‘Ik probeer gewoon goed te toeteren’

Hoe kwam je tot de keuze voor de studie trombone?

„Vroeger wilde ik eigenlijk de enorme tuba met z’n heerlijke baslijnen spelen. Maar toen ontdekte ik de trombone en die vond ik toch ook wel heel leuk. Ik heb de combinatie gevonden in de bastrombone. De lijnen die de bastrombone vaak heeft, dat randje dat je ermee aan een orkestklank kan geven…

„In mijn eerste jaar trombone aan het conservatorium Den Haag mocht ik bastrombonist worden in het Noord Nederlands Orkest. Toen ben ik overgestapt naar het conservatorium Groningen. Inmiddels ben ik sinds een jaar fulltime bastrombonist in het Radio Filharmonisch Orkest. Bij het NNO val ik nog af en toe in. Daarnaast afstuderen was wel even een dingetje. Je hebt als bastrombonist niet de meeste noten te spelen in een orkest, maar als we spelen, dan is het wel meteen heel belangrijk. Gelukkig versterkten het studeren van orkestpartijen en het studeren voor mijn afstudeerrecital elkaar.”

Wat speelde je op de recital voor je afstuderen?

„Ik heb getwijfeld of ik mijn studie überhaupt nog af moest maken. Maar het blijft handig ‘het papiertje’ te hebben. En aan de theoretische vakken heb ik veel gehad, ook voor mijn grote droom: ik componeer graag. Vroeger schreef ik noten op een papiertje en liep naar mijn ouders: ‘kun je zingen wat hier staat?’ Het duurde niet lang voor ik een muziekprogramma kreeg waarin ik kon componeren én horen hoe het klonk.

„Voor mijn afstudeerrecital heb ik een abstract stuk geschreven voor contrabastrombone en klein ensemble: ‘Contraconcerto’, twaalf minuten, heel fragmentarisch. Ik wilde uitproberen of ik in losse blokjes toch een muzikale flow kon krijgen.

„Oh, was ik dat vergeten te zeggen? Ik speel óók contrabastrombone. Die is nog lager. Dat is geen aparte studie, die doe je er ‘een beetje bij’, maar moderne componisten gebruiken het instrument steeds vaker. Het is een prachtig, zwaar, lomp en moeilijk instrument. Ik ben er zeker nog niet volleerd in. Daarnaast speelde ik ‘Liquid Architecture’ van componist David Biedenbender, en liederen van Hugo Wolf en Charles Ives. Het is niet makkelijk om solistische muziek te vinden die mooi is op bastrombone: je zoekt naar iets heel melodisch. Muziek die even op één of een paar noten blijft hangen, wordt saai op bastrombone.”

Wat maakt jou een bijzondere trombonist?

„Moet ik mezelf nu verkopen? Ik probeer gewoon goed te toeteren. Het is misschien iets van koperblazers om zichzelf niet te serieus te nemen. Je hebt een beetje zelfspot ook nodig. Ik bedoel, we zitten daar een beetje die schuif te heen-en-weren, dat ziet er toch niet uit? Het is hilarisch, als je er over nadenkt. Ik heb een prijs op het Prinses Christina Concours gewonnen, en winnaars daarvan worden gevraagd om schoolconcertjes te spelen. Vragen van basisschoolkinderen zijn eerlijk en grappig: ‘Wat is dat? Een trekfluit?’”


Lees ook

Advies: geen subsidie meer voor de zes belangrijkste ontwikkelingsinstellingen voor klassiek talent, waaronder het Prinses Christina Concours.

Het Nationaal Jeugdorkest repeteert in de grote zaal van het Concertgebouw.

Snij je met je werk actuele thema’s aan?

„Ik vind het een beetje irritant als er zaken aan een concert worden gekoppeld die niet muzikaal zijn. Voor mij brengt muziek zelf de emotie over, niet een thema.”

Er dreigen bezuinigingen bij klassieke muziek. Hoe kijk je naar de toekomst en wat geeft je hoop?

„Het heden stemt natuurlijk niet echt positief over de klassieke muziek, maar ik ben breed inzetbaar. Ik ben ook redelijk behendig op tuba, en ik overweeg een master compositie. Over mezelf maak ik me niet zo’n zorgen. Maar de verwaarlozing van de algemene muzikale cultuur maakt me wel pessimistisch. Nu hoor je weer over bezuinigingen op het Prinses Christina Concours en het Jeugdorkest Nederland. Dat is tragisch.

„Hoop krijg ik van de positieve ontwikkelingen in de trombonewereld. Er is zo veel talent. Vroeger werd de trombone vooral heel technisch bespeeld, maar we gaan steeds muzikaler spelen. We krijgen meer en meer uit het instrument.”

Waar ben je over vijftien jaar in je stoutste dromen?

„Ik zie mezelf wel studenten hebben. Of ik altijd trombone blijf spelen weet ik niet, maar ik blijf zeker tot m’n 70ste componeren. Ik verdiep me nu in de mogelijkheden van strijkinstrumenten, en ik heb nog veel ideeën voor bastrombone.”