‘Ik heb niks gedaan’ of was het meedoen aan babbeltrucs juist ‘onvoorstelbaar lelijk’?

De zaak

De drie rechters proberen het vandaag met Ahmad (22) zo onbewogen mogelijk te houden. Maar dat wil niet steeds lukken. Ook door Ahmad zelf. Die probeert én gevoel te tonen én te beweren er „niks mee te maken te hebben”. Maar wel dat het „vreselijk” is. Bijvoorbeeld „als het mijn ouders zou overkomen”. Maar het is zijn ouders niet overkomen, maar juist een stuk of vijf ándere bejaarden. Die hebben zich aan de deur sieraden laten ontfutselen, cash, pinpassen, trouwringen, iPads. En nu, een half jaar later, zijn ze nog steeds angstig en ontredderd als de bel gaat. Ahmad zou een hoofdrol hebben gespeeld.

Vijf minuten voor de zitting arriveert z’n advocaat, die een hand geeft, zwijgt en in z’n telefoon verdwijnt. Hij zal hem routineus verdedigen: vrijspraak graag, want het bewijs is te zwak en de conclusies zijn speculatief. Van méér gevangenisstraf dan de 103 dagen voorarrest „zal de maatschappij niet beter worden”. Een taakstraf is beter. „Cliënt vertoonde bij arrestatie geen pro-criminele houding” en hij stelde zich „begeleidbaar” op. Dit was z’n eerste misdrijf. En: „Dit zien we vaker”.

In de andere toga’s broeit echter boosheid. De officier wil van Ahmad weten „in je eigen woorden” wat hij dan „zo erg vindt”. Eén rechter bitst dat „zwijgrecht wel héél makkelijk” is. Of hij ook „nadenkt over de gevolgen”? Is het ook niet „onvoorstelbaar lelijk” om zoiets te doen?

Ik zou zelf niet willen dat mensen dit mee moeten maken.

Ahmad
verdachte

Maar ik heb niks gedaan, zegt Ahmad terug. „Ik zou zelf niet willen dat mensen dit mee moeten maken.” Dat zijn loze woorden, schampert de rechter. „Die zijn niets waard”. Aan het eind van de zitting erkent Ahmad te hebben geleerd van „mijn fout”. Maar die blijft dan beperkt tot de afspraak via Snapchat om voor 100 euro „een tas” op te halen. Alleen blijkt uit het onderzoek dat Ahmad ten minste vier maal hoogbejaarden ook elders kostbaarheden aan de deur afhandig maakte.

Eerst werd hen dan telefonisch wijsgemaakt dat er „politie in burger” zou komen om hun kostbaarheden in veiligheid te brengen in een „kluis van De Nederlandse Bank”. Dat was nodig omdat er „in de buurt” een klopjacht gaande was op overvallers. Of omdat „vanuit het buitenland” geprobeerd was geld af te schrijven „van uw rekening”. De pinpas moest dan „omgeruild”. Degene die aan de deur zou komen kende dan een bepaalde cijfercode. De telefonist was dan „van de politie” of „van de bank”. De telefonades konden uren duren.

Dat Ahmad tenslotte door de politie „uit z’n auto werd getrokken” was de verdienste van één 94-jarige die 112 belde. De „beloofde 100 euro” kreeg Ahmad nooit, vertelt hij de rechters. Wie hem dan via Snapchat had gerekruteerd, geen idee. Maar waarom had hij dan 3.000 euro cash op zak, toen hij werd gearresteerd? Gewonnen in het casino, zegt hij, bedoeld voor een vakantiereisje.

Het voorarrest had hij „heel zwaar” gevonden. In een cel en dan maar „denken, denken, denken”. Het herinnerde hem aan het leven tot z’n zestiende in het Arabische vaderland waar z’n familie onder oorlog en vervolging leed. Van die andere babbeltrucs weet hij niks.

De rechtbank noemt zijn handelwijze slinks, geraffineerd en gewetenloos

De voorzitter leest op vlakke toon het technisch bewijs voor. Z’n auto was door de kentekencamera’s op weg naar de slachtoffers gesignaleerd, z’n telefoon was fysiek in hun buurt gesignaleerd, zijn nummer was gebruikt. Op z’n telefoon een filmpje waarin hij met „waaiers briefgeld” pronkte. En waarom zocht hij op internet op „goud” en op horlogemerken? Het signalement van de „haler” klopte. De kletsverhalen en valse namen waren in al die gevallen vrijwel identiek. „Zwijgrecht”, zegt Ahmad.

De officier meent dat er overtuigend bewijs is voor alle gevallen van oplichting. Hij heeft „groot leed” teweeggebracht, ze noemt de babbeltrucs „geraffineerd”. Op basis van de richtlijnen eist ze 20 maanden cel, waarvan 6 voorwaardelijk met twee jaar proeftijd. De schade die de slachtoffers eisen, zo’n 65.000 euro, moet hij ook vergoeden. En wel direct aan de staat, die dat voorschiet aan de slachtoffers, mits de rechter dat beslist.

Het oordeel

De rechtbank veroordeelt Ahmad tot 16 maanden cel, waarvan 4 voorwaardelijk wegens oplichting „door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels”. Hij krijgt twee jaar proeftijd en toezicht van de reclassering die bestaat uit leefstijltraining „of een andere gedragsinterventie” gericht op verslaving en middelengebruik. Tijdens de proeftijd moet hij begeleid wonen, werken of een opleiding volgen en inzage bieden in z’n financiën „om aan te kunnen tonen dat zijn schulden niet verder oplopen en zich houdt aan de afbetalingsregelingen”.

De straf is iets lager dan geëist omdat de rechtbank het plegen „gekwalificeerde diefstal” in vereniging niet bewezen acht. Daarvoor is het nodig dat de goederen onvrijwillig worden afgegeven – daarvan was geen sprake. Ook moet hij mede daarom een iets lager bedrag dan geëist aan schadevergoeding betalen: 61.500 euro. De staat zal dat voorschieten. Bij niet betaling door Ahmad aan de staat moet hij dat tekort „aanvullen” met 323 dagen gijzeling.

De rechtbank noemt zijn handelwijze slinks, geraffineerd en gewetenloos. De oplichting van kwetsbare bejaarde mensen wordt „diep triest” genoemd omdat „de laatste fase van hun leven” nu wordt gekenmerkt door angst en wantrouwen. Hem wordt verweten „geen enkele verantwoordelijkheid te nemen”. Dat hij de gebeurtenissen „heel erg’ vindt noemt de rechtbank „huichelachtig”.