In ‘De Jacht’ van NITE is de jager evengoed een prooi

Recensie In ‘De Jacht’ van NITE en Slagwerk Den Haag ligt niet vast wie jager of prooi is, en wat park dan wel vrije natuur is. Dat roept vragen op over het vanzelfsprekende onderscheid.

De Jacht, door NITE en Slagwerk Den Haag. Met vanaf links: Olaf Ait Tami, Bram van der Heijden, Nimuë Walraven, Bien De Moor, Sarah Janneh.
De Jacht, door NITE en Slagwerk Den Haag. Met vanaf links: Olaf Ait Tami, Bram van der Heijden, Nimuë Walraven, Bien De Moor, Sarah Janneh. Foto Halie

Het aardigste van de voorstelling De Jacht door het Gronings NITE en Slagwerk Den Haag zijn de overgangen tussen de scènes. De Jacht is opgebouwd uit tientallen op zichzelf staande, korte scènes, gespeeld door vijf acteurs, die in de overgangen zonder aankondiging van rol wisselen. Wie bijvoorbeeld het ene moment een jager is die de anderen als honden behandelt en commandeert dat ze moeten gaan zitten, wordt plots zelf als hond toegesproken, door een hond die in een jager is veranderd.

Die voortdurende persoons- en situatiewisselingen, van mens/dier of jager/prooi en terug, geven de voorstelling zijn dynamiek. Alles op het toneel verandert voortdurend van karakter, niets blijft wat het was. Dat wordt enigszins voorspelbaar op den duur, maar het absurdistisch effect raakt nooit helemaal uitgewerkt.

Voor De Jacht bedacht de Chileense gastregisseur Manuela Infante een arena, omhuld door verrijdbare wandjes en aan de achterzijde twee torens voor slagwerkers. In de lucht hangen rails waaraan geweren voorbij schuiven. Die zijn voor de jagers (de jagers die ook prooien zijn). De arena functioneert als bos, als wilde natuur, die in dit concept plots een afgesloten park met muren en regels kan zijn, al naar gelang de scène en de grillen van de spelers.

Infante lijkt de bedoeling te hebben de theaterbezoeker te laten nadenken over wat natuur is en wat wild, en over wat menselijk is en wat dierlijk. Maar de potpourri van wisselende perspectieven, met quasi-filosofische en ronkende teksten, al dan niet satirisch, mist zijn doel bij gebrek aan originele of prikkelende gedachtes.

Veel van de scènes struikelen over hun poging humoristisch te zijn. De uitwerking is vaak kluchtig. Het is op zijn hoogst semi-grappig als iemand zegt: „Ik ben een eerlijk roofdier” of „Een wolf is alleen een wolf in relatie tot zijn honger”. In het eerste half uur jongleren de acteurs bovendien met accenten, en dan wordt het vertoonde tenenkrommend.

Zodoende is De Jacht een zoveelste geval van uit de rails vliegend regisseurstoneel, ten koste van een getalenteerde cast. Sarah Janneh showt haar kunnen in een gave scène waarin ze een bange vrouw terroriseert en maant tot schieten op mensen. De treitertoon waarop ze zegt „Of durf je niet omdat je zo’n klein knap meisje bent?” klinkt echt griezelig. En Bien de Moor leeft zich mooi uit als de grootmoeder uit Roodkapje, die ondanks teksten als „Als je een wolf ziet, zie je geen wolf” nog intrigeert.

Er zijn lichtpuntjes, maar een handvol gelukte scènes: dat is wel erg mager voor een avondvullende voorstelling.