N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Terugkeerders Nigeriaanse migranten die op de tocht naar Europa in Libië strandden, hopen met steun van de VN en de EU thuis een toekomst op te bouwen. Het optimisme is van korte duur.
Over het eten raakt Ahmad (27) niet uitgepraat. „Delicous! Zo lekker aten we thuis in Kano niet eens”, zegt de Nigeriaan terwijl hij langs de kantine van het doorgangscentrum loopt. „En drie keer per dag! In de gevangenis in Libië kregen we een keer per dag brood, en meer niet.” Vier dagen geleden keerde Ahmad samen met 125 andere Nigeriaanse migranten terug naar Nigeria uit Libië met een door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) gecharterd vliegtuig. Nu verblijven hij en de anderen een week in dit doorgangscentrum in het uiterste westen van Lagos. Hier worden ze voorbereid op hun terugkeer naar huis, een plek die de meeste van deze migranten jaren geleden gedagzegden.
Het doorgangscentrum werd in 2021 geopend met financiële steun van de Europese Unie en krijgt tot komend voorjaar nog eens 12,7 miljoen euro uit Brussel. Het maakt deel uit van een gezamenlijk initiatief van de EU en de VN-organisatie IOM voor de bescherming en reïntegratie van migranten. Het centrum opende zijn deuren in mei en herbergde sindsdien zo’n 1.700 terugkerende Nigerianen uit met name Libië. Behalve goed eten biedt het centrum ook medische en psychosociale zorg voor de terugkeerders die onderweg vaak traumatische ervaringen meemaakten.
Ahmad vertrok twee jaar geleden van huis. Voordien verkocht hij mobieltjes op de markt in Kano, de grootste noordelijke stad van Nigeria, totdat een brand zijn hele handel in as legde. Toen besloot hij naar Europa te vertrekken, zegt de afgestudeerde statisticus: „De economie in Nigeria is zo slecht. Zelfs met mijn diploma zag ik hier geen kansen. En mijn ouders zijn arm, die rekenen op mij.”
Beestachtig behandeld
Twee keer probeerde hij de Middellandse Zee over te steken, en beide keren werd het bootje gesnapt door de Libische kustwacht en belandde hij in de gevangenis. „We werden beestachtig behandeld”, zegt hij hoofdschuddend terwijl hij verder loopt over het terrein van het doorgangscentrum.
Lees ook Van de helse boot naar de helse cel
Met slaapbarakken links en rechts, een recreatieruimte met biljart en tafeltennistafel en een trapveldje heeft dat iets weg van een schoolkampaccomodatie. In de schaduw zitten groepjes mensen te kletsen, ergens klinkt een transistorradio. De terugkeerders zien er een stuk ontspannener uit dan bij aankomst op het internationale vliegveld van Lagos, toen velen nachtenlang niet hadden geslapen en er vooral werd gezwegen, op het gejengel van oververmoeide kinderen na.
„Ik voel me weer mens. Ik dank God en de VN die me heeft teruggebracht naar Nigeria”, zegt hij tevreden. Hij meldde zich aan voor vrijwillige terugkeer bij het IOM-kantoor in Tripoli omdat hij van een vriend had gehoord dat je bij thuiskomst financiële steun kon krijgen. Ahmad hoopt op een kapitaaltje waarmee hij weer een eigen bedrijf kan opzetten: „Dan ga ik de volgende keer legaal naar Europa, als succesvolle zakenman met een paspoort en een visum.”
De terugkeerders hebben recht op steun op maat, al naar gelang hun eerdere ervaring en het verwachte succes van hun plannen. Die steun wordt in natura geleverd, door bijvoorbeeld bij te dragen aan een opleiding of het opstarten van een bedrijfje. Per persoon is daarvoor maximaal 1.500 euro beschikbaar. Dat is in Nigeria, waar naar schatting 40 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft, een kapitaal.
Wordt zo’n bedrag niet een perverse prikkel voor andere Nigerianen om ook maar richting Libië te gaan, in de hoop bij terugkomst die steun op te strijken? Ruth Mbugua van het IOM legt uit dat de organisatie dat hoopt te voorkomen door niet alleen te focussen op terugkeerders, maar ook andere mensen in dezelfde gemeenschap met hetzelfde profiel in aanmerking te laten komen voor de steun: „Zodat zij ook kansen krijgen zonder dat ze daarvoor illegaal de grens over hoeven.”
Vrouwenhandel
In het doorgangscentrum zit Precious op een achterafje in de recreatiezaal, terwijl de getuigenissen van lotgenoten door de ruimte schallen. Iedere middag is er een bijeenkomst waar de terugkeerders hun ervaringen delen. Maar de 21-jarige hangt haar verhaal niet aan de grote klok.
Op haar zestiende beloofde de pastor van de kerk haar een schoonmaakbaantje bij een oudere vrouw in Italië, zegt ze. Toen ze in Libië aankwam en de pastor belde, nam die zijn telefoon niet meer op. De chauffeur die haar naar Noord-Afrika had gereden verkocht haar vervolgens aan een lokaal bordeel. „Ik was nog een baby, wist niet eens wat seks was”, zegt Precious toonloos.
Ze is inmiddels hiv-positief gebleken, reden waarom ze niet meer werken kon in Libië. „Toen ik dat hoorde, wilde ik er een eind aan maken.” Het feit dat haar vader op haar rekende als oudste dochter, hield haar tegen. Hij kan niet wachten tot zij thuis is, en denkt nog altijd dat zij in de schoonmaak heeft gewerkt. Dat laat ze zo: „Hij is oud, ik wil hem de waarheid niet aandoen.”
Vrouwelijke terugkeerders zijn vaak slachtoffer van vrouwenhandel, en zelfs zij die enkel in de huishouding werkten zijn uitgebuit en veelal misbruikt. Daarom is er in het doorgangscentrum ook psychosociale hulp beschikbaar. Maar Precious put de meeste hoop uit de financiële steun die ze verwacht. Ze zou graag een kapsalon beginnen, zegt ze: „Ik bid dat ze me financieel helpen zodat ik voor mijn vader en de familie kan zorgen.”
Geduld
Nog drie dagen hebben de terugkeerders in het doorgangscentrum, dan gaan ze naar huis met een bescheiden reisbudget van de IOM. Daar belanden ze weer in de Nigeriaanse werkelijkheid, eentje van 20 procent inflatie en 33 procent werkloosheid.
Twee weken later is Precious is de wanhoop nabij. „Niemand heeft geld.” Ze wil nooit meer weg bij haar vader, maar weet niet hoe ze in haar onderhoud zal kunnen voorzien, laat ze telefonisch weten.
Ook het optimisme van Ahmad is verdwenen. Alles is zo duur geworden en niemand heeft een cent te makken, klaagt hij in een telefoongesprek vanuit Kano. En de financiële steun van het IOM? „Ik wacht nog altijd op een telefoontje.” Hij overweegt zelfs weer te vertrekken: „Als er niets verandert, ga ik toch weer proberen naar Europa te komen. Mijn moeder vindt het afschuwelijk. Maar hier kan ik niet voor haar zorgen.”
Volgens het IOM moet hij geduld oefenenen: pas half november zijn de contactpersonen aangewezen die de terugkeerders moeten gaan bellen.