In 17de-eeuwse tekeningen leerde je een ‘kakker’ of een ooievaar vakkundig neer te zetten

Recensie

Beeldende kunst

Tekenkunst Ruim zeventig tekeningen uit de Amerikaanse Peck-collectie illustreren in het Rembrandthuis hoe 17de-eeuwse Nederlandse schilders hun indrukken en ideeën vastlegden.

Rembrandt (circa 1650), een zittende man die zijn handen warmt aan een vuur.
Rembrandt (circa 1650), een zittende man die zijn handen warmt aan een vuur.

The Peck Collection / Rembrandthuis

Tekeningen vormden het kapitaal van de zeventiende-eeuwse schilder. Uitgewerkte, soms gekleurde bladen konden worden verkocht aan verzamelaars. Maar vooral ook bouwde een kunstenaar door het maken van tekeningen een reservoir op van indrukken, figuren, motieven of landschappen. Ze werden bewaard in het atelier om vroeg of laat te worden gebruikt in geschilderde composities. En tekeningen dienden natuurlijk ook om te leren en te oefenen.

Moderne tekeningencollecties weerspiegelen vaak die verschillende functies. Dat geldt zeker voor de verzameling van Nederlandse en Vlaamse tekeningen die het Amerikaanse echtpaar Sheldon en Leena Peck in 2016 schonk aan het Ackland Art Museum in de Amerikaanse staat North Carolina. Het Rembrandthuis toont een mooie selectie van ruim zeventig bladen, waaronder werken van Jacob van Ruisdael en Jan van Goyen en vier door Rembrandt.

Thematische secties illustreren de uiteenlopende typen en genres. Bij de landschappen zijn weergaven van losse bomen, maar ook gedetailleerd bestudeerde gezichten op herkenbare plaatsen. Esaias van de Velde tekende een heuvelig rivierlandschap in bruine inkt, met een schaapherder en links op de voorgrond een hurkend mannetje dat aansluit bij een lange traditie van ‘kakkers’ in de Nederlandse prent- en tekenkunst. Meesterlijk is een door Rembrandt vlot met de rietpen uitgevoerd gezicht op een waterpartij met twee boten, tegen de achtergrond van tegelijk wazig en trefzeker met het penseel neergezette bomen en gebouwen aan de horizon.

Om de menselijke anatomie onder de knie te krijgen, maakten schilders naaktstudies. Een dergelijk blad met een goeddeels naakt, rechtopstaand mannelijk model, door Rembrandt-leerling Samuel van Hoogstraten leidt tot speculaties over de plaats waar de tekening is gemaakt (in het atelier in Rembrandts huis dat nu het museum is?) en de identiteit van de poserende jongeman die misschien een medeleerling was (Barent Fabritius?). Een originele, onverwachte scène is vastgelegd door Cornelis Saftleven, die een hoog standpunt innam om een stel duiven op een schoorsteen te tekenen, en verderop een nest ooievaars op het dak van een kerkgebouw.

De handtekening van Jacques

Onnadrukkelijk gepresenteerd, maar minstens zo interessant en door Robert Fucci uitvoerig beschreven in de catalogus, zijn onderwerpen die de kunst zelf thematiseren. Jan de Bisschop, bijvoorbeeld, tekende een antieke krijgsman op een steigerend paard, met opvallende lichtdonkereffecten: de tekening is gemaakt naar een bronzen beeldje door de renaissance-beeldhouwer Willem van Tetrode.

Jacques de Gheyn II (circa 1605-10), jongeman schrijvend aan een tafel (de zoon van de kunstenaar).
The Peck Collection / Rembrandthuis

Jacques de Gheyn II portretteerde zijn zoon die ook Jacques heette en ook kunstenaar werd. De jongen zit peinzend te kijken naar zijn tekenblad, dat nog zo goed als leeg is. Het is verleidelijk om de opmerkingen die Constantijn Huygens maakte over de getalenteerde, maar ‘luie en verwende’ Jacques junior te verbinden met het feit dat hij het lege blad wel alvast van zijn signatuur heeft voorzien.

Een levendige mannenkop met een muts voorzien van zwierige pluimen, is door Jacob Matham paradoxaal geplaatst op het voetstuk van een borstbeeld. De tekenaar lijkt hiermee de zeventiende-eeuwse opvatting te willen ontkrachten dat de kunstenaar die te veel studie maakt naar antieke beelden, de stijfheid van het marmer in zijn vingers krijgt.