‘Ik droom van mijn eigen keten van Assani-winkels in Nederland’

Dit ben ik Iedereen heeft verschillende identiteiten. Hoe worden we wie we zijn? Deze keer: de Syrische Alaa Assani (31), die een kledingzaak heeft aan de West-Kruiskade in Rotterdam.

De Syrische kleermaker Alaa Assani: „Toen ik mijn verblijfsvergunning kreeg, wilde ik zo snel mogelijk voor mezelf beginnen.”
De Syrische kleermaker Alaa Assani: „Toen ik mijn verblijfsvergunning kreeg, wilde ik zo snel mogelijk voor mezelf beginnen.”

Foto Walter Herfst

„Mijn hand ophouden is niets voor mij. In Syrië kan dat ook niet. Als je werkt, heb je geld om voor je gezin te zorgen. Werk je niet, dan heb je niks. Alleen als je oud bent of ziek kan je thuisblijven. Toen ik mijn verblijfsvergunning kreeg, wilde ik zo snel mogelijk voor mezelf beginnen. Ik dacht: ik begin klein en word groot.

„Ik kom uit Aleppo. Mijn vader was eigenaar van een tapijtfabriek. De meeste tapijten gingen naar Saoedi-Arabië, een klein deel werd verkocht in Syrië. Hij had ook een klein kledingfabriekje. School was niets voor mij, ik ging in de leer bij een kleermaker. Toen ik het vak onder de knie had, kon ik aan het werk in de fabriek. Ik werd daar snel een baasje, ook al was ik pas zestien. Op die leeftijd trouwde ik. Mijn vader vond dat een goed idee. Al snel kon ik me een eigen huis veroorloven. Mijn oudste kind, een meisje, is nu twaalf jaar. De twee jongens zijn acht en zes.

„Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in kleding. Ik hou van een goed afgewerkte pantalon, perfect op lengte. Een strak gesneden jasje, dat mooi om de schouders valt, vind ik prachtig. Ik vind het geweldig als een man zijn best doet om zich goed te kleden. Bij een vrouw trouwens ook. Als een kledingstuk kapot is, of vermaakt moet worden, vind ik het leuk om te proberen of ik het mooier krijg dan nieuw.”

Huis gebombardeerd

„Toen ons huis en mijn fabriek werden gebombardeerd, ben ik gevlucht. Ik wilde naar Nederland, omdat daar al familie woonde. Een broer woont in Rijswijk, mijn lievelingsneef in Spijkenisse, een oom, tante en zes neven wonen in Capelle, en in Rotterdam wonen nog een aantal familieleden. Mijn vader is omgekomen in de oorlog. Daarna is mijn moeder ook naar Nederland gekomen, zij woont bij mijn broer in Rijswijk.

„Ruim zes jaar geleden, kwam ik aan in Nederland. Ik zat drie maanden in een asielzoekerscentrum in Arnhem, daarna kreeg ik een huis in Gendt. Dat ligt vlak bij Arnhem. Mijn vrouw en twee kinderen kwamen. De jongste is in Nederland geboren. Ik heb ervoor gezorgd dat het huis er pico bello uitzag voordat ze er waren.

„Mijn vrouw en ik moesten een inburgeringscursus doen. Zij slaagde meteen voor alle examens. Ik had er meer moeite mee. Ik ben toch meer een doener. Ik wil ontzettend graag ondernemen. Yousef, mijn neef uit Spijkenisse, heeft me enorm geholpen. Hij is als een broer voor me. Ik noem hem ook ‘mijn broer’. Hij heeft een Syrische vader en Nederlandse moeder, is hier opgegroeid, kent de wegen, de regels en de bureaucratie. Hij zorgde ervoor dat ik stage kon lopen bij een kleermaker. Hij vond dat ik moest leren hoe Nederlanders met elkaar omgaan. De interactie tussen verkoper en klant is in Nederland anders dan in Syrië.

„In Syrië kan een verkoper zijn advies bijna aan de klant opleggen. Bij Nederlanders kan dat ‘dwingend’ overkomen, al zijn er zeker ook klanten die die eerlijkheid kunnen waarderen. Ik heb moeten leren om genuanceerd te adviseren. De klant is koning, in Nederland moet de klant dat ook echt voelen. Ik zeg nu niet meer tegen een klant dat ik iets niet mooi vind. Ik zeg: ‘Het is best mooi, maar als je mij toestaat, kunnen we er nóg iets mooiers van maken.’”

Alaa Assani: „Als mensen met een uitkering gaan solliciteren maar geen geld hebben voor een pak, dan krijgen ze dat van mij.”
Foto Walter Herfst

Ongelukkige start

„Met de hulp van Yousef ben ik drie jaar geleden een zaak begonnen in Rotterdam aan de West-Kruiskade. Het was een ongelukkige start, want tegelijkertijd brak de coronapandemie uit. Ik vond dat heel lastig. Maar we hebben doorgepakt en de pandemie uitgezeten. Nu loopt het goed.

„We hebben een kledingreparatieafdeling, en we verkopen kleding. Vooral mijn eigen merk pakken voor heren. Die laat ik maken in Turkije. Ik maak ook trouwjurken. De West-Kruiskade is een drukke straat. Dat leek me een goede plek. Dan heb je veel aanloop.

„In de zaak ben ik nooit alleen. Ik heb altijd wel een neefje dat hier wil werken. Mijn Nederlands is nog steeds niet perfect, maar ik red me ermee. Als er een misverstand dreigt, dan bel ik Yousef. Die helpt me dan via de telefoon.

„In Rotterdam zijn meer arme mensen dan ik dacht. Als mensen het niet kunnen betalen, dan geef ik korting. Studenten krijgen ook korting. Ik werk samen met ‘Dress for succes’. Als mensen met een uitkering gaan solliciteren maar geen geld hebben voor een pak, dan krijgen ze dat van mij.

„De ene persoon gaat beter gekleed dan de ander. Kijk maar op straat, dan zie je grote verschillen. Maar als ze binnenkomen, let ik daar niet op. Ik kijk of ze blij zijn als ze naar buiten gaan.

„Ik wil een tweede zaak in Amsterdam. Het liefst wil ik meerdere zaken. Ik droom van een keten van Assani-winkels in Nederland. Dat wordt druk, maar dat geeft niet. Ik ga eerst een paar jaar moe worden. Dan hoop ik dat het goed loopt en ik veel kan overlaten aan mijn personeel.

„Syrië mis ik wel. Tenminste, het Syrië van vroeger, van voor de oorlog. Onze hele familie woonde dicht bij elkaar. We zagen elkaar al als je de deur uit liep. We gingen vaak bij elkaar eten, uit eten, buiten op straat waterpijp roken. Inmiddels wonen er best veel Assani’s in Nederland. Maar als ik bij mijn moeder op bezoek wil moet ik een uur met de auto. Dat is toch heel anders.”

Aanmeldingen: [email protected]