Na vijftien maanden van voortdurende militaire escalatie en intense bombardementen kwam de aankondiging van een staakt-het-vuren voor de bewoners van de Gazastrook als een sprankje hoop – zij het een klein – na meer dan een jaar van ongekend geweld. Niet alleen kwam er een tijdelijk einde aan het kabaal van artillerie en explosies; het bracht ook de bijna verloren hoop om uit de cyclus van geweld te kunnen stappen. Met daarbij, toch nog, de angst dat de tijdelijke stilte uitmondt in een nieuwe ronde van geweld.
De eerste uren van het staakt-het-vuren lieten in Gaza een mix van emoties zien: vreugde getemperd door angst. Buurten die ooit bruisten van het leven zijn gereduceerd tot ruïnes. Vertrouwde herkenningspunten zijn onduidelijke schaduwen geworden. Toch kwamen de inwoners van Gaza in deze woestenij voorzichtig uit wat er rest van hun huizen en uit geïmproviseerde tenten.
Op plekken die gespaard zijn gebleven van de totale vernietiging kwamen families bijeen om snoep uit te delen en liedjes te zingen, in een zeldzaam moment van collectieve vreugde. Maar op hun gezichten was de angst onmiskenbaar. Vlak voordat het staakt-het-vuren inging hadden Israëlische bezettingstroepen dichtbevolkte buurten aangevallen. Dertien mensen werden gedood, meer dan dertig raakten gewond.
Op de markt van Deir al-Balah was te merken dat de prijzen daalden, wat de inwoners tijdelijk wat respijt bood. Maar toch ontbreken nog steeds veel essentiële goederen vanwege de beperkingen aan het vervoer van allerlei levensbehoeftes. Achter zijn kleine kraampje zei marktkoopman Abdalrahman Selmi: „Kom en koop wat er nog over is… Binnenkort ga ik weer naar het noorden.” Maar terugkeren naar het noorden is niet makkelijk; de beperkingen op verkeer tussen de zuidelijke en noordelijke regio’s blijven nog zeker zeven dagen van kracht.
Overal in de Gazastrook keerden ontheemde families terug naar hun huizen. In Beit Hanoun en Jabalia waren de scènes hartverscheurend: mannen, vrouwen en kinderen liepen door het puin, met de weinige bezittingen die ze hadden weten mee te nemen toen ze vluchtten. Sommigen glimlachten bij het zien van de plek die ze ooit kenden, terwijl anderen niet voorbereid waren op de omvang van de verwoesting.
In Jabalia lagen de straten bezaaid met puin en was de infrastructuur bijna verwoest. Mahmoud keerde terug naar zijn huis in Jabalia en zei: „Ik had wel verwacht dat mijn huis verwoest zou zijn, maar toen ik het zo zag… Het voelde alsof ik een deel van mezelf was kwijtgeraakt. Toch is terugkomen de eerste stap naar heropbouw.”
In Deir al-Balah bereidden andere families zich voor om terug te keren naar Rafah. Met gemengde gevoelens: nostalgie naar waar ze hun thuis hadden, en angst om de verwoesting onder ogen te zien en het leven te hervatten te midden van economische en sociale uitdagingen. De zeventienjarige Ayat Al-Shaer, die met haar familie uit Rafah vluchtte, zei: „Ik wil terug naar Rafah, ook al is het maar puin. Hier voelen we ons vreemden, maar daar… ruikt zelfs het puin naar thuis.”
De inwoners van Gaza weten dat de strijd nog lang niet voorbij is. Veel mensen hopen het bestand een startpunt is voor betere leefomstandigheden, doordat de blokkade wordt versoepeld of door een politieke doorbraak.
Elke hoek van Gaza draagt de littekens van bombardementen. Wegen zijn verwoest, de elektriciteits- en waternetten werken niet. Toch proberen de bewoners hun leven weer op te pakken. Reddingsteams blijven zoeken naar vermisten onder het puin, terwijl bulldozers in sommige gebieden zijn begonnen met het opruimen van puin om hoofdwegen te openen.
Het staakt-het-vuren heeft de inwoners van Gaza de kans gegeven om op adem te komen, maar het heeft het dreigende gevoel niet weggenomen dat de oorlog elk moment kan terugkeren. Want ze realiseren zich: de economische en humanitaire uitdagingen in Gaza vragen om oplossingen die verder gaan dan tijdelijke akkoorden.
Drie vrijgelaten Israëlische gijzelaars en negentig vrijgelaten Palestijnse gevangenen – dat waren de krachtigste tekenen van de eerste dag van het staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas. Zondagmiddag droeg een menigte geüniformeerde strijders van Hamas drie jonge Israëlische vrouwen over aan het Rode Kruis in Gaza- stad. Zodra zij veilig – en „in relatief goede gezondheid” volgens het Rode Kruis – terug waren op Israëlisch grondgebied begon de vrijlating van de Palestijnse gevangenen. In geblindeerde bussen werden zij, vrouwen en kinderen eerst, vanuit de Ofer-gevangenis op de grens van de Westelijke Jordaanoever overgebracht naar Palestijns gebied.
Twee uur en drie kwartier vertraging had zondagochtend op de valreep nog gezorgd voor negentien Palestijnse doden door Israëlische luchtaanvallen. Hamas was er niet in geslaagd de drie namen van de eerste vrij te laten gijzelaars tijdig aan de Israëlische regering over te brengen. Om kwart over tien Nederlandse tijd legden de strijdende partijen de wapens daadwerkelijk neer. Daarna kon een eerste balans worden opgemaakt van een gevechtspauze die over zes weken afloopt.
Verslaggevers op de grens van het Palestijnse gebied zagen dat er geen rookpluimen meer boven Gaza uitstegen, en dat er alleen nog drones in de lucht hingen. Om half elf, een kwartier nadat het bestand was ingegaan, trokken vrachtwagens van hulporganisaties vanuit Egypte via de checkpoints Rafah en Kerem Shalom de Gazastrook binnen. Zeshonderd trucks per dag, dat is de afspraak. Ze brachten voedsel, water en brandstof het afgeknepen Palestijnse gebied binnen. VN-organisatie UNWRA liet zondagochtend weten dat er vierduizend ladingen klaarstaan, waarvan de helft bestaat uit voedsel.
Zodra het staakt-het-vuren inging, trokken grote aantallen ontheemde Palestijnen terug naar hun huizen – die ze vaak verwoest zouden aantreffen. Vanuit Khan Younis in het zuiden gingen ze verder zuidwaarts naar het vrijwel geheel verwoeste Rafah, of naar Gaza stad in het noorden. Met pick-up trucks of paard-en-wagen, op de fiets of lopend trokken ze door de straten. Sommigen kusten de grond voor het oog van de camera, maar de meesten leken vooral verbluft en verslagen door de omvang van de verwoesting.
Dansen en zingen
De eerste reacties in zowel Israël als de Palestijnse gebieden waren positief. In Gaza gingen sommige Palestijnen dansend en zingend de straat op. Onder hen bevonden zich hulpverleners en medisch personeel.
Op onder meer het ‘Gijzelaarsplein’ in Tel Aviv vierden Israëliërs de vrijlating van de eersten van de in totaal 33 gijzelaars die de komende zondagen telkens in kleine groepjes zullen worden overgedragen. Peilingen hadden de laatste dagen laten zien dat een flinke meerderheid van de Israëlische bevolking, variërend van 62 tot 75 procent, enigszins tot zeer tevreden is met het staakt-het-vuren.
In Ramallah op de Westelijke Jordaanoever dromden Palestijnen samen in afwachting van de aankomst van de vrijgelaten gevangenen. De Britse krant The Guardian sprak vooraf met familieleden van de gevangenen in Oost-Jeruzalem en tekende op dat de Israëlische strijdkrachten op zaterdag invallen in hun huizen had gedaan om vlaggen en andere Palestijnse symbolen in beslag te nemen. Hun is verboden om publiekelijk hun vreugde te uiten. Zo zou Israël proberen te voorkomen dat Hamas het staakt-het-vuren uitlegt als een overwinning.
Demonstratie van macht
Als dat inderdaad de bedoeling was, dan is dat mislukt. De gewapende tak van Hamas, in uniformen, met een groene band om hun helmen en gezichtsbedekking, liet zich nadrukkelijk en in groten getale zien bij de vrijlating van de Israëlische gijzelaars. Het was een demonstratie van hun nog altijd aanwezige militaire macht. Een verslaggever van de BBC in Gaza sprak met Hamas-leden en tekende op dat die alleen al het feit dat Israël een overeenkomst heeft moeten sluiten, als een overwinning uitlegden.
„Israël had beloofd Hamas te elimineren, maar nu zaten ze in hetzelfde gebouw als de Hamas-leiders met hen te onderhandelen”, aldus een door de BBC geciteerde hoge functionaris. Hij gaf toe dat de prijs die de bevolking van Gaza heeft betaald, hoog is. „Maar Israël is er niet in geslaagd de wil van het Palestijnse volk te breken, of de mensen uit het land te duwen.” Hij sprak vol trots over de terreuraanval van 7 oktober 2023, toen Hamas-strijders zo’n 1.200 Israëliërs doodden, als de „grootste militaire nederlaag voor Israël”.
In elk geval één Israëlische politieke partij is het eens met de anoniem geciteerde Hamas-strijder. Zondag nam Itamar Ben-Gvir, minister van Nationale Veiligheid, samen met twee collega-ministers van dezelfde ultranationalistische, anti-Arabische partij, ontslag uit het kabinet van premier Netanyahu. Volgens hem is het staakt-het-vuren een overwinning voor Hamas en zouden de „behaalde resultaten van de oorlog” teniet worden gedaan. De coalitie behoudt een kleine meerderheid in het parlement.
Op de laatste dag van zijn presidentschap sprak de Amerikaanse president Biden over de wapenstilstand en de „transformatie” die de oorlog in de regio tot stand had gebracht. Volgens hem is de positie van Hamas, Hezbollah en Iran verzwakt door toedoen van Israël.
Hij prees de „ongekende” samenwerking tussen zijn kabinet en het team van de aankomende president. „Maar voor succes is volharding nodig en voortdurende steun aan onze vrienden in de regio, en geloof in diplomatie die door afschrikking wordt ondersteund.”
Na vijftien maanden van voortdurende militaire escalatie en intense bombardementen kwam de aankondiging van een staakt-het-vuren voor de bewoners van de Gazastrook als een sprankje hoop – zij het een klein – na meer dan een jaar van ongekend geweld. Niet alleen kwam er een tijdelijk einde aan het kabaal van artillerie en explosies; het bracht ook de bijna verloren hoop om uit de cyclus van geweld te kunnen stappen. Met daarbij, toch nog, de angst dat de tijdelijke stilte uitmondt in een nieuwe ronde van geweld.
De eerste uren van het staakt-het-vuren lieten in Gaza een mix van emoties zien: vreugde getemperd door angst. Buurten die ooit bruisten van het leven zijn gereduceerd tot ruïnes. Vertrouwde herkenningspunten zijn onduidelijke schaduwen geworden. Toch kwamen de inwoners van Gaza in deze woestenij voorzichtig uit wat er rest van hun huizen en uit geïmproviseerde tenten.
Op plekken die gespaard zijn gebleven van de totale vernietiging kwamen families bijeen om snoep uit te delen en liedjes te zingen, in een zeldzaam moment van collectieve vreugde. Maar op hun gezichten was de angst onmiskenbaar. Vlak voordat het staakt-het-vuren inging hadden Israëlische bezettingstroepen dichtbevolkte buurten aangevallen. Dertien mensen werden gedood, meer dan dertig raakten gewond.
Op de markt van Deir al-Balah was te merken dat de prijzen daalden, wat de inwoners tijdelijk wat respijt bood. Maar toch ontbreken nog steeds veel essentiële goederen vanwege de beperkingen aan het vervoer van allerlei levensbehoeftes. Achter zijn kleine kraampje zei marktkoopman Abdalrahman Selmi: „Kom en koop wat er nog over is… Binnenkort ga ik weer naar het noorden.” Maar terugkeren naar het noorden is niet makkelijk; de beperkingen op verkeer tussen de zuidelijke en noordelijke regio’s blijven nog zeker zeven dagen van kracht.
Overal in de Gazastrook keerden ontheemde families terug naar hun huizen. In Beit Hanoun en Jabalia waren de scènes hartverscheurend: mannen, vrouwen en kinderen liepen door het puin, met de weinige bezittingen die ze hadden weten mee te nemen toen ze vluchtten. Sommigen glimlachten bij het zien van de plek die ze ooit kenden, terwijl anderen niet voorbereid waren op de omvang van de verwoesting.
In Jabalia lagen de straten bezaaid met puin en was de infrastructuur bijna verwoest. Mahmoud keerde terug naar zijn huis in Jabalia en zei: „Ik had wel verwacht dat mijn huis verwoest zou zijn, maar toen ik het zo zag… Het voelde alsof ik een deel van mezelf was kwijtgeraakt. Toch is terugkomen de eerste stap naar heropbouw.”
In Deir al-Balah bereidden andere families zich voor om terug te keren naar Rafah. Met gemengde gevoelens: nostalgie naar waar ze hun thuis hadden, en angst om de verwoesting onder ogen te zien en het leven te hervatten te midden van economische en sociale uitdagingen. De zeventienjarige Ayat Al-Shaer, die met haar familie uit Rafah vluchtte, zei: „Ik wil terug naar Rafah, ook al is het maar puin. Hier voelen we ons vreemden, maar daar… ruikt zelfs het puin naar thuis.”
De inwoners van Gaza weten dat de strijd nog lang niet voorbij is. Veel mensen hopen het bestand een startpunt is voor betere leefomstandigheden, doordat de blokkade wordt versoepeld of door een politieke doorbraak.
Elke hoek van Gaza draagt de littekens van bombardementen. Wegen zijn verwoest, de elektriciteits- en waternetten werken niet. Toch proberen de bewoners hun leven weer op te pakken. Reddingsteams blijven zoeken naar vermisten onder het puin, terwijl bulldozers in sommige gebieden zijn begonnen met het opruimen van puin om hoofdwegen te openen.
Het staakt-het-vuren heeft de inwoners van Gaza de kans gegeven om op adem te komen, maar het heeft het dreigende gevoel niet weggenomen dat de oorlog elk moment kan terugkeren. Want ze realiseren zich: de economische en humanitaire uitdagingen in Gaza vragen om oplossingen die verder gaan dan tijdelijke akkoorden.
Eerst zien dan geloven. Drie meisjes van 15, die in de Rotterdamse bibliotheek in het centrum achter schoolboeken zitten, vragen zich af of de wapenstilstand tussen Israël en Hamas in de Gazastrook wel zal standhouden. Ze zijn sceptisch. Ze vertrouwen vooral Israël niet, zeggen ze. Ze volgen de ontwikkelingen nauwgezet via social media.
Thuis wordt er veel over gesproken omdat ze moslim zijn, net als de mensen in Gaza. „Dan voelt het meer als familie.” Op school is de oorlog een onderwerp in de lessen, maar lang niet iedereen voelt zich betrokken. „Sommige klasgenoten helemaal niet.”
Of jongeren in Nederland bezig zijn met het geweld in het Midden-Oosten hangt af van aan wie je het vraagt. De laatste, enigszins hoopvolle ontwikkelingen, worden door de ene leerling op de voet gevolgd. En door de ander juist genegeerd. NRC vroeg jongeren en twee docenten, die we ook vlak na 7 oktober 2023 spraken, hoe zij, en hun leerlingen, terugkijken op zestien maanden gruwelijke oorlog.
Milou en Josefien (beiden 15) die een tafel verder huiswerk maken in de Rotterdamse bieb, begrepen de achtergronden van de oorlog beter nadat hun docent die had uitgelegd tijdens het vak politieke besluitvorming. Sindsdien volgen ze het „een beetje”. Over de aanstaande wapenstilstand weten ze nog weinig. „Ik zou er wel meer over willen leren”, zegt Josefien.
Weer een tafel verder werken Teya en Büsra (beiden 15) aan een Engelse presentatie. Teya veert meteen op als de vraag hoort. „Ik ben Palestijns”, zegt ze. Haar ouders komen uit het stadje Safad in het noorden van Israël. Ze vertrokken toen Teya een paar maanden was. Eerst naar Abu Dhabi en sinds vijf jaar woont het gezin met drie dochters in Nederland. Ze hebben familie in Palestina, zegt ze. Andere familieleden zijn uitgewaaierd over Libanon en Syrië.
Thuis wordt er veel over de oorlog gesproken, zegt Teya. „Mijn vader is al sinds het begin van de oorlog boos en heeft ook nu weinig hoop.” Haar moeder is íets optimistischer. „Maar niet veel.”
Op school leerden haar klasgenoten over de situatie in Gaza, waarbij de docent haar vaak als voorbeeld nam. „Ik vond het lastig, maar ik begrijp het ook. Hij vertelt over Palestina en hij heeft iemand uit Palestina in zijn klas. Ik kan vertellen hoe zo iemand zich voelt. Mijn ouders zouden het liefst daar zijn. Maar ze weten ook: daar is het onveilig, hier is het veilig.”
Mijn vader is al sinds het begin van de oorlog boos en heeft ook nu weinig hoop
Vergeten en vergeven
Geschiedenisdocent Ilja van Bilsem van het Montessori College Arnhem heeft de leerlingen van haar 3-mavoklas sinds het nieuws over een mogelijk staakt-het-vuren nog niet in de klas gehad. In de laatste les sprak ze met hen over hoe zij denken dat de situatie opgelost kan worden. De leerlingen zouden niet weten hoe, maar het liefst wilden ze dat er een einde komt aan alle ellende en dat alles „vergeten en vergeven wordt”.
Toen de oorlog in oktober 2023 begon, speelde die voor de meeste leerlingen geen rol in hun dagelijks leven, vertelde Van Bilsem destijds aan NRC. In de maanden die volgden, merkte ze een verandering, vertelt ze nu. Dit schooljaar wisten ze beter wat er aan de hand was in Gaza, ook dat er veel slachtoffers vielen. „Ik zag dat leerlingen meer uitgesproken werden.”
Volgens Van Bilsem kregen de scholieren veel mee via sociale media en het nieuws, dat ze zowel thuis als in de klas volgden. Vooral de beelden hadden impact. „We zagen bombardementen op ziekenhuizen en kinderen die daar lagen. Dat riep veel afschuw op bij de leerlingen.” Ook over de aanslag op 7 oktober heerste onbegrip. „Ze vonden het onvoorstelbaar dat mensen elkaar zulk leed kunnen aandoen.”
Toch blijft de impact beperkt, stelt Van Bilsem. „Ik heb niet het idee dat mijn leerlingen er wakker van liggen. Wat ze zien, wekt vooral verontwaardiging.”
TikTok
Docent burgerschap Jaser Husseini van het ROC Nijmegen stelde in de dagen na 7 oktober 2023 voor om al die filmpjes die zijn studenten de hele dag te zien krijgen op hun telefoon,via laptop en digibord breeduit te tonen in de klas. TikTok op een groot scherm? Dat was wel even wennen voor zijn studenten autotechniek.
In zijn klas zitten zowel Nederlandse studenten als vluchtelingen uit onder meer Syrië en Eritrea, en kinderen met ouders die uit Israël en Gaza komen. Hij hoorde in die eerste dagen al van een leerling over zijn twee neven die in de Gazastrook waren omgekomen bij een Israëlische vergeldingsactie. En later waren er nog meer leerlingen met familieleden of vrienden die bij de oorlog waren betrokken. Hij hoorde ook van een Joodse student die een nichtje had verloren. Allemaal vertelden ze erover in de klas, boos en verdrietig. De spanning die voelbaar was in de samenleving was er ook in zijn klaslokaal. „Maal tien. Want bij een bushokje kijken de mensen elkaar alleen vuil aan, maar in een klas met twintig pubers met hormonen die alle kanten op schieten…”
Een keer kwam Husseini het lokaal binnen en stonden twee studenten met de vuisten recht tegenover elkaar. In tranen. Maar ze vochten níét. Ze waren blijven staan, in vechthouding, tot hij er was. En dat vond de docent bemoedigend. „Ze wílden niet vechten. Ze wilden in gesprek. Anders hadden ze daar niet gestaan. Anders hadden ze zich wel ziek gemeld.”
Maar zijn studenten weten dat Husseini, zelf na 9/11 uit Afghanistan gevlucht voor de Taliban, graag het gesprek met ze aangaat. Hij wil open staan voor de „pijn en het verdriet” van de één, maar ook van de ander. En hij vertelt ze dat ze alleen met elkaar in één klas kunnen zitten als ze van elkaar leren. Als ze zich vrij voelen hun verhaal te vertellen, als ze begrip leren opbrengen voor elkaars standpunten en zich niet laten meeslepen door hun woede.
Wie zijn ze?
Dus liet Husseini zijn studenten in de maanden na 7 oktober 2023 foto’s van hun familie vertonen, op dat grote scherm. „Over wie hebben we het? Wie zijn ze? Wat betekenen ze voor jou?” Hij merkte dat studenten weinig kennis hadden over elkaar. Palestijnse studenten hadden geen idee over de geschiedenis van Joodse studenten. Hoe het voor hen in Nederland was na de Tweede Wereldoorlog, wat de Holocaust inhield. En andersom wisten Joodse studenten niets over de Nakba en hoe het is om al tweede of derde generatie vluchteling te zijn omdat je opa ooit is gevlucht naar Jordanië of Syrië, waar vervolgens óók oorlog is uitgebroken, terwijl je ook nog familie hebt in Gaza, waar je nooit bent geweest.
En hij liet ze dus ook – op groot scherm – elkaars filmpjes zien. Afkomstig van hun tijdlijn op TikTok, waar zijn studenten gemiddeld vijf uur per dag naar kijken. Niet de bloederige filmpjes, maar wel die van Al Jazeera en de Israëlische media die viral gaan en dankzij de algoritmes de hele dag op hun telefoonscherm verschijnen. Op de Palestijnse filmpjes: huilende kinderen, bombardementen, slachtoffers, leed. Op de Israëlische: ook veel leed, van de gijzelaars. En in beide: veel militaire propaganda over Hamas, of over het Israëlische leger. Met de hele klas deden ze bronnenonderzoek. „Wie is de maker? Waarom is het gemaakt? Wat maakt diegene nog meer?”
Leerlingen horen zoveel over oorlog dat het hen bijna niet meer raakt
Ajax-Maccabi
Ilja van Bilsem herinnert zich hoe ze in eerste instantie de gebeurtenissen rondom de wedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv ervoer. „Ik dacht: Is dit een jodenjacht? Wat eng.” Wat haar ook opviel, was hoe haar leerlingen in staat waren de verschillende kanten van het verhaal te zien. „Ze benoemden dat er meer aan de hand was. Dat vond ik knap van ze.” Bijvoorbeeld het incident met de Palestijnse vlag die in Amsterdam door een supporter van Maccabi Tel Aviv van een huis werd getrokken. „Dat hadden ze op het RTL-journaal gezien. Ze vonden dat echt een poging om ruzie te zoeken.”
Na de incidenten rondom die voetbalwedstrijd besprak ze in de klas wat antisemitisme is en waar de grens ligt. „Als je het niet eens bent met wat er in Gaza gebeurt, is dat iets anders dan het organiseren van een soort jodenjacht in Amsterdam. Dat onderscheid begrepen ze goed.”
Het valt Van Bilsem op dat leerlingen in zekere mate gewend lijken te raken aan oorlogen en conflicten. „Ze horen er zoveel over dat het hen bijna niet meer raakt. Dat vind ik schokkend.” Ook de spanningen in Nederland rondom het conflict in Gaza worden door haar leerlingen vooral aanschouwd, zonder dat ze er echt op reageren, zegt ze.
Brandjes blussen
In de klas van Husseini was die reactie er wel, vooral na de onrust rond de wedstrijd Ajax-Maccabi eind vorig jaar in Amsterdam. Toen was de spanning in de klas weer even volop terug. De docent burgerschap werkte die week tachtig uur – „lessen voorbereiden, gesprekken voeren” – om in de klas brandjes te blussen.
De vlammen waren niet overgeslagen vanuit Amsterdam maar vanuit Den Haag, waar de politiek met onder meer uitspraken over het afpakken van de dubbele nationaliteit in zijn ogen de polarisatie aanwakkerde. „Ik heb hier niks mee te maken hoor meester”, zeiden Marokkaans-Nederlandse studenten tegen Husseini. „Ik was niet bij de rellen aanwezig.” „Ik was pizza bezorgen.” „Moest leren voor mijn toets.” Terwijl, hoeveel jongeren deden er bij die rellen in Amsterdam nou werkelijke mee? „Maar blijkbaar voelden Marokkaans-Nederlandse jongeren in het hele land zich aangesproken. Ze zijn angstig om fouten te maken, om anders te zijn. Terwijl, in mijn klassen zit de derde generatie, hè.”
Maar afgelopen week was de sfeer opperbest. Met een wapenstilstand in zicht, een mogelijk vredesbestand tussen Israël en Hamas na zestien maanden oorlog in Gaza, overheerst op de gang en in de klaslokalen – ook onder collega-docenten – een gevoel van blijdschap en opluchting. „Eén student had zoetigheid meegenomen, iets van kinderchocolade, om te zeggen: het is vrede, het is klaar.”