Niet alleen is Kamala Harris er „zonder twijfel klaar voor” om de Verenigde Staten te dienen als president, zei ze in een recent interview met The Wall Street Journal. Iedereen die haar aan het werk ziet, raakt „volledig bewust van mijn vermogen om te leiden”. Haar uitspraken doelen op twee kwetsbaarheden van de Amerikaanse vicepresident: veel kiezers twijfelen wél aan Harris’ capaciteiten en ze is in haar huidige rol zo weinig zichtbaar geweest dat haar leiderschapskwaliteiten maar tot een beperkt publiek doordringen.
Nu president Joe Biden (81) genoeg gedelegeerden heeft om formeel gekroond te worden tot Democratische presidentskandidaat voor de verkiezingen van november, gaat veel aandacht uit naar Harris (59). Zij is als vanzelfsprekend weer zijn running mate. Als eerste vrouw, een vrouw van Jamaicaans-Indiase afkomst bovendien, die vicepresident is, staat ze sowieso meer in de belangstelling dan veel van haar voorgangers.
Al sinds haar aantreden is ze doelwit van rechtse media. De veronderstelling dat zij haar baan alleen te danken heeft aan haar kleur en haar geslacht is nooit ver weg. Mede omdat Biden tijdens de voorverkiezingen in 2020 expliciet een vrouw als nummer twee beloofde, krijgt zij het verwijt een token te zijn: gekozen vanwege de diversiteit die zij brengt, niet de kwaliteiten die zij heeft. Harris was eerder senator en procureur-generaal van Californië.
Lees ook Met Harris als vicepresident eist divers Amerika een plek op aan tafel
Schrikbeeld
Republikeinen gebruiken Harris in hun campagne als schrikbeeld. Wie op Biden stemt, kiest eigenlijk voor haar, zeggen ze. Nikki Haley, die een week geleden uit de Republikeinse race stapte, heeft geen steun uitgesproken voor Donald Trump, maar wel herhaaldelijk benadrukt: „Ik wil geen president Kamala Harris.”
Daarmee haken Republikeinen aan op en versterken ze Harris’ slechte reputatie. Zij is nog nipt minder populair dan de historisch impopulaire Biden. Veel Amerikanen hebben weinig idee van wie zij is en wat zij doet. Als ze een mening over haar hebben, is die meestal negatief.
Veel Amerikanen hebben weinig idee van wie Harris is en wat zij doet. Als ze een mening over haar hebben, is die meestal negatief
Met uitzondering van Dick Cheney, van wie gezegd werd dat hij bepalender was dan George W. Bush, is vicepresidenten altijd onzichtbaarheid verweten. Het is een ondankbare positie zonder vastomlijnde taken, ten dienste en in de schaduw van de president. Al heeft Harris de belangrijke rol als voorzitter van de Senaat en doorslaggevende stem daar.
De beleidskwesties die zij, zonder enige diplomatieke ervaring, in eerste instantie toegeschoven kreeg, maakte succes wel erg onwaarschijnlijk: de situatie aan de zuidgrens en de relatie met landen in Midden-Amerika. Ze had moeizame media-optredens en onvrede onder haar medewerkers lekte uit. In een boek over de eerste twee jaar van Bidens presidentschap noteert de schrijver, Franklin Foer, dat Harris verlamt leek door „begrijpelijke onzekerheid”. Zij kende Biden, tegen wie zij het had opgenomen voor de Democratische nominatie in 2020, nauwelijks. Bovendien wilde ze zich niet richten op ‘doelgroepenbeleid’ en vreesde ze dat haar vergissingen en falen zouden worden gezien als dat van zwarte vrouwen in het algemeen.
Respect
Binnen het Witte Huis en het campagneteam wordt er nu hard aan gewerkt haar reputatie te verbeteren. De laatste weken is Harris volop op campagne, vooral rond het thema abortus. Ook spreekt zij zich regelmatig kritisch uit over het menselijk leed in Gaza en roept ze op tot een staakt-het-vuren op een manier die Biden zich niet permitteert. Zij wordt ingezet om vrouwen, jongeren en minderheden te motiveren om te gaan stemmen. Ook leidt zij gesprekken met prominente partijgenoten en donateurs over de herverkiezingscampagne.
Lees ook Afro-Amerikanen kiezen niet meer als vanzelf voor Biden
Vicepresident Kamala Harris applaudisseert voor president Joe Biden tijdens zijn ‘State of the Union’-rede tegenover het Amerikaanse Congres, afgelopen donderdag. Foto Andrew Harnik / AP
Onder Democraten zijn wel stemmen opgegaan om Harris te vervangen of zelfs voorverkiezingen te houden voor de vicepresident, maar Biden lijkt nooit over haar getwijfeld te hebben. Bij herverkiezing wisselen van nummer twee gebeurt sowieso bijna nooit, voor het laatst in 1944. Biden, die zichzelf als vicepresident van Barack Obama regelmatig miskend voelde, wil haar met meer respect behandelen. In het spotje waarmee hij zijn herverkiezingscampagne lanceerde, kwam zij zeker zoveel voor als hijzelf. In het onwaarschijnlijke scenario dat hij zich nog voor november zou terugtrekken, wordt verondersteld dat hij haar zal steunen als zijn opvolger.
De vraag is of de herpositionering van Harris op tijd komt en aanslaat bij kiezers. Zeker is dat zij de komende maanden veel in beeld zal zijn en zeker zoveel campagne voert als Biden. Dan zal echt blijken of zij voor hem een toegevoegde waarde met presidentiële allure is, of een blok aan het stramme been.
Met tekeningen in de hand dartelen om drie uur ’s middags groepjes kleuters naar buiten bij de Zarokistan-school in Kayapinar, een buitenwijk met veel hoogbouw in de overwegend Koerdische stad Diyarbakir. Zelf beseffen ze het vermoedelijk nauwelijks, maar ze horen tot een bevoorrechte groep van 170 Koerdische kinderen die in dit stadsdeel met zijn 430.000 inwoners onderwijs in hun moedertaal krijgen op een gemeentelijke school. Veel ouders willen dat, maar de mogelijkheden daartoe zijn nog beperkt.
Voor het met vlinders versierde gebouwtje staan ouders klaar om hun kinderen op te vangen. Een van hen is de 39-jarige Eser, een bebaarde advocaat in een smetteloos wit shirt, die niet met zijn achternaam in NRC wil. „Ik vind het belangrijk dat mijn dochtertje alvast wat Koerdisch spreekt voor ze op een Turkse basisschool terechtkomt”, zegt hij, terwijl hij het roze schooltasje van zijn dochter omklemt. „Voor mij is dat ook een emotionele kwestie. Voor ons voortbestaan als Koerdische natie is dat van existentieel belang.”
De slag om het kinderbrein tussen de Turkse autoriteiten en de vijftien tot twintig miljoen Turkse Koerden begint al vroeg. De Turken, die het laatste woord in deze kwestie hebben, zien onderwijs in het Koerdisch juist als een bedreiging voor de eenheid van de natie. Daarom leggen ze er al sinds jaar en dag vergaande beperkingen aan op. Tot begin jaren negentig van de vorige eeuw gold er zelfs een uitdrukkelijk verbod voor Koerden om in hun eigen taal met elkaar te spreken, laat staan dat er onderwijs in kon worden gegeven. Kinderen die op school Koerdisch spraken, konden vaak op een aframmeling rekenen.
Twee uur per week
Sindsdien zijn de regels enigszins versoepeld. Scholieren van boven de tien jaar oud mogen sinds 2002 twee uur per week Koerdisch hebben. Althans op papier, want in de praktijk werpen de Turkse autoriteiten meestal allerlei obstakels op, zodat de meeste Koerdische kinderen ook daarvan verstoken blijven. Ook is er een handvol universiteiten, waaronder de Dicle-universiteit in Diyarbakir, waar Koerdisch mag worden gedoceerd. Niet in een Koerdisch centrum maar in een Centrum voor Levende Talen. De voertaal op scholen en universiteiten is overal Turks.
Het is een revolutie en ik ben niet bang daaraan mee te doen
In de jaren met gewelddadige confrontaties tussen de Koerdische Arbeiderspartij PKK en het Turkse leger was er vaak nog minder mogelijk. Zo ging na de verwoestende gevechten van 2015-2016 tussen de PKK en het Turks leger in de oude binnenstad van Diyarbakir en andere Koerdische steden ook de Koerdische kleuterschool Zarokistan dicht. „Ik werd zelfs gearresteerd”, vertelt kleuterleidster Medya Yerlikoya (33) verontwaardigd. „Bij mijn verhoor vroegen ze me waarom ik Koerdisch onderwijs aan de kinderen had gegeven.”
Net als andere stafleden werd ze ontslagen en zocht ze haar toevlucht op een particulier kinderdagverblijf. Vorig jaar, na de overwinning bij de gemeentelijke verkiezingen van de Koerdische DEM-partij, die vaak wordt gezien als de politieke arm van de PKK, kon Zarokistan haar deuren echter heropenen. Ook Yerlikoya keerde terug. „Ik vind het belangrijk onze moedertaal aan de kinderen mee te geven”, zegt ze strijdlustig in een van de vrolijke leslokalen. „Het is een revolutie en ik ben niet bang daaraan mee te doen.”
Lees ook
Koerden snakken naar einde aan Turkse repressie na opheffingsbesluit van PKK: ‘De Turken hebben ons nooit als volwaardige mensen beschouwd’
Het vergt moed je zo openlijk in te zetten voor het Koerdisch, ook voor ambtenaren. „Er leeft nog steeds angst dat de Turkse regering onze gekozen burgemeester weer uit zijn functie zet, zoals ze vaker heeft gedaan, en een kayum [een aan de regering-Erdogan loyale zetbaas] aanstelt”, zegt een gemeentelijke ambtenaar, die anoniem wil blijven. „Dan zouden we allerlei projecten ter bevordering van het Koerdisch, op scholen of in theaters, voor niks hebben opgezet. Bovendien riskeer je dan je baan en kun je in financiële problemen raken.”
Koerdische borden
De ambtenaar vertelt hoe zij en haar collega’s in het moderne gemeentehuis al een flinke slag met het kantoor van de ook nog altijd aanwezige Turkse gouverneur moesten leveren, om op trottoirs borden voor voetgangers met niet louter Turkse maar ook Koerdische aanduidingen te mogen plaatsen. Ook kreeg de gemeente onlangs vanuit Ankara te horen dat wegens ‘noodzakelijke bezuinigingen’ allerlei subsidies voor Koerdische culturele activiteiten moesten sneuvelen.
Nog maar een op de vijf Koerdische kinderen onder de elf spreekt vloeiend Koerdisch
Veel Koerden in Turkije hopen dat er door de recente ontspanning tussen PKK en regering eindelijk weer meer ruimte komt voor het gebruik van hun taal. Tot dusverre heeft de regering van president Erdogan echter nauwelijks concessies op dit terrein gedaan. De PKK kondigde in mei aan dat ze zichzelf opheft en een einde maakt aan de gewapende strijd. Afgelopen vrijdag verbrandden de eerste PKK-strijders hun wapens in Noord-Irak, terwijl enige Turkse functionarissen toekeken.
Zelfs als het Koerdisch meer ruimte krijgt, zal het niet makkelijk zijn de neergang van die taal om te buigen. „Uit recent onderzoek bleek dat maar 9 procent van de ouders thuis Kurmanji [het voornaamste Koerdische dialect in Turkije] met hun kinderen spreekt”, zegt Reha Ruhavioglu, directeur van het Kurdish Studies Center, een ngo in Diyarbakir die politiek en sociaal onderzoek naar de Koerden doet.
Er is ook een groot tekort aan docenten Koerdisch. De Turkse minister van Onderwijs Yusuf Tekin maakte in het voorjaar van 2024 bijvoorbeeld de aanstelling van 20.000 nieuwe leraren bekend. Slechts tien van hen waren docenten Koerdisch. „Ik ken ook veel leraren Koerdisch die uiteindelijk bij gebrek aan werk maar een ander vak zijn gaan doceren”, zegt een Koerdische leraar in Diyarbakir die anoniem wil blijven.
„Als deze trends zich voortzetten, staan we er beroerd voor”, zegt Ruhavioglu. „Zelf geloof ik dat wanneer je geen Koerdisch spreekt, je identiteit verdwijnt. Als het erop aankomt, is onze taal het enige dat ons echt van de Turken onderscheidt.”
Generaties Turkse Koerden zijn vooral in de steden opgegroeid met het Turks, dat ze eerst op school en later op hun werk met collega’s spraken. Voor vaktaal, vooral in technische vakken, zijn ze eigenlijk alleen vertrouwd met Turkse uitdrukkingen. Ook via sociale media onderhouden ze zich hoofdzakelijk in het Turks met elkaar. Veel Koerden die wel Koerdisch spreken, kunnen er zich op papier nauwelijks in uitdrukken.
Van terrorisme beschuldigd
„Je moet ook niet uitvlakken dat veel mensen nog altijd een zekere angst hebben om Koerdisch in het openbaar te spreken en al helemaal om erin te schrijven”, zegt Murat Bayram, hoofdredacteur van de Botan Times, een van de weinige Koerdische websites. „Als je in het Koerdisch schrijft, ben je al gauw een terrorist in Turkse ogen.” Ook in het afgelopen decennium is er nog een handvol Koerden gedood wegens het spreken van hun moedertaal. Anderen raakten gewond.
De gedwongen assimilatie strekte zich zelfs uit tot namen. Bayram (35) legt uit dat hij in het Koerdisch Mirad heet in plaats van Murat, zoals de Turken hem registreerden. Zijn achternaam is eigenlijk niet Bayram maar Gundikî.
Ook Koerdische plaatsnamen werden verturkst. De Koerdische filmmaker Aram Dildar maakte hierover in 2022 de korte film Het adres. Daarin gaat een nieuw benoemde onderwijzer in het Koerdische zuidoosten van Turkije op zoek naar Yesilkö, de onvindbare, want herdoopte, plaats van zijn school. Niemand kan hem zeggen waar dat is.
Een probleem voor de Turkse Koerden is bovendien dat ze niet allemaal hetzelfde dialect spreken. Kurmanji wordt veruit het meest gesproken maar daarnaast is er ook nog het Zazaki, dat door een minderheid wordt gebruikt.
Vooral bij jongeren gaat de kennis van het Koerdisch snel achteruit. Uit een ander onderzoek, begin dit jaar uitgevoerd door het bureau SAMER, bleek dat nog maar een op de vijf Koerdische kinderen onder de elf jaar vloeiend Koerdisch spreekt. Velen spreken dat ook thuis niet meer.
Verwijten van dochter
Sommige jongeren storen zich daar aan. Vahap Coskun, een Koerdische hoogleraar constitutioneel recht aan Dicle-universiteit, vertelt dat zijn dochter die geneeskunde studeert onlangs een oudere vrouw moest behandelen die alleen Koerdisch sprak. Dat ging zijn dochter niet best af. Coskun: „Naderhand verweet ze mij: waarom heb je me niet beter Koerdisch geleerd? Toen geneerde ik me wel.”
Juist in de steden, ook in Istanbul, Ankara en Izmir, zijn er veelal hoger opgeleide jongeren die zich sterker bewust worden van hun Koerdische identiteit. Daarom wensen ze de taal beter onder de knie te krijgen, niet zelden als een reactie op Turkse repressie of discriminatie die ze hebben ondervonden.
Maar volgens Bayram vormen zulke jongeren en de kleine groepjes leerlingen bij de Zarokistan-school – evenals dure, particuliere kinderdagverblijven en universitaire Koerdische instituten – niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.
Als je in het Koerdisch schrijft, ben je al gauw een terrorist in Turkse ogen
Ook de media zijn voor het overgrote deel Turks. Van de 477 televisiekanalen in Turkije, is er slechts een Koerdisch, legt Bayram uit. En die is dan nog in handen van de overheid, die het voor eigen propaganda benut. Een stad als Diyarbakir (met circa twee miljoen inwoners) telt elf dagbladen en niet één daarvan is Koerdisch. Ook financieel staan Koerdische media op achterstand: weinig bedrijven durven bij hen advertenties te plaatsen uit vrees voor moeilijkheden met de overheid.
Helemaal uitzichtloos is de situatie desondanks niet, zegt Bayram, wiens organisatie ook Koerdische schoolboeken (voor zelfstudie) uitgeeft en Koerdische journalisten opleidt. Hij herinnert eraan dat een jaar of twaalf geleden volop Koerdische publicaties waren toegestaan, zelfs kranten en tv-stations, omdat Erdogan toen de teugels tijdelijk had laten vieren. „Als er weer een sterke, charismatische Turkse leider is die dat wil, kan het Koerdisch weer snel terrein winnen.”
Hoogleraar Coskun ziet de toekomst van het Koerdisch in Turkije echter somber in, zij het niet voor de regio als geheel. In Irak, Syrië en Iran staan de verschillende varianten van het Koerdisch, dat enigszins op het Perzisch lijkt, er beter voor en is onderwijs in het Koerdisch wel toegestaan.
Coskun verwacht bovendien dat de Koerdische identiteit ook in Turkije niet snel verdwijnt. „Kijk naar de Schotten. Die spreken Engels maar hebben wel degelijk een eigen identiteit. Je kunt ook je identiteit uitdrukken via de kunst of zelfs via sport, bijvoorbeeld als supporter van voetbalclub Amedspor.” [Amed is de Koerdische naam voor Diyarbakir.]
Gretig proberen ook Koerdische schrijvers steeds een stapje verder te gaan. Trots vertelt Omer Fidan, co-voorzitter van PEN Kurd, een afdeling van de internationale schrijversbond, over een conferentie van Koerdische schrijvers en andere intellectuelen in Diyarbakir, met deelnemers uit onder meer Irak en Iran. „De Koerden kunnen niet leven zonder dat ze zich ook cultureel kunnen uiten”, zegt Fidan.
Daarnaast komen Koerdische schrijvers sinds een paar maanden wekelijks bijeen in het Huis van de Literatuur om Koerdische boeken en films te bespreken. Het is gevestigd in een oud huis in de historische binnenstad van Diyarbakir, gebouwd met de typische zwarte basaltsteen waaruit ook de indrukwekkende stadsmuren van Diyarbakir zijn opgetrokken.
Een van de mede-oprichters is Mehmet Dicle (48), die al verscheidene Koerdische romans op zijn naam heeft staan. Zonder slag of stoot ging dat niet altijd. „Bij mijn laatste roman, Berfa Sor [Rode Sneeuw], voerden de Turkse autoriteiten eerst onderzoek uit”, vertelt hij bij een glaasje thee op de schaduwrijke binnenplaats. „Ik zou een PKK-aanhanger zijn. Het doet er vaak helemaal niet toe wat je in werkelijkheid denkt, ze beschuldigen je gewoon hoe dan ook.” En hoe liep dit af? Dicle lacht en toont tevreden een gedrukt exemplaar van zijn boek.
Tientallen mensen blokkeren een brede straat voor de rechtenfaculteit van de Universiteit van Belgrado in de Servische hoofdstad. Een vrouw van in de zeventig houdt een spandoek omhoog. „Stop de repressie. Laat alle arrestanten vrij!” staat er in grote letters opgeschreven. Kinderen blazen zeepbellen in de zondagavondzon. Een witte poedel rent blaffend rond. Twee jongens, rechtenstudenten, plaatsen opklapbankjes midden op de weg.
Dit is slechts een van de pop-up blokkades van de studentenbeweging in Belgrado en in veel andere Servische steden. Het is al dagen chaos in de stad. Diverse keren per dag blokkeren studenten en burgers straten en kruispunten met vuilnisbakken en meubels. Soms voor een paar uur, soms een hele nacht. Toeterende automobilisten proberen tevergeefs naar hun werk te komen. Oproerpolitie probeert de orde te bewaren – met een waarschuwing of, steeds vaker, door mensen te arresteren.
Na acht maanden van vreedzame protesten tegen corruptie en vermeend wanbestuur van de regerende Servische Progressieve Partij (SNS), veranderen de studenten nu van tactiek. De protestbeweging, ontstaan na het instorten van een stationsluifel in Novi Sad waarbij zestien mensen omkwamen, eist vervroegde parlementsverkiezingen om de huidige regering te vervangen. Ze willen een premier die minder afhankelijk is van president Aleksandar Vucic. Die weigert gehoor te geven aan deze eis. En dus roepen de studenten op tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Het gevolg: repressie en staatsgeweld.
„Studenten worden bruut mishandeld door de politie”, zegt Aleks, een vierdejaars rechtenstudente die anoniem wil blijven uit angst voor de staatsveiligheidsdiensten. Ze staat voor haar faculteit. In haar rugtas – een pet met kogelwerend metaal en EHBO-spullen.
Protest tegen politiegeweld bij de rechtenfaculteit van de Universiteit van Belgrado.
Foto Spasa Dakic/ANP
Lees ook
Lees ook deze reportage uit Belgrado van begin dit jaar
‘Buitensporig geweld’
Een paar dagen geleden bestormden agenten Aleks’ faculteit. „Die varkens kwamen in volledige uitrusting, met wapenstokken, balaclava’s en metalen schilden. Waar heb je in godsnaam zo’n schild voor nodig? We doen niets. Het is een heksenjacht”, aldus Aleks.
Amnesty International spreekt over „grootschalige arrestaties” en „meldingen van buitensporig of onwettig geweld tegen de studentendemonstranten”. Honderden studenten, onder wie middelbare scholieren, en andere demonstranten zijn in de afgelopen weken aangehouden, aldus de mensenrechtenorganisatie. Velen zijn alweer vrijgelaten.
Politie arresteert een demonstrant tijdens een protest in Belgrado tegen de regering.
Foto Marko Djurica/Reuters
Agenten grijpen stevig in tijdens een protest in Belgrado tegen de regering.
Foto Zorana Jevtic/Reuters
„Het is een poging om ons bang te maken”, zegt student organisatiewetenschappen Matija Vojnic (20). Op zijn linkerarm heeft hij een flinke schaafwond. Een agent gooide hem tegen een muur aan, „alsof ik een soort crimineel was”. Hij werd vorige week gearresteerd tijdens een blokkade. „Om vijf uur ’s ochtends stormden vier pantserwagens op ons af. Het was afschuwelijk. Ze sloegen het hoofd van een jongen zo hard tegen de politiebus, dat het glas brak. De sirenes, het geschreeuw, het geweld, het blijft me achtervolgen”, zegt hij.
Tien dagen daarvoor was Vojnic door de staatsveiligheidsdienst, BIA, ondervraagd – zonder dagvaarding, zonder advocaat. „Ze wilden weten wat we van plan waren. Veel van mijn vrienden kregen soortgelijke oproepen”, zegt Vojnic, en „andere studenten werden gewoon op straat ontvoerd, in burgerauto’s door politierechercheurs. Niemand wist waar ze waren”.
Vucic’ regime was vooral een ‘spin-dictatuur’ gebaseerd op propaganda en mediacontrole, zegt hoogleraar Jovanovic
Vucic verliest geduld
„Het is pure intimidatie”, zegt hoogleraar rechten Miodrag Jovanovic van de Universiteit van Belgrado. De politie pakt zoveel mogelijk mensen op om haar macht te tonen. Vucic’ regime was tot nu toe vooral een ‘spin-dictatuur’ gebaseerd op propaganda en mediacontrole, zegt de hoogleraar, maar nu schakelt hij over op gecontroleerd geweld. „En dus zien we nu dagelijks inzet van excessief politiegeweld, omdat Vucic zijn geduld verliest.”
Net als veel Serviërs is Vucic de langdurige maatschappelijke ontwrichting door het studentenprotest beu. Bovenal wil hij dat het Servische parlement weer aan het werk kan gaan, zodat de economie weer kan groeien.
„Ravage is de nieuwe status quo”, zegt politicoloog Srdjan Cvijic, op een blokkade in de buitenwijk Zemun. „Studenten eisen verkiezingen, de politie slaat mensen in elkaar.” Hij noemt het politieoptreden „bruut en onnodig”. Het regime heeft niet genoeg politiemensen en daarom worden ook anderen ingezet „met balaclava’s en te veel tattoos om politieagent te zijn. Velen geloven dat het regime haar criminelen politie-uniformen laat aantrekken”. Dezelfde figuren die waarschijnlijk ook opzettelijk het politiegeweld uitlokken.
Een demonstrant probeert te verhinderen dat de politie een vuilcontainer van straat haalt.
Foto Oliver Bunic/AFP
De regering wil vooral laten zien dat ze alles onder controle heeft en niet bang is, zegt Cvijic. Vucic grijpt gewelddadig in om zijn kern van nationalistische, rechtse aanhangers niet te verliezen. Ondertussen zijn steeds meer Serviërs gefrustreerd door de protestbeweging. Ze geloven niet dat Vucic verkiezingen zal afkondigen, en vinden dat de studenten onnodig veel chaos veroorzaken. Mensen willen aan het werk, en niet urenlang in de file staan – en dat zijn echt niet alleen de hardcore SNS-fans die in de tenten voor het parlement kamperen.
Zomervakantie
Ook onder de tegenstanders van Vucic bestaat scepsis over de vraag of verkiezingen de oplossing bieden. Want wie zou het overnemen? Zou die partij echt minder corrupt en incompetent zijn? Ondertussen is het maar de vraag of de studentenbeweging de druk op het regime kan volhouden. De zomervakantie nadert, veel studenten moeten werken om hun studie te bekostigen. Bovendien: politieoptredens zullen snel geen nieuws meer zijn. Het wordt lastig om de kritieke massa vast te houden – iets waar Vucic waarschijnlijk al op rekent.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en de politie willen NRC niet te woord staan. Vucic zei onlangs in een persconferentie dat de politie „rechtmatig en tijdig” ingrijpt om de openbare orde te herstellen. De autoriteiten ontkennen het gebruik van buitensporig geweld.
De studenten laten zich niet intimideren. „We willen niet in angst leven. Ze kunnen ons arresteren of slaan, maar ons zullen ze niet breken”, zegt Vojnic. De beweging komt binnenkort met een eigen kandidatenlijst voor de verkiezingen. Aleks: „Met een parlementaire meerderheid kunnen we dit machtsbeluste regime stoppen en het rechtssysteem herstellen”.
Wegblokkade van demonstranten in Belgrado. Ze eisen vervroegde parlementsverkiezingen en vrijlating van opgepakte demonstranten.
Foto Marko Djurica/Reuters
Lees ook
Lees ook deze reportage over het studentenprotest in Novi Sad
Een ceremoniële trommel en een wandelstok – die objecten bevestigden in 1937 dat de dalai lama, de hoogste geestelijk leider in het Tibetaans boeddhisme, was gereïncarneerd in de destijds tweejarige Lhamo Dhondup. „Van mij”, zei het jongetje toen hij de spullen, die hadden toebehoord aan de vorige dalai lama, voor zich zag. Monniken hadden ze bij wijze van test meegenomen tijdens een bezoek aan zijn dorp Takster.
Dat moment bepaalde de verdere levensloop van Lhamo Dhondup: niet alleen werd hij daarna klaargestoomd voor een leven in het teken van de boeddhistische leer en ingehuldigd met de naam Tenzin Gyatso. Zijn positie als prominente Tibetaan maakte dat hij voor zijn volk ingrijpende beslissingen zou nemen. Zo vluchtte hij in 1959 uit Tibet, te paard over de Himalaya , nadat een volksopstand tegen de Chinese inlijving van Tibet was mislukt. Vele volgelingen gingen hem achterna. De dalai lama verblijft sindsdien in India; verspreid over dat land zijn meerdere exclaves voor de Tibetaanse gemeenschap.
Zondag wordt hij negentig; zijn verjaardag is al de hele week gemarkeerd met evenementen en ceremonies in het Noord-Indiase Dharamsala, waar zowel de Tibetaanse boeddhisten als politici hun hoofdkwartieren konden vestigen. Daar hoorden zijn volgelingen afgelopen woensdag een verlossende boodschap: de veertiende dalai lama maakte bekend dat na zijn dood een nieuwe reïncarnatie te wachten staat. Er komt dus een volgende hoogste spirituele leider van het Tibetaanse boeddhisme.
Zo’n bevestiging van de wedergeboorte is van groot belang – in voorgaande jaren had de dalai lama wel eens gespeculeerd dat hij mogelijk de laatste met die rang zou zijn. In de video die woensdag werd vertoond, bevestigde hij „dat het instituut van de dalai lama zal voortbestaan”. Dat leidde tot applaus en gejuich uit de groep monniken in donkerrode gewaden die zich hadden verzameld in een bibliotheek.
Een speciale non-profitorganisatie is inmiddels opgericht om de boeddhistische tradities te ondersteunen en te zijner tijd de zoektocht naar de opvolger in gang te stellen. Vooralsnog heeft hij geen verdere instructies of geschreven aanwijzingen achtergelaten aan deze nieuwe Gaden Phodrang Trust, liet de leiding van de organisatie weten aan internationale persbureaus.
In de vrije wereld
De uiteindelijke opvolger kan man of vrouw zijn. En, belangrijk: die hoeft niet de Tibetaanse nationaliteit te hebben. De dalai lama stelde eerder al dat zijn reïncarnatie „in de vrije wereld” zou opduiken. Die opmerking raakt precies aan de gespannen speculaties rondom de opvolging. Dat is naast een religieus vraagstuk ook een geopolitiek euvel. Tibet is nog steeds ingelijfd in de Volksrepubliek; China ziet de veertiende dalai lama als een separatist.
Beijing wil zelf de wedergeboorte van de boeddhistische leider aanwijzen, zodat daarmee een eventuele politieke – en bovendien in de hele wereld zeer sympathiek gevonden – tegenstrever kort kan worden gehouden. Maar, zo stelde de huidige veertiende leider: „Niemand anders [dan de stichting] heeft de bevoegdheid om zich met deze kwestie te bemoeien.”
Lees ook
‘De Tibetanen bevinden zich al 75 jaar in de frontlinie tegen China’
De bevestiging van de dalai lama werd opgelucht ontvangen door zijn volgelingen. Zij weten straks welke instantie ze kunnen volgen. Maar het zal China er waarschijnlijk niet van weerhouden zelf een gesanctioneerde wedergeboren kandidaat aan te wijzen. Dan zijn er twee dalai lama’s, zoals ook in 1995 gebeurde bij de opvolgingskwestie rondom panchen lama (de eennahoogste geestelijke). De Tibetaanse kandidaat werd ontvoerd door China; er is sindsdien niets van de destijds 6-jarige jongen vernomen. De door de Tibetaanse stichting aangewezen vijftiende dalai lama zal mogelijk ook gevaar lopen.
Banneling
De historische gebeurtenissen in Tibet maakten dat Tenzin Gyatso zich genoodzaakt zag zijn religieuze positie ook politiek te maken. Hij wierp zich als banneling op voor de Tibetaanse zaak in de wereld. Kan de opvolging dan wel worden overgelaten aan zo’n proces van reïncarnatie, waarvan de uitkomst zich pas na zijn dood en in visioenen en mogelijk lange zoektochten, aan de volgelingen zal openbaren?
Er is bij ons geen twijfel over. (…) Hij zal ons sturen naar wie we nodig hebben
„Reïncarnatie is voor mij een dagelijks gegeven. Het hoort gewoon bij de wereld – het gebeurt en we zijn allemaal gereïncarneerd”, vertelde de monnik Nechung Kudho Dorjee eerder dit jaar in een gesprek met NRC. In een Tibetaans eettentje in de Indiase hoofdstad New Delhi vertelde hij vol genegenheid over de „ondeugende”, „vriendelijke” dalai lama die hij zelf als gevlucht kind had leren kennen in Dharamsala. Dorjee is in de Tsuglagkhang-tempel in Dharamsala meermaals aanwezig geweest bij ceremonies waarin de dalai lama zich uitlaat over zijn visioenen en meditaties. Het zijn momenten die „een diepe indruk op eenieder maken”.
„Er is bij ons geen twijfel over. Zijne Heiligheid doorgrondt de boeddhistische leer als geen ander. Hij zal ons sturen naar wie we nodig hebben.” Meer maakt de monnik zich druk bij de gedachte aan de continue tegenwerking van China. „Ik weet dat de dalai lama graag naar Tibet wil. Daar komt hij vandaan – misschien is het fijn voor hem persoonlijk – maar belangrijker: daar zijn ook veel gelovigen. Dat zijn mensen die verdienen Zijne Heiligheid te ontmoeten, denk je in hoe bijzonder dat voor hen zou zijn. Maar in China kan hij niet blijven.”