Ik zou niet kunnen dienen onder premier Wilders

‘Als de PVV wint”, merk ik kort voor de verkiezingen van 2017 op, „kan ik geen officier blijven. Dan moet ik ontslag nemen.” Mijn opmerking leidt tot discussie onder collega’s. Tot de vraag of ik hiermee de wens van de kiezer, en daarmee de kern van onze democratie, niet schoffeer. Bovendien heeft defensie in een democratie nooit de hoogste macht, is het, zie artikel 97 van de Grondwet, een politiek instrument dat alleen door de regering kan worden ingezet.

Waar ik dat eerste toejuich, zit mijn probleem ten aanzien van bepaalde politieke partijen, juist in dat laatste. Dat het leger gereedschap wordt in handen van mensen die vrijheden waar lang geleden voor gevochten is, niet respecteren.

Met twintig zetels, in 2017, bleef de PVV buiten de regering. In daaropvolgende verkiezingen verloren ze een paar zetels, al was er ook de opkomst van Forum voor Democratie en JA21. Op 22 november van dit jaar grepen rechtse kiezers de macht.

„De kiezer heeft gezegd: we zijn het zat”, straalt Geert Wilders na de overwinning, „de hoop van Nederland is dat de mensen hun land terugkrijgen.” Geruststellend zegt hij een premier voor alle Nederlanders te willen zijn. Hij is bereid om over zijn schaduw heen te stappen. Ondanks die mildere toon in het debat, vormen de standpunten waar hij groot mee geworden is nog steeds het fundament van zijn verkiezingsprogramma.

Op scholen moeten ‘politiek neutrale’ docenten lesgeven over de gouden eeuw. Islamitische scholen moeten verdwijnen. Cultuur en de publieke omroep gaan op de schop en defensie moet vooral de grenzen beveiligen tegen een asieltsunami en vechten tegen de straatterreur van de mocromaffia.

Breekijzer in verkeerde handen

Een programma dat er kortom niet om liegt en ondertussen subtiel de definitie van ‘Nederlander’ inkadert tot mensen die over alleen een Nederlands paspoort beschikken. Waarin opvattingen en oplossingen zijn opgenomen die indruisen tegen het gelijkheidsbeginsel, mensenrechten, de vrijheid van godsdienst en meningsuiting en daarmee tegen de basis van onze rechtsstaat; de Grondwet.

In een democratie beschermt defensie wat ons dierbaar is. Los van eigen geloof en overtuigingen zet zij zich, indien de politiek dit wenst, wereldwijd in voor de vrijheid en veiligheid van alle mensen. Militairen zijn bereid om in opdracht van de politiek te vechten voor de normen en waarden die in onze grondwet vastgelegd zijn.

Natuurlijk is het niet één partij, maar de regering als geheel, die moet besluiten tot inzet van de krijgsmacht. Maar nu de Grondwet langzaam maar zeker op een glijdende schaal komt, creëert dit een lastige kwestie voor elke militair en de legerleiding in het bijzonder. Blijven en hopen dat het meevalt, dat je van binnenuit nog een verschil kunt maken of vertrekken? Opstappen omdat je niet langer kunt garanderen dat de mensen die bescherming nodig hebben, dat ook krijgen? Terugtrekken, omdat het de enige manier is om kiezer en de democratie te respecteren en tegelijkertijd te voorkomen dat je ongemerkt een breekijzer in verkeerde handen wordt?

Niels Roelen is oud-officier van de Koninklijke Landmacht