N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview Het nieuwe album van zangeres en liedjesschrijver Roos Rebergen alias Roosbeef heet Zomer in Nederland. „Dat kan gezellig overkomen misschien, maar het is eigenlijk enigszins treurig bedoeld.”
Natte sneeuw in Antwerpen op de dag die te boek staat als de ‘somberste’ van het jaar. Het is een aardig contrast met de titel van het nieuwe, vijfde album van Roosbeef: Zomer in Nederland. Zangeres en liedjesschrijver Roos Rebergen, alias Roosbeef van de gelijknamige Nederlands-Vlaamse band, grinnikt er een beetje om aan haar keukentafel. „Ik had dus eigenlijk helemaal geen idee wanneer dat album zou uitkomen.”
Haar retrokeuken katapulteert terug naar de jaren zeventig. Veel is er oranje: van de keramische tegeltjes aan de muur tot het nieuwerwetse koffieapparaat op het aanrecht. „Dat we overigens nog niet zo lang hebben”, zegt ze. „Mensen geven ons door deze keuken veel oranje spullen cadeau.” De verwarmingen in het huis zijn bruin, net als de plavuizen en het vele houtwerk. Veel hebben Roos Rebergen en haar echtgenoot Paul de Lange zo gelaten toen ze in 2019 met dochtertje Jackie hun ruime huis in de multiculturele Antwerpse wijk Het Kiel betrokken. Vernieuwing, och. Maar in de kinderwagen ligt wel een blakend, vers nieuw mensje, Jo geheten.
Roos Rebergen (bijna 35) had het zo gepland: haar nieuwe Roosbeef-liedjes moesten klaar zijn voor ze weer zwanger zou worden. Want ze wist nog goed hoe na de komst van hun eerste dochter in 2017 haar schrijfinspiratie lange tijd uitdoofde. „Moest er dan nog een plaat komen, dan duurt dat eeuwen.” En nu is die plaat gewoon al af. En staat er een tournee door België en Nederland op stapel.
De kakelverse elpee ligt op tafel. Op de cover staat Rebergen, op haar rug gezien, roodbruine haren in een poort van licht. Klein lachje. „Mijn vader maakte die foto.” Net als voor haar derde album Kalf in 2015. Schrijven, beneden in haar studiokamer aan de tuin, gitaar erbij, soms de piano, was voor Rebergen een houvast in coronatijd. Kleine zinnetjes maken. Woordjes proevend herhalen. Klinkt het of is het gek? En, in de fluks dansende gedachtesprongen van Rebergen: bestaat dit woord al of is het haar fantasie? In de twee jaren van lockdowns en beteugeld leven viel de tournee rondom haar album Lucky in het water. Soms was er nog een optreden. Meestal niet.
„Zomer in Nederland”, herhaalt ze de albumtitel nog eens. „Dat kan gezellig overkomen misschien, maar het is eigenlijk enigszins treurig bedoeld. Benauwend. Burgerlijk. In het nummer stip ik de vluchtelingencrisis aan en hoe we erg met onszelf bezig waren in coronatijd. Dat we niets meer konden doen.” Smalend: „Wat erg was dat allemaal voor ons.”
Maar ze had er ook last van, zegt ze. De speeltuinen die afgezet waren met rood-witte linten. Die avondklok. „Ik voelde me bozig in het begin. Ik wilde gewoon naar buiten.” De mens vergeet gelukkig snel hoe lastig en raar die onbestemde tijd was, zegt ze. Wel zo gezond. „De chagrijnigste mensen zijn zij die altijd denken aan wat er vroeger allemaal mis is gegaan.” Blij is ze hoe ze die energie van toen in iets positiefs heeft weten om te zetten.
Er is met de jaren Vlaams geslopen in de taal van Roosbeef. „Ik heb gene comfortzone”, zong ze al in haar nummer ‘In Mijnen Tijd’. Nu komt ‘gene’ terug in de nieuwe mijmersong ‘Mandola’, een van de prettig meeslepende singles op de nieuwe plaat. Ook typisch: een woordje als ‘elkander’. Of net bij de ontvangst toen ze beneden, de woonkamer is op de eerste verdieping, de voordeur opendeed: „Bedankt om te komen.”
Ha, ze probeert het niet te doen, zegt ze, ietwat betrapt. Even wendt ze haar ogen, licht geloken, verlegen af. Dan: „Ze vinden mij hier trouwens nog heel Nederlands klinken.” Met haar zachte stem kan ze wat hakkelen en zoeken naar woorden. Haar zinnen eindigen vaak met een ‘ik weet niet’, ‘of zo’ of ‘denk ik’. „Ik denk weleens: eigenlijk kun je beter niet praten Roos”, merkt ze op, misschien wel vooral tegen zichzelf. „Als ik schrijf neem ik de tijd tot het klopt, tot ik weet wat ik wil zeggen. In het echt vind ik dat heel moeilijk. Dat had ik als kind al. Als mensen snel overal een mening over hebben, denk ik: hoe weet je dat nou, zo stellig en snel? Ik vind het mooi als mensen nadenken voor ze iets zeggen.”
Lees ook: Introverte Roosbeef laat stem dolen in de Rotterdamse Maassilo
Etiketten
In Antwerpen voelt ze zich thuis, het is er „prettig”. Haar verhuizing naar België, alweer een jaar of tien geleden, was om de muziek en de liefde. Veel van haar Belgische vrienden zijn muzikant. Bovendien voelt ze zich hier meer begrepen. In Nederland kon ze moeilijk loskomen van de indruk die ze achterliet als debutant: ze bleef naar haar idee maar die aandoenlijke zangeres met dat gekke eigen taaltje. Wat haar het meest stoorde? Dat ze haar naïef noemden. Is ze niet.
Als Roosbeef voert Roos Rebergen sinds haar debuutalbum Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten (2008) mensen mee in haar eigen belevingswereld. Ze is dan achttien jaar; piekerig, wijnrood geverfd haar, brutale uitstraling. Een wat wankele zangstijl in een kleinkunstig soort folk. In eerste instantie spreekt dat nog niet een heel groot publiek aan.
Maar op platen daarna (Omdat Ik Dat Wil, 2011 en Kalf, 2015) ) worden juist haar non-conformisme en kinderlijke onbevangenheid haar grote kracht. Roosbeef valt op met ontwapende, droogkomische teksten. Harten wint ze met De Speeldoos (deel 1 en 2), waarop ze met Torre Florim (frontman van rockband De Staat) liedjes maakt, geïnspireerd door gedichten van verstandelijk beperkte mensen. Het is lichtvoetig, poëtisch maar heeft een diepere, melancholische ondertoon. Haar derde cd Kalf (2015) overrompelt door hoe ze woorden geeft aan het gevoel outsider te zijn. „De hoofdrol op het album is voor Roosbeefs vrijmoedige, maffe, soms liederlijke, soms kwijnende zangstem”, schrijft NRC.
In Nederland bleef ze maar die aandoenlijke zangeres met dat gekke eigen taaltje
Tot haar achttiende woont ze met haar ouders en haar oudere broer op een boerderij in Duiven (Gelderland). Een rustige, beschermde plek. Ruimte. Dieren. Ze groeit op met folk- en countrymuziek en haar ouders nemen de kinderen mee naar muziekfestivals. Eens per jaar organiseert de familie Rebergen zelf een festival, Koeioneur, op de boerderij. In en rondom de stallen, bij de mestsilo. Daar gaan straattheater en muziek hand in hand.
De Amerikaanse countryzangeres Patsy Cline (bekend van evergreen ‘Crazy’) zet als kind haar muziekhart open. De jonge Roos houdt zelfs een spreekbeurt over haar. „Een soort zingende huisvrouw met hartzeer.” Daarna doet de countryrock van Lucinda Williams zijn intrede in de tienerkamer – stoerder en rauwer. Rebergen valt voor „de simpelheid van haar woorden”.
Introvert en dromerig is ze, als jong meisje. Maar verkleed als cowgirl op het podium, in het middelpunt van belangstelling, leeft ze als tiener op. Zingen, grappig zijn, met toehoorders kán ze het. „Het podium was altijd mijn veilige plek.” Ze kan er zeggen wat haar in gewone omgang met mensen lastiger lukte. Op haar debuutplaat uit 2008 staat het liedje ‘Boerderij’. Daarin bezingt ze hoe het huis van haar ouders plat moest van de gemeente. „Tis mooi, tis klaar, tis goed, tis gedaan. Tis op, tis rond, het wordt plat.” Haar ouders verhuizen naar de Achterhoek. Rebergen gaat op kamers in Utrecht wonen.
Moeilijk, vindt ze het, om er haar draai te vinden. Ze leeft ongeorganiseerd omdat ze niet zou weten hoe ze het allemaal aan zou moeten pakken. Ook kampt ze met mentale onrust en zwaarmoedigheid. Het is een hobbelige weg naar volwassen worden, omschrijft ze deze periode. Soms wordt ze overvallen door golven van intense tristesse.
Nog altijd trouwens, zegt ze. Nee, die stormen in haar hoofd zijn beslist niet gaan liggen in haar latere leven. Maar voor we het er lang over gaan hebben, ondervangt ze spits, het gaat beter dan vroeger. Ze zorgt goed voor zichzelf en heeft meer vertrouwen gekregen dat de zwaarte weer wegtrekt, al dan niet met medicijnen. En, ze ziet nu de positieve kanten van haar hoogsensitiviteit. „Doordat al mijn kanalen wijd open staan kan ik beeldende dingen maken. Ik kan het juist abnormaal vinden dat mensen bepaalde dingen niet zien of voelen!”
Lees ook:Omdat Roosbeef het wil
Amerika
Een anker vindt ze in Paul de Lange, die al op de boerderij komt als vriend van haar broer. Als timide tiener slaat ze hem gade: ‘Die is wel erg aanwezig’. Als ze elkaar, zeven jaar terug, weer tegenkomen, wonen ze binnen een paar maanden samen. En ze trouwen.
In 2016 brengt Rebergen een dichtbundel uit, Ik ben al 11 jaar geen 16 meer. Dat jaar, Trump wordt de Amerikaanse president, verhuizen ze voor een tijd naar Lexington, Kentucky. Haar echtgenoot is natuurkundige en gaat er aan de universiteit van Kentucky onderzoek doen naar zwarte gaten. Al snel krijgen ze er een dochter.
In hun grote Amerikaanse huis, zegt Rebergen, is altijd plek voor gasten. Leuk, vindt ze het, om rodeo’s te bezoeken – ze heeft iets met cowboyromantiek – en ze luisteren graag bluegrass-muziek in barretjes. „Van een oud treinstation tot zo’n foute eettent die Willy’s heet. De band speelt er rustig naast zes tv-schermen met sport. Geweldig hoe ze zich daar niet beledigd voelden als er teveel lawaai was. Daar kon ik wat van leren. Ik nam het vroeger heel persoonlijk als er door mijn muziek heen werd gepraat.”
Twee jaar wonen ze uiteindelijk in Amerika voor ze teruggaan naar Antwerpen. Op haar vorige album ‘Lucky’ komen elementen uit die tijd terug. „Het was goed een tijdje ergens anders rond te kijken. Mijn liefde voor Amerika is groot en de ‘Bluegrass state’ beantwoordde de behoefte in een andere wereld te zijn toen het thuis een beetje op was.” Onverwacht was haar heimwee. „Met enkel mijn kindje werden de dagen wat eentonig. Ik ging terugverlangen naar optredens.”
Toen zij als Roosbeef begon, was zingen in het Nederlands nog helemaal niet zo logisch. Nu is er een warm Nederpopklimaat, met een golf aan jonge artiesten die succesvol zijn in het Nederlands, van elektropop tot hiphop. „Ik zie mij niet als voortrekker, of zo”, zegt ze. „Ik weet nog dat het niet zo in de smaak viel en dat ik, of een artiest als Lucky Fonz III, nauwelijks serieus werd genomen. Nu is er veel Nederlandstalig, maar ik zie of voel dat niet als concurrentie. Ik vind het alleen niet allemaal even goed. Veel is me te plat en te vlak. Kinderlijk ook. Een eigen taal zoals De Jeugd van Tegenwoordig die ontwikkelde, trekt me meer.
„Het Nederlands heb ik altijd een mooie taal gevonden om in te zingen. Maar het moet wel goed klinken. Ik ben heel secuur met mijn woorden. De woorden moeten iets sexy’s en zekers krijgen, zoals in het Engels. Klinken met betekenis.” Neem de zin: „Ik heb je rug”, de vertaalde Engelse uitdrukking ‘I got your back’. „Internationaal, op zijn Nederlands.”
Op haar nieuwe plaat trekt Roosbeef een stevigere, broeierige sfeer op van kloppende drums en een jagende, aanzwellende gitaar. De onderkoelde zang komt soms als flarden in de mist. En dan is ze weer helderder, dichtbij in de microfoon. Bezwerend soms, zoals ‘Ik heb je rug’. Mooi dat zinnetje: „Mijn zinnen zullen zwieren.” Dat is precies wat er gebeurt in Roosbeefs nieuwe muziek.
Kleine, dagelijkse dingen
De rocksound tekent haar ambitie, knikt ze. Ze heeft die meer dan ze dacht en droomt van de zomerfestivals met deze band. In deze muziek zit veel plezier, vindt ze zelf. Of beter gezegd: lichtheid door de melodieën. Lach. „Maar het is wederom niet per se een vrolijke plaat. Vooral een realistische. Ik vertel verhalen. Er zitten heel veel…”
Ze hapert. Wat ging ze zeggen?
Ze is het kwijt, schudt haar hoofd. „Sorry, soms ben ik zo.”
Schrijvend lijkt Roos Rebergen de woorden te vinden die ze pratend niet kan vangen. Speels vergroot ze kleine, dagelijkse dingen. Deed ze dat vroeger vrij specifiek in nauwkeurige beschrijvingen, nu doet ze dat associatiever. Er is meer beeldtaal, door het noemen van enkele woorden. Of het is een schetsmatige opeen vegen van gebeurtenissen of gedachten in een bijvoorbeeld sinistere sfeer. „Arme slechterik, de klok kijkt boos, zelfs in Brussel is het kalm.”
Van zulke zinnen wordt ze blij. „Dat bekt goed. Ik zeg iets, ook al zeg ik niets.”
Haar liedjes zijn ook dé manier om te weten wat er in haar omgaat. „Ik communiceer in wezen via de muziek. Niet dat ik de hele dag thuis niets zeg hoor. En het gaat ook niet van: ‘Paul, luister hier eens naar dan weet je hoe het met me gaat’. Maar omdat de artiest Roosbeef niet altijd op de voorgrond staat, is het fijn dat hij mij op die manier ook begrijpt.
Aarzelend: „Maar via mijn liedjes leerden mijn ouders mij vroeger wel kennen, denk ik. Zo begrepen ze iets meer waarom ik zo vaak verdrietig was. Toen ik laatst een liedje op de radio uitlegde, zei mijn moeder: ‘Wat leuk, ik wist niet dat het daarover ging’. Dan denk ik: hoezo niet, dat zeg ik toch al in dat nummer? Maar ik ben er best streng over: bij te veel uitleg vergiftig ik het. Dan wordt plat wat poëtisch was.”
In het nummer ‘Vergeten Groenten’ gaat het om het streven het goed te willen doen als ouder en dat het soms niet zo erg lukt. Die worsteling, zegt ze. „Dat je het leven doorgeeft terwijl je het zelf ook niet zo goed weet.” Terwijl ze haar baby gaat voeden, zegt ze dat het gezin haar de structuur biedt die ze nodig heeft. „Ik zorg graag en ben gek op de kinderen. Het is fijn dat ik niet alleen ben. Muziek heb ik nodig, maar ik blijf overeind met een stabiel thuis. Ik merk het direct: als ik alleen ben wordt alles meteen een zooi, vergeet ik zomaar ineens te eten.”
Een artiestenleven met de kinderen mee op tournee ziet ze dan ook weer niet voor zich. „Nee hoor. Het busje rijdt altijd weer ’s nachts terug naar Antwerpen. Zo ver is het allemaal ook niet.”