Kasteeltje verzamelen de mannen zich naast overstromende urinoirs. Daar is het wifi-signaal sterk genoeg. Ze kijken video’s, appen met thuis. Voor hen zit er niets anders op dan weer een dag te wachten in de hoop dat België ergens een opvangplekje voor ze heeft.

Ramy is dan al lang wakker. Hij zegt genoeg te hebben gehad aan die paar uurtjes rust. Hij is om zeven uur drie kilometer buiten Brussel naar de Humanitaire Hub gewandeld, een conglomeraat van ngo’s die aan migranten voedsel en kleding uitdelen en waar gedoucht kan worden. Daar sloot hij aanvankelijk achteraan in de rij op plek nummer 49, maar in ruil voor een sigaret kreeg hij nummer zes te pakken.

Met een bonnetje kan hij om elf uur een slaapzak en een warmere jas krijgen. Daarmee moet het mogelijk zijn om die avond nog eerder onder de betonnen catacomben van het aanmeldcentrum aan de Pachecolaan te gaan liggen, zodat hij zeker weet dat hij op woensdagochtend wél wordt binnengelaten. „Dit zijn goede dagen”, vertelt Ramy aan de ingang van de Hub. „Want ik heb tenminste een doel.”

Die namiddag begint het hard te regenen. Het weerhoudt Ramy er niet van om al vroeg onder de catacomben van het aanmeldcentrum aan de Pachecolaan tegen een muurtje in zijn nieuwe slaapzak te gaan zitten, tussen de andere migranten. De donzen winterjas die hij vandaag scoorde is zo warm dat hij begint te zweten.

Ramy is blij, want hij zit nu veel dichter bij de ingang van het aanmeldcentrum dan de vorige avond. Als hij geregistreerd staat, kan hij Brussel eindelijk verlaten. In Genk heeft hij een kamer gevonden voor 250 euro per maand. Hoe hij dat gaat bekostigen is voor later zorg.

Honderden wachtenden

Het is dinsdagavond. Slagregens teisteren Brussel. Overal aan de Pachecolaan worden de silhouetten van migranten zichtbaar, zestig zijn het er, misschien wel meer. Er zijn er bij die in de regen de slaap proberen te vatten, liggend of gehurkt. Sommigen liggen in plassen water. In het donker huilt een baby. Een Somalische man is het maar op een drinken gaan zetten. Hij staat te tollen op zijn benen en slaakt af en toe een kreet. Jonge kerels uit Gaza lachen hem uit, terwijl ze nippen van hun blikken energiedrank. Ze kunnen het zich niet permitteren in slaap te vallen. Dan zouden ze hun positie vlak voor de ingang van het aanmeldcentrum kunnen verliezen. Ramy waant zich zeker van een plek bij de eerste tweehonderd.

Maar als hij om vier uur wakker wordt, schrikt hij zich rot. Er staan ineens honderden vrouwen en kinderen in de rij, en allemaal hebben ze recht op voorrang. Een dag eerder was het aanmeldcentrum gesloten. Daarom is het nu zo druk. En daar had Ramy even geen rekening mee gehouden.

De deuren van het centrum gaan open. Er wordt geschreeuwd, geduwd. De sfeer is zo grimmig dat er twee politieagenten voor de ingang staan om de orde te handhaven. Weer komt Ramy het aanmeldcentrum niet binnen.

Voor het eerst in 48 uur staat de verslagenheid op zijn gezicht. Hij gaat op een trapje zitten. „Het is niet eerlijk”, zegt hij, terneergeslagen. „Er zijn mannen die na mij kwamen en nu wel een afspraak hebben.” Hij zag hoe een man zich bij een vrouw en kind voegde en deed alsof hij de echtgenoot en vader was. Ramy kan dat niet, zegt hij. Dat is hem te veel toneelspel. „Ik voel me zo slecht. Vanavond ga ik hier dan maar om zes uur liggen. Wat moet ik anders?”

De volgende ochtend stuurt hij een spraakbericht. Zijn slaapzak is gestolen, toch klinkt er euforie in zijn stem. „Bro, ik ben binnen”, roept hij. „Ik ben ein-de-lijk binnen.”

Ramy Mudallal kan zich laten registreren als vluchteling in België. Maar daarmee heeft hij nog geen enkele garantie op een verblijfsvergunning.

Fotografie Tessa Kraan